Plan: | Stationsgebied |
---|---|
Status: | onhegesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0091.2010Stationsgebied-onhe |
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen;
b. parkeervoorzieningen;
c. nutsvoorzieningen;
d. voor zover gronden zijn voorzien van één (of meerdere) bijzondere aanduiding(en) dan zijn de gronden tevens bestemd voor:
1. bergingen en stallingen voor voertuigen ter plaatse van de aanduiding garage;
2. spoorwegdoeleinden ter plaatse van de aanduiding spoorweg;
3. nutsvoorzieningen, waaronder begrepen sanitaire voorzieningen ter plaatse van de aanduiding nutsvoorziening;
4. evenemententerreinen ter plaatse van de aanduiding evenemententerrein,
alsmede voor:
e. groen en water;
f. fiets- en voetpaden;
g. nutsvoorzieningen;
h. andere verkeersvoorzieningen en ongelijkvloerse kruisingen, zoals straatmeubilair, viaducten, onderdoorgangen, tunnels en aquaducten;
met de daarbij behorende:
i. bouwwerken;
j. andere werken.
12.2 Bouwregels
Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht met dien verstande dat:
a. met betrekking tot gebouwen geldt dat:
1. de gebouwen uitsluitend binnen een bouwvlak mogen worden opgericht;
2. de maximum goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.;
b. met betrekking tot bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat;
1.
de
hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan die rechtstreeks ten
behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer dan
2.
de
hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde rechtstreeks ten behoeve van de
geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer dan
12.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: het inrichten van de gronden in afwijking van het op de verbeelding aangegeven dwarsprofiel indien dit op de verbeelding is aangegeven.
12.4 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 12.3 en toestaan dat van het op de verbeelding aangegeven dwarsprofiel wordt afgeweken, mits: geen verslechtering van de geluidssituatie optreedt.