HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan De Bouwen van de gemeente Smallingerland;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML - bestand NL.IMRO.0090.BP2009SBO001-0501 met de bijbehorende regels en bijlage;
1.3 aan- of uitbouw:
een toevoeging dan wel een vergroting van een ruimte aan een hoofdgebouw, die in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en qua afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 achtergevel:
de gevel aan de achterzijde van een (hoofd)gebouw;
1.7 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde;
1.8 archeologische waarden:
waarden van in de bodem aanwezige voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die door hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische betekenis van algemeen belang zijn;
1.9 bar:
een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.12 bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.13 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor werk aan huis c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.14 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.15 bestaand(e) (situatie):
ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:bestaand ten tijde van de eerste ter inzage legging van dit plan;
ten aanzien van het overige gebruik:bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan;
1.16 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.17 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.18 bijgebouw:
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand, gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw die qua afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;
1.19 bijzondere woonvorm:
een voorziening voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals bejaarden of gehandicapten;
1.20 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.21 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.22 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, vliering en zolder;
1.23 bouwmarkt:
een verkoopplaats, waarop het volledige assortiment aan (grove) bouwmaterialen, bouwgrondstoffen alsmede materialen voor het verrichten van bouw- en verbouwwerkzaamheden waaronder begrepen doe-het-zelf-producten, uit voorraad ten verkoop worden aangeboden;
1.24 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.25 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.26 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.27 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.28 café:
een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende de dag en een hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;
1.29 cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;
1.30 cultuurhistorische waarden:
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;
1.31 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.32 detailhandel in tuinartikelen:
detailhandelsbedrijven die producten aanbieden als boomkwerkerijproducten, bloemen en planten, bloembollen, zaden, meststoffen en tuingereedschap;
1.33 dienstverlening:
met detailhandel vergelijkbare activiteiten voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van het publiek, zoals een wasserette, kapsalon, makelaarskantoor of reisbureau, zulks met uitzondering van horecabedrijven;
1.34 doe-het-zelf-producten:
hout en houtwaren;
stenen, dakpannen en dergelijke;
bouwgrondstoffen en installatiemateriaal, waaronder sierpleisters, isolatiemateriaal, p.v.c.-artikelen, elektriciteitskabels/-snoeren, fittingen en overige elektrische artikelen, voor zover ze als bouwmaterialen zijn aan te merken;
pijpen, zand en cement;
kozijnen en deuren;
badkamers en kasten;
verf en verfwaren, lijmen en kit;
ijzerwaren;
behang en behangbenodigdheden;
buiten-zonwering;
open haarden;
gereedschappen ten behoeve van de bouw;
1.35 eindwoning:
een woning, die deel uitmaakt van een rij van meer dan twee aaneen gebouwde woningen, en die met de andere woningen in die rij slechts aan één zijde is verbonden;
1.36 erker:
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling;
1.37 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.38 garagebox:
een zelfstandig gebouw bedoeld voor stalling van auto's;
1.39 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.40 gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
1.41 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
1.42 geluidsgevoelige functies:
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
1.43 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.44 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.45 grove bouwmaterialen:
materialen waaruit op te richten bouwwerken primair zijn samengesteld, machines en materialen welke voor het verrichten van bouwwerkzaamheden nodig zijn. Onder bouwmaterialen worden niet begrepen materialen welke uitsluitend dienen voor versiering, aankleding, inrichting en gebruik van bouwwerken;
1.46 hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.47 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, de functie en de bouwmassa als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.48 horecabedrijf en/of -instelling:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.49 horecabedrijf categorie 1:
een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit-restaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
1.50 horecabedrijf categorie 2:
een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;
1.51 horecabedrijf categorie 3:
een horecabedrijf, dat voornamelijk is gericht op het 's avonds en/of 's nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-dancing, discotheek, nachtclub en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
1.52 horecabedrijf categorie 4:
een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café-restaurant;
1.53 hotel:
een horecabedrijf waar tegen vergoeding, naast logies ook maaltijden en dranken kunnen worden verstrekt;
54 individueel aaneengebouwd (hoofd)gebouw:
een (hoofd)gebouw, op een zodanige wijze aaneengebouwd, dat er sprake is van visueel zelfstandige bebouwing, tot uitdrukking komend in het onderling verschil in goothoogte, dakvorm en/of gevelbelijning;
1.54 individueel aaneengebouwd (hoofd)gebouw:
een (hoofd)gebouw, op een zodanige wijze aaneengebouwd, dat er sprake is van visueel zelfstandige bebouwing, tot uitdrukking komend in het onderling verschil in goothoogte, dakvorm en/of gevelbelijning;
1.55 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist;
1.56 kampeerterrein:
een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;
1.57 kantine:
een restauratieve voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van etenswaren, eenvoudige maaltijden en/of dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling;
1.58 kantoor:
een gebouw dat door indeling en inrichting kennelijk is bestemd te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;
1.59 kap:
een dakafdekking van een gebouw met een geheel of gedeeltelijk hellend dakvlak;
1.60 kunstobject:
voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde;
1.61 kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.62 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.63 landschappelijke waarden:
de cultuurhistorische en visuele waarden van het landschap;
1.64 logiesverstrekking:
een horecabedrijfsactiviteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, zoals een hotel, pension of kampeerboerderij;
1.65 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, medische, religieuze, sociale, culturele en voorzieningen op het gebied van openbare dienstverlening;
1.66 maatvoering:
de regels met betrekking tot de toegestane goothoogte en/of bouwhoogte en/of dakhelling en/of het bebouwingspercentage;
1.67 meetverschil:
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een op de kaart aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
1.68 mensa:
een eetgelegenheid voor leerlingen of studenten;
1.69 meubels:
huisraad voor het stofferen van een vertrek, zoals tafels, stoelen, kasten en bedden;
1.70 milieuafstand:
de grootste voor een bepaald bedrijfstype in acht te nemen (richtlijn)afstand ten opzichte van een milieugevoelige functie in verband met door dat bedrijfstype veroorzaakte hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
1.71 milieusituatie:
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
1.72 natuurtoets:
een toets waarbij is onderzocht of op voorhand redelijkerwijs te verwachten is dat een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet en / of een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, indien vereist, kan worden verleend;
1.73 natuurwaarden:
geologische, bodemkundige en biologische waarden;
1.74 oorspronkelijke achtergevel:
de ligging of situering van de achtergevel van het hoofdgebouw zoals het in eerste instantie is gebouwd;
1.75 overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.76 peil:
het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de bouwhoogte van het afgewerkte bouwterrein;
1.77 pension:
een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere of kortere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten, een en ander zonder vermaaksfunctie;
1.78 pergola:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde van een poortachtige constructie, primair bestemd om er beplanting langs te laten groeien, alsmede een naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.79 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.80 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.81 recreatiewoonschip:
een woonschip dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning;
1.82 restauratieve voorziening:
voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling, zoals een kantine of mensa;
1.83 risicogevoelig bouwwerk c.q. object:
een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;
1.84 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.85 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.86 standplaats voor tijdelijke detailhandel en dienstverlening:
het vanaf een vaste plaats op een openbare, in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of leveren van goederen dan diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam of tafel. Onder dit begrip wordt niet verstaan:
een vaste plaats op een jaarmarkt of markt bedoeld in de Gemeentewet;
een vaste plaats op een evenement;
1.87 straat- en bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedebouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede bouwhoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.88 tussenwoning:
een woning, die deel uitmaakt van een rij van meer dan twee aaneen gebouwde woningen, en die met de andere woningen in die rij aan twee zijden is verbonden;
1.89 verkeersveiligheid:
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
1.90 verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.91 volumineuze detailhandel:
detailhandel in goederen, die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlakte nodig heeft voor de uitstalling, zoals detailhandel in grove bouwmaterialen/bouwmarkten, keukens, sanitair, meubels, tuinmeubels, woninginrichtingsartikelen, kampeermiddelen en tuinartikelen;
1.92 voorgevel:
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.93 voorgevelbouwgrens:
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde bouwgrens, met dien verstande dat indien een bouwvlak gericht is op meerdere wegen of is gericht op meerdere openbare ruimtes, de bouwgrens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.94 voorkeursgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.95 vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
1.96 werk aan huis:
beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;
1.97 winkel:
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel;
1.98 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.99 woninginrichtingsartikelen:
goederen, geen meubels zijnde, dienen voor de inrichting en/of verfraaiing van woningen zoals vloerbedekking, vitrages en lampen;
1.100 wooncentrum:
een accommodatie met bijbehorende voorzieningen voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijk, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals bejaarden of gehandicapten;
1.101 woongebouw:
een gebouw met een gemeenschappelijke toegang, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat (al dan niet in combinatie met bergruimte) en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.102 woonhuis:
een gebouw van ten hoogste drie bouwlagen met in beginsel één woning (of meerdere woningen met een eigen toegang op de verdiepingsvloer(en)), dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.103 woonschip:
een zich in het water bevindend object, dat dient als woning;
1.104 woonsituatie:
de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;
1.105 woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst
1.106 zij- en/of achtererf:
het gedeelte van een bouwperceel binnen een (woon)bestemming dat ligt achter (het verlengde van) de voorgevel, met uitzondering van de oppervlakte van het hoofdgebouw.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de bebouwde oppervlakte:
van een bouwperceel, bebouwingsstrook, bebouwingsvlak of ander terrein wordt gemeten buitenwerks en 1 meter boven peil, met dien verstande dat de grondoppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken worden opgeteld;
2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.):
wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande dat de totale vloeroppervlakte van de bouwlagen ten dienste van kantoren en overige bedrijfsruimten met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten wordt opgeteld;
2.4 de breedte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels;
2.5 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.6 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.7 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Meetverschillen:
Bij de toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
Uitzonderingsregel:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de oppervlakte en de inhoud van een bouwwerk worden ten aanzien van de plaatsing ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits deze bouwdelen niet meer dan 1 meter buiten het gevel- of dakvlak uitsteken.
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Bedrijf - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
het bedrijfswonen, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
maar ook voor de daarbij behorende:
restauratieve voorzieningen;
groenvoorzieningen en water;
parkeervoorzieningen;
wegen, straten en paden;
openbare nutsvoorzieningen;
kunstobjecten;
tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegelaten bouwwerken
Op de gronden, bedoeld in lid 3.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
gebouwen ten dienste van de bestemming zoals bedrijfsgebouwen en een aan een bedrijf gerelateerde kantoorruimte, alsmede voor bedrijfswoningen en daarbij behorende bijgebouwen, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten.
3.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
de gebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
bedrijfswoningen en daarbij behorende bijgebouwen mogen alleen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
per bedrijf mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd;
de afstand van een gebouw tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn, tenzij de bestaande afstand kleiner is in welk geval de bestaande afstand van toepassing blijft;
de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;
het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag ten hoogste het in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven bebouwingspercentage bedragen.
3.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.
3.3 Ontheffing van de bouwregels
3.3.1 Ontheffingsbevoegdheden
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel van lid 3.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.
3.3.2 Beoordelingscriteria
Ontheffingen als bedoeld in lid 3.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
de woonsituatie;
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.3 Ontheffingsprocedure
Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 3.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 29.1
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
het gebruik van andere gebouwen dan bedrijfswoningen voor bewoning;
het gebruik van de gebouwen voor kantoor over een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf.
3.5 Ontheffing van de gebruiksregels
3.5.1 Ontheffingsbevoegdheden
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
de regel van lid 3.1 onder a en toestaan dat ook bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in bijlage 1 onder categorie 1, op voorwaarde dat het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
de regel van lid 3.1 onder a en toestaan dat bedrijven worden gevestigd genoemd in bijlage 1 onder categorie 2, op voorwaarde dat:
de bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in bijlage 1 onder categorie 1;
het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
de regel van lid 3.4 onder a en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van:
productiegebonden detailhandel;
detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten en caravans;
bouwmarkten;
tuincentra;
detailhandel in meubelen en woninginrichting.
3.5.2 Beoordelingscriteria
Ontheffingen als bedoeld in lid 3.5.1 kunnen slechts worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
de woonsituatie;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.3 Ontheffingsprocedure
Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 3.5.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 29.1.
Artikel 4 Bedrijf - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
het bedrijfswonen, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
maar ook voor de daarbij behorende:
restauratieve voorzieningen;
groenvoorzieningen en water;
parkeervoorzieningen;
wegen, straten en paden;
openbare nutsvoorzieningen;
kunstobjecten;
tuinen en erven.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegelaten bouwwerken
Op de gronden, bedoeld in lid 4.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
gebouwen ten dienste van de bestemming zoals bedrijfsgebouwen en een aan een bedrijf gerelateerde kantoorruimte alsmede voor bedrijfswoningen en daarbij behorende bijgebouwen, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten.
4.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
de gebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
bedrijfswoningen en daarbij behorende bijgebouwen mogen alleen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
per bedrijf mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd;
de afstand van een gebouw tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn, tenzij de bestaande afstand kleiner is in welk geval de bestaande afstand van toepassing blijft;
de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;
het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag ten hoogste het in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven bebouwingspercentage bedragen.
4.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.
4.3 Ontheffing van de bouwregels
4.3.1 Ontheffingsbevoegdheden
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel van lid 4.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.
4.3.2 Beoordelingscriteria
Ontheffingen als bedoeld in lid 4.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
de woonsituatie;
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.3.3 Ontheffingsprocedure
Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 4.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 29.1
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
het gebruik van andere gebouwen dan bedrijfswoningen voor bewoning;
het gebruik van de gebouwen voor kantoor over een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf.
4.5 Ontheffing van de gebruiksregels
4.5.1 Ontheffingsbevoegdheden
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
de regel van lid 4.1 onder a en toestaan dat ook bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, op voorwaarde dat het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
de regel van lid 4.1 onder a en toestaan dat bedrijven worden gevestigd genoemd in bijlage 1 onder categorie 3.1 en 3.2., op voorwaarde dat:
de bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in bijlage 1 onder categorie 2;
het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
de regel van lid 4.4 onder a en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van:
productiegebonden detailhandel;
detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten en caravans;
bouwmarkten;
tuincentra;
detailhandel in meubelen en woninginrichting.
4.5.2 Beoordelingscriteria
Ontheffingen als bedoeld in lid 4.5.1 kunnen slechts worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
de woonsituatie;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5.3 Ontheffingsprocedure
Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 4.5.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 29.1.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorzieningen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
openbare nutsvoorzieningen;
maar ook voor de daarbij behorende:
groenvoorzieningen en water;
parkeervoorzieningen;
wegen, straten en paden;
tuinen en erven.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegelaten bouwwerken
Op de gronden, bedoeld in lid 5.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen;
andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen.
5.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
een gebouw mag alleen worden gebouwd binnen het aangegeven bouwvlak;
de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste de in de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen.
5.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.
5.3 Ontheffing van de bouwregels
5.3.1 Ontheffingsbevoegdheden
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel van lid 5.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.
5.3.2 Beoordelingscriteria
Ontheffingen als bedoeld in lid 5.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
de woonsituatie;
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.3.3 Ontheffingsprocedure
Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 5.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 29.1.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
het gebruik van de gebouwen voor bewoning.
Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt van motorbrandstoffen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Verkooppunt van motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een verkooppunt van motorbrandstoffen, inclusief LPG;
detailhandel in bijbehorende accessoires en benodigdheden voor motorvoertuigen en weggebonden artikelen;
een autowasinrichting;
een vulpunt voor LPG, ter plaatse van de aanduiding "vulpunt lpg";
maar ook voor de daarbij behorende:
restauratieve voorzieningen;
groenvoorzieningen en water;
parkeervoorzieningen;
wegen, straten en paden;
openbare nutsvoorzieningen;
kunstobjecten;
tuinen en erven.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegelaten bouwwerken
Op de gronden, bedoeld in lid 6.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
gebouwen ten dienste van de bestemming zoals bedrijfsgebouwen;
andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten.
6.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
de gebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
de afstand van een gebouw tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn, tenzij de bestaande afstand kleiner is in welk geval de bestaande afstand van toepassing blijft;
de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;
het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag ten hoogste het in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven bebouwingspercentage bedragen.
6.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.
6.3 Ontheffing van de bouwregels
6.3.1 Ontheffingsbevoegdheden
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel van lid 6.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.
6.3.2 Beoordelingscriteria
Ontheffingen als bedoeld in lid 6.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
de woonsituatie;
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.3.3 Ontheffingsprocedure
Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 6.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 29.1.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden en bouwwerken als vulpunt voor LPG, tenzij de gronden zijn aangeduid als "vulpunt lpg";
het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan in de vorm van ondergeschikte detailhandel in aan het verkooppunt van motorbrandstoffen gerelateerde producten.
het gebruik van gebouwen voor bewoning.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
6.5.1 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen door:
het verwijderen van de aanduiding "vulpunt lpg", als de betreffende functie is beëindigd.
Artikel 7 Centrum
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
detailhandel en dienstverlening;
bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
horecabedrijven categorie 1;
horecabedrijven categorie 1 en 2, ter plaatse van de aanduiding "horeca tot en met horecacategorie 2";
horecabedrijven categorie 1, 2, 3 en 4, ter plaatse van de aanduiding "horeca tot en met horecacategorie 4";
kantoordoeleinden;
maatschappelijke voorzieningen;
wonen;
maar ook voor de daarbij behorende:
restauratieve voorzieningen;
groenvoorzieningen en water;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
openbare nutsvoorzieningen;
tuinen en erven.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Toegelaten bouwwerken
Op de gronden, bedoeld in lid 7.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
gebouwen ten dienste van de bestemming zoals winkels, bedrijfsgebouwen, kantoren en woningen;
er mogen geen kunstobjecten worden gebouwd;
andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten.
7.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
de gebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
het bebouwingspercentage van een binnen het bouwvlak gelegen deel van het bouwperceel zal ten hoogste 60% bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte al meer is, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximum geldt;
de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)" aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen.
7.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 1,5 meter zijn.
7.3 Ontheffing van de bouwregels
7.3.1 Ontheffingsbevoegdheden
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
de regel van lid 7.2.2 sub b en toestaan dat het maximum bebouwingspercentage wordt vergroot tot 100%;
de regel van lid 7.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.
7.3.2 Beoordelingscriteria
Ontheffingen als bedoeld in lid 7.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
de woonsituatie;
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.3.3 Ontheffingsprocedure
Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 7.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 29.1.
7.4 Specifieke gebruiksregels:
Tot een gebruiik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gebouwen op een bouwperceel voor meer dan één woning.
Artikel 8 Detailhandel - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
volumineuze detailhandel, met dien verstande dat:
de bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 1500 m² moet zijn, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze minder is;
alleen volumineuze detailhandel in grove bouwmaterialen/bouwmarkten, keukens, sanitair, meubels, tuinmeubels, woninginrichtingsartikelen, kampeermiddelen en tuinartikelen in de bestemming is begrepen;
horecabedrijf categorie 1, ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 1";
horecabedrijf categorie 2, ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 2";
maar ook voor de daarbij behorende:
restauratieve voorzieningen;
groenvoorzieningen en water;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
openbare nutsvoorzieningen;
kunstobjecten;
tuinen en erven.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Toegelaten bouwwerken
Op de gronden, bedoeld in lid 8.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
gebouwen ten dienste van de bestemming zoals winkels, een lunchroom en een restaurant;
andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten.
8.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
de gebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
de afstand van een gebouw tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn, tenzij de bestaande afstand kleiner is in welk geval de bestaande afstand van toepassing blijft;
de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;
het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag ten hoogste het in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven bebouwingspercentage bedragen.
8.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.
8.3 Ontheffing van de bouwregels
8.3.1 Ontheffingsbevoegdheden
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel van lid 8.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.
8.3.2 Beoordelingscriteria
Ontheffingen als bedoeld in lid 8.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
de woonsituatie;
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.3.3 Ontheffingsprocedure
Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 8.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 29.1.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruiik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in andere dan volumineuze goederen, tenzij het een ondergeschikt bestanddeel van het assortiment betreft;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen met een bedrijfsvloeroppervlakte kleiner dan genoemd in lid 8.1, sub a, onder 1;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen anders dan genoemd in lid 8.1, sub a, onder 2;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecabedrijven anders dan genoemd in lid 8.1, sub b en c.
8.5 Ontheffing van de gebruiksregels
8.5.1 Ontheffingsbevoegdheden
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
de regel van lid 8.1, sub a, onder 1 en toestaan dat detailhandelsbedrijven worden gevestigd met een bedrijfsvloeroppervlakte van minimaal 1000 m², mits:
het volumineuze detailhandel in meubels, tuinmeubels, kampeermiddelen en/of grove bouwmaterialen betreft, of;
het percentage verkoopvloeroppervlakte minder dan 90% van de bedrijfsvloeroppervlakte betreft;
de regel van lid 8.1, sub a, onder 1 en toestaan dat detailhandelsbedrijven worden gevestigd met een bedrijfsvloeroppervlakte van minimaal 500 m², mits:
het volumineuze detailhandel in meubels, tuinmeubels, kampeermiddelen en/of grove bouwmaterialen betreft, en;
het percentage verkoopvloeroppervlakte minder dan 90% van de bedrijfsvloeroppervlakte betreft.
8.5.2 Beoordelingscriteria
Ontheffingen als bedoeld in lid 8.5.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
de woonsituatie;
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.5.3 Ontheffingsprocedure
Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 8.5.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 29.1.
Artikel 9 Gemengd - 3
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
volumineuze detailhandel, met dien verstande dat:
de bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 1500 m² moet zijn, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze minder is;
alleen volumineuze detailhandel in grove bouwmaterialen/bouwmarkten, keukens, sanitair, meubels, tuinmeubels, woninginirchtingsartikelen, kampeermiddelen en tuinartikelen in de bestemming is begrpenen;
dienstverlening;
kantoordoeleinden, met dien verstande dat ten hoogste 3500 m² ten behoeve van kantoordoeleinden mag worden gebruikt;
maatschappelijke voorzieningen;
horecabedrijven categorie 1 en 2, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stedebouwkundig accent";
maar ook voor de daarbij behorende:
restauratieve voorzieningen;
groenvoorzieningen en water;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
openbare nutsvoorzieningen;
kunstobjecten;
tuinen en erven.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Toegelaten bouwwerken
Op de gronden, bedoeld in lid 9.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
gebouwen ten dienste van de bestemming zoals winkels, bedrijfsgebouwen en kantoren;
gebouwen ten dienste van horecabedrijven zoals een bar, een eetcafé en een café-restaurant, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stedebouwkundig accent";
andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten.
9.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
de gebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
de afstand van een gebouw tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn, tenzij de bestaande afstand kleiner is in welk geval de bestaande afstand van toepassing blijft;
de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;
het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag ten hoogste het in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven bebouwingspercentage bedragen.
9.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.
9.3 Ontheffing van de bouwregels
9.3.1 Ontheffingsbevoegdheden
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:de regel van lid 9.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.
9.3.2 Beoordelingscriteria
Ontheffingen als bedoeld in lid 9.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
de woonsituatie;
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.3.3 Ontheffingsprocedure
Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 9.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 29.1.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecabedrijven anders dan ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stedebouwkundig accent";
het gebruik van gronden en bouwwerken voor kantoordoeleinden met een oppervlakte groter dan 3500 m².
Artikel 10 Groen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen;
bermen en beplanting;
speelvoorzieningen;
openbare nutsvoorzieningen;
waterlopen en waterpartijen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "water" minimaal 50% moet worden ingericht als oppervlaktewater;
voet- en fietspaden;
geluidwerende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding "geluidwal";
maar ook voor de daarbij behorende:
kunstobjecten;
verhardingen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Toegelaten bouwwerken
Op de gronden, bedoeld in lid 10.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen;
andere bouwwerken, zoals kunstobjecten.
10.2.2 Bouwwerken
Voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken geldt de volgende regel:
gebouwen en andere bouwwerken mogen niet worden gebouwd binnen een afstand van minder dan 5 meter vanaf een aanduiding "water".
10.2.3 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
de inhoud van een gebouw mag maximaal 75 m³ zijn;
de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 4 meter zijn.
10.2.4 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding "water", mogen alleen bruggen, meerpalen, steigers, oeverbeschoeiingen, vlonders, duikers en zinkers worden gebouwd, in welk geval de volgende regel geldt: de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 2,5 meter zijn.
de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.
10.3 Ontheffing van de bouwregels
10.3.1 Ontheffingsbevoegdheden
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel van lid 10.2.2 en toestaan dat binnen een afstand van 5 meter andere bouwwerken worden gebouwd, mits hierover advies is gevraagd van het waterschap.
10.3.2 Beoordelingscriteria
Ontheffingen als bedoeld in lid 10.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
een goede waterhuishouding;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.3.3 Ontheffingsprocedure
Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 10.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 29.1
10.4 Aanlegvergunning
10.4.1 Vergunningplicht
Ter plaatse van de aanduiding "water", is het verboden zonder een vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) of anders dan in zo'n vergunning is vastgelegd, de volgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het vergraven, dempen, ondertunnelen of overkluizen van watergangen en waterpartijen.
10.4.2 Uitzondering vergunningplicht
Lid 10.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud;
al in uitvoering waren op het moment van het van kracht worden van het plan.
10.4.3 Beoordelingscriteria
Een vergunning als bedoeld in lid 10.4.1 kan alleen worden verleend als:
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishoudkundige belangen;
hierover advies is gevraagd aan het waterschap.
Artikel 11 Horeca - 2
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
horecabedrijven categorie 1 en 2;
het bedrijfswonen, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
maar ook voor de daarbij behorende:
restauratieve voorzieningen;
groenvoorzieningen en water;
parkeervoorzieningen;
wegen, straten en paden;
openbare nutsvoorzieningen;
kunstobjecten;
tuinen en erven.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Toegelaten bouwwerken
Op de gronden, bedoeld in lid 11.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
gebouwen ten dienste van de bestemming zoals een bar, een eetcafé en een café-restaurant, en voor bedrijfswoningen en daarbij behorende bijgebouwen, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten.
11.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
de gebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
de afstand van een gebouw tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn, tenzij de bestaande afstand kleiner is in welk geval de bestaande afstand van toepassing blijft;
bedrijfswoningen en daarbij behorende bijgebouwen mogen alleen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
per bedrijf mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd;
de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;
het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag ten hoogste het in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven bebouwingspercentage bedragen.
11.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.
11.3 Ontheffing van de bouwregels
11.3.1 Ontheffingsbevoegdheden
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel van lid 11.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.
11.3.2 Beoordelingscriteria
Ontheffingen als bedoeld in lid 11.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
de woonsituatie;
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.3.3 Ontheffingsprocedure
Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 11.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 29.1
11.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan detailhandel in ondergeschikte, aan de horecafunctie gerelateerde producten;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, anders dan als horecabedrijf categorie 1 en 2.
Artikel 12 Kantoor
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
kantoordoeleinden;
een bloedbank, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van kantoor - bloedbank";
maar ook voor de daarbij behorende:
restauratieve voorzieningen;
groenvoorzieningen en water;
parkeervoorzieningen;
wegen, straten en paden;
openbare nutsvoorzieningen;
kunstobjecten;
tuinen en erven.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Toegelaten bouwwerken
Op de gronden, bedoeld in lid 12.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
kantoren en gebouwen ten behoeve van een bloedbank, ter plaatse van de aanduiding "specifike vorm van kantoor - bloedbank";
andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten.
12.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
de gebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
de afstand van een gebouw tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn, tenzij de bestaande afstand kleiner is in welk geval de bestaande afstand van toepassing blijft;
de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;
het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag ten hoogste het in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven bebouwingspercentage bedragen.
12.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.
12.3 Ontheffing van de bouwregels
12.3.1 Ontheffingsbevoegdheden
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel van lid 12.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.
12.3.2 Beoordelingscriteria
Ontheffingen als bedoeld in lid 12.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
de woonsituatie;
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.3.3 Ontheffingsprocedure
Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 12.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 29.1
Artikel 13 Maatschappelijk - 2
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
levensbeschouwelijke voorzieningen;
medische- en sociaal-medische voorzieningen;
educatieve voorzieningen;
voorzieningen op het gebied van openbare dienstverlening;
sociaal-culturele voorzieningen;
een begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding "begraafplaats";
het bedrijfswonen, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
maar ook voor de daarbijbehorende:
restauratieve voorzieningen;
groenvoorzieningen en water;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
openbare nutsvoorzieningen;
kunstobjecten
tuinen en erven.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Toegelaten bouwwerken
Op de gronden, bedoeld in lid 13.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
gebouwen ten dienste van de bestemming zoals kerken, ziekenhuizen, onderwijsinstituten, kinderdagverblijven, bibliotheken, buurthuizen en opvangcentra, en voor dienstwoningen en daarbij behorende bijgebouwen, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten.
13.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
de gebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
de afstand van een gebouw tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn, tenzij de bestaande afstand kleiner is in welk geval de bestaande afstand van toepassing blijft;
dienstwoningen en daarbij behorende bijgebouwen mogen alleen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
per maatschappelijke instelling mag maximaal één dienstwoning worden gebouwd;
de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;
het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag ten hoogste het in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m), dakhelling (graden) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven bebouwingspercentage bedragen.
13.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.
13.3 Ontheffing van de bouwregels
13.3.1 Ontheffingsbevoegdheden
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel van lid 13.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.
13.3.2 Beoordelingscriteria
Ontheffingen als bedoeld in lid 13.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
de woonsituatie;
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.3.3 Ontheffingsprocedure
Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 13.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 29.1.
Artikel 14 Verkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen, straten en pleinen;
parkeervoorzieningen;
voet- en rijwielpaden;
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
maar ook voor de daarbij behorende:
groenvoorzieningen en water;
geluidwerende voorzieningen;
openbare nutsvoorzieningen;
kunstobjecten;
tuinen en erven.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Toegelaten bouwwerken
Op de gronden, bedoeld in lid 14.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
gebouwen ten dienste van de bestemming zoals gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen;
andere bouwwerken, waaronder andere bouwwerken voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, kunstobjecten en kunstwerken.
14.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
de inhoud van een gebouw mag maximaal 75 m³ zijn;
de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 4 meter zijn.
14.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van andere bouwwerken voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag maximaal 10 meter zijn;
de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, waaronder kunstwerken, mag maximaal 5 meter zijn.
14.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend::
het aanleggen van wegen of paden of het op een andere wijze inrichten van het bestemmingsvlak met meer dan twee rijstroken.
Artikel 15 Verkeer - Verblijf
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen, straten en pleinen;
parkeervoorzieningen;
voet- en rijwielpaden;
een kiosk, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - kiosk"
een luchtbrug, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - luchtbrug";
vlaggenmasten ten behoeve van de bestemmingen Detailhandel - 2 en Gemengd - 3, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - vlaggenmasten";
standplaatsen voor tijdelijke detailhandel en dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - standplaatsen voor tijdelijke detailhandel en dienstverlening";
ontspanning en vermaak;
maar ook voor de daarbij behorende:
groenvoorzieningen en water;
speelvoorzieningen;
openbare nutsvoorzieningen;
kunstobjecten;
tuinen en erven.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Toegelaten bouwwerken
Op de gronden, bedoeld in lid 15.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
gebouwen ten dienste van de bestemming zoals gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen;
een kiosk, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - kiosk";
een luchtbrug, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - luchtbrug";
garageboxen, ter plaatse van de aanduiding "garage";
vlaggenmasten ten behoeve van de bestemmingen Detailhandel - 2 en Gemengd - 3, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - vlaggenmasten";
andere bouwwerken, waaronder andere bouwwerken voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, kunstobjecten en kunstwerken.
15.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
de inhoud van een gebouw mag maximaal 75 m³ zijn;
de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 4 meter zijn;
een kiosk mag alleen gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - kiosk";
de bouwhoogte van een kiosk mag maximaal 4 meter zijn;
de inhoud van een kiosk mag maximaal 75 m³ zijn;
een luchtbrug mag alleen gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - luchtbrug";
de bouwhoogte van een luchtbrug mag maximaal 9 meter zijn.
15.2.3 Garageboxen
Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:
garageboxen mogen alleen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "garage";
de bouwhoogte van garageboxen mag maximaal 4 meter zijn.
15.2.4 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van andere bouwwerken voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag maximaal 10 meter zijn;
de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
vlaggenmasten
vlaggenmasten ten behoeve van de bestemmingen Detailhandel - 2 en Gemengd - 3 mogen alleen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - vlaggenmasten", met dien verstande dat het aantal vlaggenmasten niet meer dan 5 per bedrijf mag bedragen;
de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, waaronder kunstwerken, mag maximaal 5 meter zijn.
15.3 Nadere eisen
15.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
de plaats van vlaggenmasten ter plaatse van de aanduiding "specifike vorm van verkeer - vlaggenmasten";
de situering en/of het aantal parkeerplaatsen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - vlaggenmasten".
15.3.2 Beoordelingscriteria
Nadere eisen als bedoeld in lid 15.3.1 kunnen alleen worden gesteld met te voorkomen dat er onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
de woonsituatie;
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.3.3 Nadere-eisen procedure
Als Burgemeester en Wethouders de nadere eisen van lid 15.3.3.1 toeasssen, moeten zij de procedure volgend die omschreven staat in artikel 29.2.
Artikel 16 Wonen - 1
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen, eventueel in combinatie met werk aan huis;
maar ook voor de daarbij behorende:
tuinen en erven;
groenvoorzieningen en waterpartijen;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
openbare nutsvoorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Toegelaten bouwwerken
Op de gronden, bedoeld in lid 16.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
woonhuizen en daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, zoals bergingen, garages en praktijkruimten;
garageboxen, ter plaatse van de aanduiding "garage";
andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
16.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
als hoofdgebouw mogen alleen vrijstaande woonhuizen worden gebouwd;
de hoofdgebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een hoofdgebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)" aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;
binnen een bouwvlak mag maximaal één woonhuis worden gebouwd, behalve als ter plaatse de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" is aangegeven. In dat geval mogen er niet meer woonhuizen in het bouwvlak worden gebouwd dan in de aanduiding als maximum is aangegeven;
de oppervlakte van een hoofdgebouw mag maximaal 60% van de oppervlakte van het bouwperceel en mag bovendien niet groter zijn dan 150 m²;
de voorgevel van een hoofdgebouw moet in de voorgevelbouwgrens staan;
de afstand van een hoofdgebouw tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn;
de diepte van een hoofdgebouw mag maximaal 15 meter zijn;
wanneer de bestaande situering en maatvoering afwijkt van het bepaalde onder de regels a t/m h, dan blijft de afwijkende situering en maatvoering van toepassing.
16.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mogen:
alleen binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken worden gebouwd en moeten op minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, maar:
er mag per hoofdgebouw wel één erker tot 1,5 meter vóór die gevel worden gebouwd met een maximumbreedte van 90% van de voorgevel;
er mag per hoofdgebouw wel één overkapping (carport) worden gebouwd op minimaal 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw;
een gezamenlijke oppervlakte hebben van ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende zij- en/of achtererf (voorzover dat binnen het aangegeven bouwvlak ligt) en mogen bovendien niet groter zijn dan 100 m²;
een goothoogte hebben van maximaal 3 meter;
in geval van overkappingen een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter;
in geval van aan- of uitbouwen en bijgebouwen een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter op de zijgrens van het bouwperceel en welke bouwhoogte vanaf de zijgrens van het bouwperceel onder een dakhelling van maximaal 45 graden rechtevenredig toe mag nemen tot:
voor aan- en uitbouwen een bouwhoogte van maximaal 1 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
voor bijgebouwen een bouwhoogte van maximaal 5 meter.
16.2.4 Garageboxen
Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:
garageboxen mogen alleen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "garage";
de bouwhoogte van garageboxen mag maximaal 4 meter zijn.
16.2.5 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) van de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 3 meter zijn.
16.3 Ontheffing van de bouwregels
16.3.1 Ontheffingsbevoegdheden
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
de regel van lid 16.2.2 sub c ten aanzien van de minimale dakhelling en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd of een hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak;
de regel van lid 16.2.2 sub c ten aanzien van de maximale dakhelling en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 80º;
de regel van lid 16.2.2 sub g ten aanzien van afstand van een hoofdgebouw tot de zijgrens en toestaan dat tot op de zijgrens wordt gebouwd;
de regel van lid 16.2.3 sub a onder 1 en toestaan dat een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping op minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
de breedte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping gemeten vanaf de bouwgrens, ten hoogste 3 meter bedraagt;
de afstand van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping tot de zij- en achtergrens van het bouwperceel ten minste 2 meter bedraagt;
de regel van lid 16.2.3 sub a onder 5 en toestaan dat de bouwhoogte van een in de zijgrens van het bouwperceel te bouwen aan- of uitbouw wordt verhoogd tot maximaal 1 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
de regel van lid 16.2.3 sub a onder 5 en toestaan dat de bouwhoogte van een in de zijgrens van het bouwperceel te bouwen bijgebouw wordt verhoogd tot maximaal 5 meter;
de regel van lid 16.2.5 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
de regel van lid 16.2.5 sub b en toestaan dat een erf- of terreinafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 2 meter vóór (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd.
16.3.2 Beoordelingscriteria
Ontheffingen als bedoeld in lid 16.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
de woonsituatie;
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.3.3 Ontheffingsprocedure
Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 16.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 29.1
16.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdg met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor maatschappelijke voorzieningen;
het gebruik van de gronden en bouwwerken als bedrijf, anders dan alleen voor werk aan huis;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor werk aan huis, waarvan:
de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 30% van de totale gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de bebouwing op het perceel;
de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 50 m²;
de activiteiten op grond van de Wet milieubeheer vergunnings- of meldingsplichtig zijn;
omwonenden onevenredig veel hinder kunnen ondervinden;detailhandel onderdeel vormt, waarbij goederen worden verhandeld die ergens anders worden gemaakt of verwerkt;
verkeers- of parkeeroverlast kan worden ondervonden.
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
16.5.1 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:
de gronden met de bestemming 'Wonen - 1' ook aan te duiden als "maatschappelijk", zodat deze in combinatie met het wonen kunnen worden gebruikt voor maatschappelijke voorzieningen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
de woonfunctie moet als zelfstandige functie gehandhaafd blijven;
er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de uitstraling van het hoofdgebouw als woonhuis;
er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;
er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de milieusituatie;
het parkeren moet op het eigen erf plaatsvinden;
de bestemming 'Wonen - 1' te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' of 'Wonen - Woongebouw' en/of het maximum aantal woonhuizen te wijzigen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
de te bouwen woningen moeten qua aantallen, woningtype en doelgroep passen in het gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid, zoals dat op het moment van wijziging geldt;
de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' of 'Wonen - Woongebouw' zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van artikel 17, 18 of 20 van toepassing.
Artikel 17 Wonen - 2
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen, eventueel in combinatie met werk aan huis;
maar ook voor de daarbij behorende:
tuinen en erven;
groenvoorzieningen en waterpartijen;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
openbare nutsvoorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Toegelaten bouwwerken
Op de gronden, bedoeld in lid 17.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
woonhuizen en daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, zoals bergingen, garages en praktijkruimten;
garageboxen, ter plaatse van de aanduiding "garage";
andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
17.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
als hoofdgebouwen mogen alleen halfvrijstaande woonhuizen (per twee aaneengebouwd) worden gebouwd;
de hoofdgebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een hoofdgebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)" aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;
binnen een bouwvlak mogen maximaal twee woonhuizen worden gebouwd, behalve als ter plaatse de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" is aangegeven. In dat geval mogen er niet meer woonhuizen in het bouwvlak worden gebouwd dan in de aanduiding als maximum is aangegeven;
de oppervlakte van een hoofdgebouw mag maximaal 60% van de oppervlakte van het bouwperceel en mag bovendien niet groter zijn dan 120 m²;
de voorgevel van een hoofdgebouw moet in de voorgevelbouwgrens staan;
de afstand van een blok van twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn;
de diepte van een hoofdgebouw mag maximaal 12 meter zijn;
wanneer de bestaande situering en maatvoering afwijkt van het bepaalde onder de regels a t/m h, dan blijft de afwijkende situering en maatvoering van toepassing.
17.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mogen:
alleen binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd en moeten op minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, maar:
er mag per hoofdgebouw één erker tot 1,2 meter vóór die gevel worden gebouwd met een maximumbreedte van 90% van de voorgevel, waarbij de diepte van een erker niet meer mag bedragen dan de afstand (op de gevel gemeten) tussen die erker en de hartlijn van de woningscheidende muur, tenzij sprake is van de bouw van een gezamenlijke erker met het naastgelegen aangebouwde hoofdgebouw, in welk geval een erker tot op de hartlijn van de woningscheidende muur mag worden gebouwd;
er mag per hoofdgebouw wel één overkapping (carport) worden gebouwd op minimaal 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw;
in geval van een aan de achtergevel van een hoofdgebouw te bouwen aan- of uitbouw een diepte hebben van maximaal 4 meter uit de achtergevel van het hoofdgebouw;
een gezamenlijke oppervlakte hebben van ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende zij- en/of achtererf (voorzover dat binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak ligt) en mogen bovendien niet groter zijn dan 75 m²;
een goothoogte hebben van maximaal 3 meter;
in geval van overkappingen een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter;
in geval van aan- of uitbouwen en bijgebouwen een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter op de zijgrens van het bouwperceel en welke bouwhoogte vanaf de zijgrens van het bouwperceel onder een dakhelling van maximaal 45 graden rechtevenredig toe mag nemen tot:
voor aan- en uitbouwen een bouwhoogte van maximaal 1 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
voor bijgebouwen een bouwhoogte van maximaal 5 meter.
17.2.4 Garageboxen
Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:
garageboxen mogen alleen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "garage";
de bouwhoogte van garageboxen mag maximaal 4 meter zijn.
17.2.5 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) van de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 3 meter zijn.
17.3 Ontheffing van de bouwregels
17.3.1 Ontheffingsbevoegdheden
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
de regel van lid 17.2.2 sub c ten aanzien van de minimale dakhelling en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd of een hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak;
de regel van lid 17.2.2 sub c ten aanzien van de maximale dakhelling en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 80º;
de regel van lid 17.2.3 sub a onder 1.a. en toestaan dat de afstand van een erker tot de hartlijn van de woningscheidende muur wordt verkleind, mits:
het uitzicht van de buren niet wordt belemmerd;
de erker gelijkvormig is aan erkers op naastliggende percelen;
de regel van lid 17.2.3 sub a onder 1 en toestaan dat een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping op minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
de breedte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping gemeten vanaf de bouwgrens, ten hoogste 3 meter bedraagt;
de afstand van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping tot de zij- en achtergrens van het bouwperceel ten minste 2 meter bedraagt;
de regel van lid 17.2.3 sub a onder 2 en toestaan dat de diepte van een aan de achtergevel van een hoofdgebouw te bouwen aan- of uitbouw wordt vergroot, mits:
niet meer dan 50% van de oppervlakte van het achter de oorspronkelijke achtergevel gelegen erf wordt bebouwd;
de afstand van een aan- of uitbouw tot aan de achterzijde van het bouwperceel minimaal 2 meter is;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
de regel van lid 17.2.3 sub a onder 6 en toestaan dat de bouwhoogte van een in de zijgrens van het bouwperceel te bouwen aan- of uitbouw wordt verhoogd tot maximaal 1 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
de regel van lid 17.2.3 sub a onder 6 en toestaan dat de bouwhoogte van een in de zijgrens van het bouwperceel te bouwen bijgebouw wordt verhoogd tot maximaal 5 meter;
de regel van lid 17.2.5 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
de regel van lid 17.2.5 sub b en toestaan dat een erf- of terreinafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 2 meter vóór (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd.
17.3.2 Beoordelingscriteria
Ontheffingen als bedoeld in lid 17.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
de woonsituatie;
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.3.3 Ontheffingsprocedure
Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 17.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 29.1
17.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor maatschappelijke voorzieningen;
het gebruik van de gronden en bouwwerken als bedrijf, anders dan alleen voor werk aan huis;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor werk aan huis, waarvan:
de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 30% van de totale gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de bebouwing op het perceel;
de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 50 m² ;
de activiteiten op grond van de Wet milieubeheer vergunnings- of meldingsplichtig zijn;
omwonenden onevenredig veel hinder kunnen ondervinden;
detailhandel onderdeel vormt, waarbij goederen worden verhandeld die ergens anders worden gemaakt of verwerkt;
verkeers- of parkeeroverlast kan worden ondervonden.
17.5 Wijzigingsbevoegdheid
17.5.1 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:
de gronden met de bestemming 'Wonen - 2' ook aan te duiden als "maatschappelijk", zodat deze in combinatie met het wonen kunnen worden gebruikt voor maatschappelijke voorzieningen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
de woonfunctie moet als zelfstandige functie gehandhaafd blijven;
er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de uitstraling van het hoofdgebouw als woonhuis;
er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;
er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de milieusituatie;
het parkeren moet op het eigen erf plaatsvinden;
de bestemming 'Wonen - 2' te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 3' of 'Wonen - Woongebouw' en/of het maximum aantal woonhuizen te wijzigen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
de te bouwen woningen moeten qua aantallen, woningtype en doelgroep passen in het gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid, zoals dat op het moment van wijziging geldt;
de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 3', 'Wonen - Woongebouw', zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van artikel 16, 18 of 20 van toepassing.
Artikel 18 Wonen - 3
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen, eventueel in combinatie met werk aan huis;
maar ook voor de daarbij behorende:
tuinen en erven;
groenvoorzieningen en waterpartijen;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
openbare nutsvoorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Toegelaten bouwwerken
Op de gronden, bedoeld in lid 18.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
woonhuizen en daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, zoals bergingen, garages en praktijkruimten;
garageboxen, ter plaatse van de aanduiding "garage";
andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
18.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
als hoofdgebouwen mogen alleen woonhuizen in rijen (meer dan twee aaneengebouwd) worden gebouwd;
de hoofdgebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling van een hoofdgebouw mag respectievelijk ten minste en ten hoogste de in de aanduiding "minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)" aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;
het aantal woonhuizen mag ten hoogste het in de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" aangegeven maximum aantal bedragen;
de oppervlakte van een hoofdgebouw mag maximaal 60% van de oppervlakte van het bouwperceel en mag bovendien niet groter zijn dan 100 m²;
de voorgevel van een hoofdgebouw moet in de voorgevelbouwgrens staan;
de afstand van een blok van aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn;
de diepte van een hoofdgebouw mag maximaal 10 meter zijn;
wanneer de bestaande situering en maatvoering afwijkt van het bepaalde onder de regels a t/m h, dan blijft de afwijkende situering en maatvoering van toepassing.
18.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mogen:
alleen binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd en moeten op minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, maar:
er mag per hoofdgebouw één erker tot 1 meter vóór die gevel worden gebouwd met een maximumbreedte van 90% van de voorgevel, waarbij de diepte van een erker niet meer mag bedragen dan de afstand (op de gevel gemeten) tussen die erker en de hartlijn van de woningscheidende muur, tenzij sprake is van de bouw van een gezamenlijke erker met het naastgelegen aangebouwde hoofdgebouw, in welk geval een erker tot op de hartlijn van de woningscheidende muur mag worden gebouwd;
er mag per hoofdgebouw wel één overkapping (carport) worden gebouwd op minimaal 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw;
ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" mogen bijgebouwen (ondanks regel a.1) vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met een breedte van maximaal de halve voorgevel;
in geval van een aan de achtergevel van een hoofdgebouw te bouwen aan- of uitbouw een diepte hebben van maximaal 4 meter uit de achtergevel van het hoofdgebouw;
een gezamenlijke oppervlakte hebben van ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende zij- en/of achtererf (voorzover dat binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak ligt) en mogen bovendien niet groter zijn dan:
40 m² als het tussenwoningen betreft;
75 m2 als het eindwoningen betreft;
een goothoogte hebben van maximaal 3 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" de goothoogte maximaal 6 meter mag zijn;
in geval van overkappingen een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter;
in geval van aan- of uitbouwen en bijgebouwen een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter op de zijgrens van het bouwperceel en welke bouwhoogte vanaf de zijgrens van het bouwperceel onder een dakhelling van maximaal 45 graden rechtevenredig toe mag nemen tot:
voor aan- en uitbouwen een bouwhoogte van maximaal 1 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
voor bijgebouwen een bouwhoogte van maximaal 5 meter.
18.2.4 Garageboxen
Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:
garageboxen mogen alleen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "garage";
de bouwhoogte van garageboxen mag maximaal 4 meter zijn.
18.2.5 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) van de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 3 meter zijn.
18.3 Ontheffing van de bouwregels
18.3.1 Ontheffingsbevoegdheden
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
de regel van lid 18.2.2 sub c ten aanzien van de minimale dakhelling en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd of een hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak;
de regel van lid 18.2.2 sub c ten aanzien van de maximale dakhelling en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 80º;
de regel van lid 18.2.3 sub a onder 1.a. en toestaan dat de afstand van een erker tot de hartlijn van de woningscheidende muur wordt verkleind, mits:
het uitzicht van de buren niet wordt belemmerd;
de erker gelijkvormig is aan erkers op naastliggende percelen;
de regel van lid 18.2.3 sub a onder 1 en toestaan dat een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping op minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
de breedte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping gemeten vanaf de bouwgrens, ten hoogste 3 meter bedraagt;
de afstand van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping tot de zij- en achtergrens van het bouwperceel ten minste 2 meter bedraagt;
de regel van lid 18.2.3 sub a onder 2 en toestaan dat de diepte van een aan de achtergevel van een hoofdgebouw te bouwen aan- of uitbouw wordt vergroot, mits:
niet meer dan 50% van de oppervlakte van het achter de oorspronkelijke achtergevel gelegen erf wordt bebouwd;
de afstand van een aan- of uitbouw tot aan de achterzijde van het bouwperceel minimaal 2 meter is;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
de regel van lid 18.2.3 sub a onder 6 en toestaan dat de bouwhoogte van een in de zijgrens van het bouwperceel te bouwen aan- of uitbouw wordt verhoogd tot maximaal 1 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
de regel van lid 18.2.3 sub a onder 6 en toestaan dat de bouwhoogte van een in de zijgrens van het bouwperceel te bouwen bijgebouw wordt verhoogd tot maximaal 5 meter;
de regel van lid 18.2.5 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
de regel van lid 18.2.5 sub b en toestaan dat een erf- of terreinafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 2 meter vóór (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd.
18.3.2 Beoordelingscriteria
Ontheffingen als bedoeld in lid 18.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
de woonsituatie;
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18.3.3 Ontheffingsprocedure
Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 18.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 29.1.
18.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor maatschappelijke voorzieningen;
het gebruik van de gronden en bouwwerken als bedrijf, anders dan alleen voor werk aan huis;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor werk aan huis, waarvan:
de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 30% van de totale gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de bebouwing op het perceel;
de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 50 m² ;
de activiteiten op grond van de Wet milieubeheer vergunnings- of meldingsplichtig zijn;
omwonenden onevenredig veel hinder kunnen ondervinden;
detailhandel onderdeel vormt, waarbij goederen worden verhandeld die ergens anders worden gemaakt of verwerkt;
verkeers- of parkeeroverlast kan worden ondervonden
18.5 Wijzigingsbevoegdheid
18.5.1 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:
de gronden met de bestemming 'Wonen - 3' ook aan te duiden als "maatschappelijk", zodat deze in combinatie met het wonen kunnen worden gebruikt voor maatschappelijke voorzieningen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
de woonfunctie moet als zelfstandige functie gehandhaafd blijven;
er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de uitstraling van het hoofdgebouw als woonhuis;
er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;
er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de milieusituatie;
het parkeren moet op het eigen erf plaatsvinden;
de bestemming 'Wonen - 3' te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - Woongebouw' en/of het maximum aantal woonhuizen te wijzigen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
de te bouwen woningen moeten qua aantallen, woningtype en doelgroep passen in het gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid, zoals dat op het moment van wijziging geldt;
de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - Woongebouw', zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 16, 17 of 20 van toepassing.
Artikel 19 Wonen - Wooncentrum
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Wooncentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bijzondere woonvormen;
een luchtbrug, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - luchtbrug";
maar ook voor de daarbij behorende:
restauratieve voorzieningen;
groenvoorzieningen en water;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
openbare nutsvoorzieningen;
kunstobjecten;
tuinen en erven.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Toegelaten bouwwerken
Op de gronden, bedoeld in lid 19.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
een wooncentrum;
een luchtbrug, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - luchtbrug";
onder- of bovengrondse parkeergarages;
garageboxen, ter plaatse van de aanduiding "garage";
andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, kunstobjecten en palen en masten.
19.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
de gebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
de maximale goot- en bouwhoogte en maximale dakhelling van een gebouw mag ten hoogste de in de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)" aangegeven goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;
het aantal woningen mag niet meer dan het bestaande aantal bedragen;
een luchtbrug mag alleen gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - luchtbrug";
de bouwhoogte van een luchtbrug mag maximaal 9 meter zijn;
de diepte van een ondergrondse parkeergarage mag maximaal 5 meter zijn;
een ondergrondse parkeergarage mag in maximaal 1 bouwlaag worden gebouwd.
19.2.3 Garageboxen
Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:
garageboxen mogen alleen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "garage";
de bouwhoogte van garageboxen mag maximaal 4 meter zijn.
19.2.4 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) van de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.
19.3 Ontheffing van de bouwregels
19.3.1 Ontheffingsbevoegdheden
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel van lid 19.2.4 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.
19.3.2 Beoordelingscriteria
Ontheffingen als bedoeld in lid 19.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
de woonsituatie;
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.3.3 Ontheffingsprocedure
Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 19.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 29.1.
19.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel zodanig dat het verkoopvloeroppervlak per wooncentrum meer bedraagt dan 50 m².
Artikel 20 Wonen - Woongebouw
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen, eventueel in combinatie met werk aan huis;
maar ook voor de daarbij behorende:
tuinen en erven;
groenvoorzieningen en waterpartijen;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
kunstobjecten;
openbare nutsvoorzieningen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Toegelaten bouwwerken
Op de gronden, bedoeld in lid 20.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
woongebouwen met daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, zoals bergingen, garages en praktijkruimten;
onder- of bovengrondse parkeergarages;
andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, kunstobjecten en palen en masten.
20.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
als hoofdgebouw mogen alleen woongebouwen worden gebouwd;
de hoofdgebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
de maximale goot- en bouwhoogte en maximale dakhelling van een gebouw mag ten hoogste de in de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)" aangegeven goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen;
het aantal woningen mag niet meer dan het bestaande aantal bedragen;
de diepte van een ondergrondse parkeergarage mag maximaal 5 meter zijn;
een ondergrondse parkeergarage mag in maximaal 1 bouwlaag worden gebouwd.
20.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mogen:
alleen binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd en moeten op minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
een gezamenlijke oppervlakte hebben van ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende zij- en/of achtererf (voorzover dat binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak ligt) en mogen bovendien niet groter zijn dan 75 m²;
een goothoogte hebben van maximaal 3 meter;
in geval van overkappingen een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter;
in geval van aan- of uitbouwen en bijgebouwen een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter op de zijgrens van het bouwperceel en welke bouwhoogte vanaf de zijgrens van het bouwperceel onder een dakhelling van maximaal 45 graden rechtevenredig toe mag nemen tot:
voor aan- en uitbouwen een bouwhoogte van maximaal 1 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
voor bijgebouwen een bouwhoogte van maximaal 5 meter.
20.2.4 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) van de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.
20.3 Ontheffing van de bouwregels
20.3.1 Ontheffingsbevoegdheden
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
de regel van lid 20.2.3 sub a onder 5 en toestaan dat de bouwhoogte van een in de zijgrens van het bouwperceel te bouwen aan- of uitbouw wordt verhoogd tot maximaal 1 meter onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
de regel van lid 20.2.3 sub a onder 5 en toestaan dat de bouwhoogte van een in de zijgrens van het bouwperceel te bouwen bijgebouw wordt verhoogd tot maximaal 5 meter;
de regel van lid 20.2.4 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
de regel van lid 20.2.4 sub b en toestaan dat een erf- of terreinafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 2 meter vóór (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd.
20.3.2 Beoordelingscriteria
Ontheffingen als bedoeld in lid 20.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
de woonsituatie;
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.3.3 Ontheffingsprocedure
Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 20.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 29.1.
20.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, striijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor maatschappelijke voorzieningen;
het gebruik van de gronden en bouwwerken als bedrijf, anders dan alleen voor werk aan huis;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor werk aan huis, waarvan:
de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 30% van de totale gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de bebouwing op het perceel;
de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 50 m² ;
de activiteiten op grond van de Wet milieubeheer vergunnings- of meldingsplichtig zijn;
omwonenden onevenredig veel hinder kunnen ondervinden;
detailhandel onderdeel vormt, waarbij goederen worden verhandeld die ergens anders worden gemaakt of verwerkt;
verkeers- of parkeeroverlast kan worden ondervonden.
20.5 Wijzigingsbevoegdheid
20.5.1 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:
de gronden met de bestemming 'Wonen - Woongebouw' ook aan te duiden als "maatschappelijk", zodat deze in combinatie met het wonen kunnen worden gebruikt voor maatschappelijke voorzieningen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
de woonfunctie moet als zelfstandige functie gehandhaafd blijven;
er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de uitstraling van het hoofdgebouw als woongebouw;
er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;
er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de milieusituatie;
het parkeren moet op het eigen erf plaatsvinden;
de bestemming 'Wonen - Woongebouw' te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - 3' en/of het maximum aantal woonhuizen aan te geven of te wijzigen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;d
e te bouwen woonhuizen moeten qua aantallen, woningtype en doelgroep passen in het gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid, zoals dat op het moment van wijziging geldt;
de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - 3', zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 16, 17 of 18 van toepassing.
Artikel 21 Wonen - Woonwagens
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagens' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen, in het bijzonder als standplaatsen voor woonwagens, eventueel in combinatie met werk aan huis;
maar ook voor de daarbij behorende:
tuinen en erven;
groenvoorzieningen en waterpartijen;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
openbare nutsvoorzieningen.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Toegelaten bouwwerken
Op de gronden, bedoeld in lid 21.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:
woonwagens en daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, zoals bergingen, garages en praktijkruimten;
andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en palen en masten.
21.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het plaatsen van woonwagens gelden de volgende regels:
de woonwagens mogen alleen worden geplaatst binnen de aangegeven bouwvlakken;
het aantal woonwagens mag ten hoogste het in de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" aangegeven maximum aantal zijn;
de oppervlakte van een woonwagen mag maximaal 120 m² zijn;
de maximale goot- en bouwhoogte van een woonwagen mag ten hoogste de in de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen.
21.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen mag per woonwagen maximaal 12 m² zijn;
de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen mag per woonwagen maximaal 20 m² zijn, waarbij maximaal 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende zij- en/of achtererf (voorzover dat binnen het aangegeven bouwvlak ligt) mag worden bebouwd;
de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping mag maximaal 3 meter zijn.
21.2.4 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) van de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 3 meter zijn.
21.3 Ontheffing van de bouwregels
21.3.1 Ontheffingsbevoegdheden
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regel van lid 21.2.4 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.
21.3.2 Beoordelingscriteria
Ontheffingen als bedoeld in lid 21.3.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
de woonsituatie;
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
21.3.3 Ontheffingsprocedure
Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 21.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 29.1
21.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor maatschappelijke voorzieningen;
het gebruik van de gronden en bouwwerken als bedrijf, anders dan alleen voor werk aan huis;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor werk aan huis, waarvan:
de bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 30% van de totale gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de bebouwing op het perceel;d
e bedrijfsvloeroppervlakte meer is dan 50 m² ;
de activiteiten op grond van de Wet milieubeheer vergunnings- of meldingsplichtig zijn;
omwonenden onevenredig veel hinder kunnen ondervinden;d
etailhandel onderdeel vormt, waarbij goederen worden verhandeld die ergens anders worden gemaakt of verwerkt;
verkeers- of parkeeroverlast kan worden ondervonden.
21.5 Wijzigingsbevoegdheid
21.5.1 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:
de gronden met de bestemming 'Wonen - Woonwagens' ook aan te duiden als "maatschappelijk", zodat deze in combinatie met het wonen kunnen worden gebruikt voor maatschappelijke voorzieningen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
de woonfunctie moet als zelfstandige functie gehandhaafd blijven;
er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de uitstraling van het hoofdgebouw als woonwagen;
er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;
er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de milieusituatie;
het parkeren moet binnen de standplaats plaatsvinden;
de bestemming 'Wonen - Woonwagens' te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' of 'Wonen - Woongebouw' en/of het maximum aantal woningen wijzigen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
de te bouwen woningen moeten qua aantallen, woningtype en doelgroep passen in het gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid, zoals dat op het moment van wijziging geldt;
de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' of 'Wonen - Woongebouw', zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 16, 17, 18 of 20 van toepassing.
Artikel 22 Leiding - Water
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterleidingstrook.
22.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
anders dan in de basisbestemming is bepaald, mogen op de in lid 22.1 bedoelde gronden geen bouwwerken voor de basisbestemming worden gebouwd, maar alleen bouwwerken voor de dubbelbestemming Leiding - Water;
er mogen geen gebouwen worden gebouwd;
de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 2 meter zijn.
22.3 Ontheffing van de bouwregels
22.3.1 Ontheffingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels van lid 22.2 en toestaan dat in de basisbestemming genoemde gebouwen en andere bouwwerken tóch mogen worden gebouwd op voorwaarde dat:
er geen schade wordt toegebracht aan de waterleiding en het functioneren daarvan niet nadelig wordt beïnvloed;
hierover advies is gevraagd van de waterleidingbeheerder.
22.3.2 Ontheffingsprocedure
Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 22.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 29.1.
22.4 Aanlegvergunning
22.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden om op de gronden, bedoeld in lid 22.1, zonder vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) of anders dan in zo'n vergunning is vastgelegd, de volgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het planten van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder rietbeplanting;
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding en ophoging;
het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
het diepploegen;
het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
beplantingen of bomen;
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere manier ingraven of indrijven van voorwerpen;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen.
22.4.2 Uitzondering vergunningplicht
Artikel 22.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud of het beheer van de waterleiding of die nodig zijn voor het in stand houden van de leiding;
al in uitvoering waren op het moment van het van kracht worden van het plan.
22.4.3 Beoordelingscriteria
Een vergunning als bedoeld in lid 22.4.1 kan alleen worden verleend als:
geen schade ontstaat aan de waterleiding en/of het doelmatige functioneren van de waterleiding niet in gevaar wordt gebracht;
de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
hierover advies is gevraagd van de waterleidingbeheerder.
22.5 Wijzigingsbevoegdheid
22.5.1 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de dubbelbestemming 'Leiding - Water' op te nemen of te verwijderen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
de aanleg van een nieuwe waterleiding of het verleggen van de waterleiding is in verband met de (drink)watervoorziening nodig;
een (her)inrichting van (delen van) het gebied, waardoor de leiding loopt maakt dit wenselijk of nodig;
hierover is advies gevraagd aan de waterleidingbeheerder.
Artikel 23 Waarde - Archeologisch/cultuurhistorisch waardevol gebied
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologisch/cultuurhistorisch waardevol gebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden eigen zijnde archeologische/cultuurhistorische waarde(n).
23.2 Bouwregels
Anders dan in de basisbestemming is bepaald, mogen op dez egronde geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 100 m² wordt uitgebreid;
bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 100 m² ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen.
23.3 Ontheffing van de bouwregels
23.3.1 Ontheffingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels van lid 23.2 en toestaan dat bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken worden gebouwd, waarbij de oppervlakte met meer dan 100 m² wordt uitgebreid dan wel bouwwerken worden gebouwd met een oppervlakte van meer dan 100 m², mits:
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad; of
de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
een verplichting tot het doen van opgravingen; of;
een verplichting de bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om aan de ontheffing voorwaarden te verbinden als bedoeld in sub c, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de ontheffing niet verleend.
23.3.2 Ontheffingsprocedure
Als Burgemeester en Wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 23.3.1 toepassen, moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 29.1.
23.4 Aanlegvergunning
23.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden om op de gronden, bedoeld in lid 23.1, zonder vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) of anders dan in zo'n vergunning is vastgelegd, de volgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm;
het graven van watergangen;
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
het verlagen van het waterpeil.
23.4.2 Uitzondering vergunningplicht
Artikel 23.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud;
al in uitvoering waren op het moment van het van kracht worden van het plan;
mogen worden uitgevoerd op grond van een al verleende aanlegvergunning;
op archeologisch onderzoek gericht zijn.
23.4.3 Beoordelingscriteria
Een vergunning als bedoeld in lid 23.4.1 kan alleen worden verleend als:
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad; of
de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
een verplichting tot het treffen van technische maatsregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
een verplichting tot het doen van opgravingen; of
een verplichting de uitvoering van werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologisch monumentenzorg.
Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om aan de ontheffing voorwaarden te verbinden als bedoeld in sub c, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de ontheffing niet verleend.
23.5 Wijzigingsbevoegdheid
23.5.1 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch/cultuurhistorisch waardevol gebied' te verwijderen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 25 Algemene gebruiksregels
25.1 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen, behalve als dit duidelijk is toegestaan in de bestemmingsregels;
het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
het opslaan van gerede of ongerede materialen of goederen buiten gebouwen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
25.2 Uitzonderingen
Lid 25.1 geldt niet voor:
het (tijdelijk) gebruik voor het realiseren of handhaven de bestemmingen, zoals bouwwerkzaamheden, of het normale onderhoud van de gronden;
de opslag van goederen of materialen als onderdeel van de uitoefening van een bedrijf dat volgens het plan is toegestaan;
het plaatsen van onderkomens volgens de gebruiksregels van de bestemmingsregels in hoofdstuk 2 van deze regels;
het opslaan of storten van afval- en meststoffen, maar alleen als dit noodzakelijk is voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen.
Artikel 26 Algemene ontheffingsregels
26.1 Ontheffingsbevoegdheden
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages, maar alleen als dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor het plaatsen van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot een bouwhoogte van maximaal 40 meter.
26.2 Beoordelingscriteria
Ontheffingen als bedoeld in artikel 26.1 kunnen slechts worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
26.3 Ontheffingsprocedure
Als burgemeester en wethouders de ontheffingsbevoegdheden van lid 26.1 toepassen moeten zij de procedure volgen die omschreven staat in artikel 29.1.
Artikel 27 Algemene aanduidingsregels
27.1 veiligheidszone - lpg
27.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - lpg" zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege de aanwezigheid van een risicovolle inrichting.
27.1.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - lpg" geldt voor het bouwen van bouwwerken de volgende regel:
anders dan in de basisbestemming is bepaald, mogen op de in lid 27.1.1 bedoelde gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
27.1.3 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - lpg" zijn in ieder geval de volgende gebruiksvormen in strijd met artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening:
het gebruik van gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
27.1.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:
de aanduiding "veiligheidszone - lpg" te verwijderen. Hierbij geldt de volgende voorwaarde:
de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd;
de aanduiding "veiligheidszone - lpg" te wijzigen (verkleinen). Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
voor de risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend of gewijzigd;
de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
binnen de gewijzigde zone bevinden zich geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
Artikel 28 Algemene wijzigingsregels
28.1 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming van gronden worden gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' voor het oprichten van transformatorhuisjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m³ en een bouwhoogte van maximaal 4 meter, die in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn;
b. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd. Hierbij geldt de volgende voorwaarde:
1. de vergroting mag maximaal 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zijn;
c. de in het plan vermelde maatvoeringen worden gewijzigd;
d. aan de gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch/cultuurhistorisch waardevol gebied' wordt toegekend, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de begrenzing van de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologisch/cultuurhistorisch waardevol gebied' gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft;
e. de bestemming 'Groen', 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijf', wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1','Wonen - 2' of 'Wonen - 3' (al dan niet met de daarin opgenomen bouwvlakken, mits:
1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast voor wijzigingen ten behoeve van ondergeschikte uitbreiding van een woonperceel.
f. de bestemmingen 'Verkeer - Verblijf' en 'Wonen - 3' ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 1" worden gewijzigd in de bestemmingen 'Verkeer - Verblijf', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' en/of 'Wonen - Woongebouw' in combinatie met een gewijzigde situering van bouwvlakken. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
1. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
2. het aantal te bouwen woningen mag maximaal 96 zijn, waarbij de te bouwen woningen qua aantallen, woningtype en doelgroep moeten passen in het gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid, zoals dat op het moment van wijziging geldt;
3. de woningen en/of woongebouwen worden gebouwd in maximaal twee bouwlagen met een kap;
4. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
5. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient ecologisch onderzoek, in de vorm van een Natuurtoets, dient te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat de ontheffing respectievelijk vergunning kan worden verleend of niet noodzakelijk is;
6. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een archeologisch onderzoek te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat geen onevenredige schade aan archeologische waarden ontstaat;
7. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient overleg met het Wetterskip te zijn gepleegd en de resultaten van dat overleg worden betrokken bij het wijzigingsbesluit;
8. vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een onderzoek naar luchtkwaliteit te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de wettelijke normen inzake luchtkwaliteit;
9. vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een onderzoek naar externe veiligheid te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat:
I. wordt voldaan aan de grenswaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor kwetsbare objecten;
II. rekening is gehouden met de richtwaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor beperkt kwetsbare objecten;
III. het groepsrisico is afwogen,
10. als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer - Verblijf', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' of 'Wonen - Woongebouw', zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 15, 16, 17, 18 of 20 van toepassing.
g. de bestemmingen 'Maatschappelijk - 2' en 'Wonen - 1' ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 2" worden gewijzigd in de bestemmingen 'Maatschappelijk - 2', 'Wonen - 1' en/of 'Wonen - 2' in combinatie met een gewijzigde situering van bouwvlakken. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
1. het noordelijke deel van het wijzigingsgebied wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1' en/of 'Wonen - 2', het zuidelijke deel van het wijzigingsgebied wordt gewijzigd in de bestemming 'Maatschappelijk - 2';
2. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
3. het aantal te bouwen woningen mag maximaal 6 zijn, waarbij de te bouwen woningen qua aantallen, woningtype en doelgroep moeten passen in het gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid, zoals dat op het moment van wijziging geldt;
4. de woningen/gebouwen worden gebouwd in maximaal twee bouwlagen met een kap;
5. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
6. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient ecologisch onderzoek, in de vorm van een Natuurtoets, dient te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat de ontheffing respectievelijk vergunning kan worden verleend of niet noodzakelijk is;
7. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een archeologisch onderzoek te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat geen onevenredige schade aan archeologische waarden ontstaat;
8. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient overleg met het Wetterskip te zijn gepleegd en de resultaten van dat overleg worden betrokken bij het wijzigingsbesluit;
9. vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een onderzoek naar luchtkwaliteit te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de wettelijke normen inzake luchtkwaliteit;
10. vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een onderzoek naar externe veiligheid te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat:
I. wordt voldaan aan de grenswaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor kwetsbare objecten;
II. rekening is gehouden met de richtwaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor beperkt kwetsbare objecten;
III. het groepsrisico is afwogen,
11. als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Maatschappelijk - 2', 'Wonen - 1' en 'Wonen - 2', zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 13, 16 en 17 van toepassing.
h. de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer - Verblijf' en 'Wonen - 3' ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 3" worden gewijzigd in de bestemmingen 'Verkeer - Verblijf', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' en/of 'Wonen - Woongebouw' in combinatie met een gewijzigde situering van bouwvlakken. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
1. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
2. het aantal te bouwen woningen mag maximaal 30 zijn, waarbij de te bouwen woningen qua aantallen, woningtype en doelgroep moeten passen in het gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid, zoals dat op het moment van wijziging geldt, met dien verstande dat het aantal te bouwen woningen in de gebieden "wro-zone - wijzigingsgebied 3", "wro-zone - wijzigingsgebied 4" en "wro-zone - wijzigingsgebied 7" gezamenlijk niet meer dan 215 mag zijn;
3. voor bebouwingsstroken langs de Klaverweide geldt dat woongebouwen worden gebouwd in maximaal drie bouwlagen met een platte dakafdekking;
4. overige woningen worden gebouwd in maximaal twee bouwlagen met een kap;
5. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
6. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient ecologisch onderzoek, in de vorm van een Natuurtoets, dient te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat de ontheffing respectievelijk vergunning kan worden verleend of niet noodzakelijk is;
7. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een archeologisch onderzoek te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat geen onevenredige schade aan archeologische waarden ontstaat;
8. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient overleg met het Wetterskip te zijn gepleegd en de resultaten van dat overleg worden betrokken bij het wijzigingsbesluit;
9. vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een onderzoek naar luchtkwaliteit te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de wettelijke normen inzake luchtkwaliteit;
10. vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een onderzoek naar externe veiligheid te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat:
I. wordt voldaan aan de grenswaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor kwetsbare objecten;
II. rekening is gehouden met de richtwaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor beperkt kwetsbare objecten;
III. het groepsrisico is afwogen,
11. als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer - Verblijf', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' of 'Wonen - Woongebouw', zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 15, 16, 17, 18 of 20 van toepassing.
i. de bestemmingen 'Verkeer - Verblijf' en 'Wonen - 3' ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 4" worden gewijzigd in de bestemmingen 'Verkeer - Verblijf', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' en/of 'Wonen - Woongebouw' in combinatie met een gewijzigde situering van bouwvlakken. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
1. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
2. het aantal te bouwen woningen mag maximaal 82 zijn, waarbij de te bouwen woningen qua aantallen, woningtype en doelgroep moeten passen in het gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid, zoals dat op het moment van wijziging geldt, met dien verstande dat het aantal te bouwen woningen in de gebieden "wro-zone - wijzigingsgebied 3", "wro-zone - wijzigingsgebied 4" en "wro-zone - wijzigingsgebied 7" gezamenlijk niet meer dan 215 mag zijn;
3. voor bebouwingsstroken langs de Klaverweide geldt dat woongebouwen worden gebouwd in maximaal drie bouwlagen met een platte dakafdekking;
4. overige woningen worden gebouwd in maximaal twee bouwlagen met een kap;
5. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
6. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient ecologisch onderzoek, in de vorm van een Natuurtoets, dient te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat de ontheffing respectievelijk vergunning kan worden verleend of niet noodzakelijk is;
7. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een archeologisch onderzoek te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat geen onevenredige schade aan archeologische waarden ontstaat;
8. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient overleg met het Wetterskip te zijn gepleegd en de resultaten van dat overleg worden betrokken bij het wijzigingsbesluit;
9. vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een onderzoek naar luchtkwaliteit te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de wettelijke normen inzake luchtkwaliteit;
10. vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een onderzoek naar externe veiligheid te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat:
I. wordt voldaan aan de grenswaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor kwetsbare objecten;
II. rekening is gehouden met de richtwaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor beperkt kwetsbare objecten;
III. het groepsrisico is afwogen;
11. als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer - Verblijf', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' of 'Wonen - Woongebouw', zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 15, 16, 17, 18 of 20 van toepassing;
j. de bestemmingen 'Groen' en 'Wonen - Woongebouw' ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 5" worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen - Woongebouw' in combinatie met een gewijzigde situering van bouwvlakken. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
1. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
2. het aantal te bouwen woningen mag maximaal 50 zijn, waarbij de te bouwen woningen qua aantallen, woningtype en doelgroep moeten passen in het gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid, zoals dat op het moment van wijziging geldt;
3. de woongebouwen worden in maximaal 2 of 3 bouwlagen met een platte dakafdekking gebouwd,
4. er mag maximaal 1 woongebouw in 5 bouwlagen met een platte afdekking worden gebouwd;
5. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
6. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient ecologisch onderzoek, in de vorm van een Natuurtoets, dient te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat de ontheffing respectievelijk vergunning kan worden verleend of niet noodzakelijk is;
7. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een archeologisch onderzoek te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat geen onevenredige schade aan archeologische waarden ontstaat;
8. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient overleg met het Wetterskip te zijn gepleegd en de resultaten van dat overleg worden betrokken bij het wijzigingsbesluit;
9. vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een onderzoek naar luchtkwaliteit te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de wettelijke normen inzake luchtkwaliteit;
10. vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een onderzoek naar externe veiligheid te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat:
I. wordt voldaan aan de grenswaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor kwetsbare objecten;
II. rekening is gehouden met de richtwaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor beperkt kwetsbare objecten;
III. het groepsrisico is afwogen;
11. als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - Woongebouw', zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 20 van toepassing;
k. de bestemming 'Maatschappelijk - 2' ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 6" worden gewijzigd in de bestemming 'Maatschappelijk - 2' in combinatie met het situeren van bouwvlakken. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
1. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
2. gebouwen worden gebouwd in maximaal twee bouwlagen, met dien verstande dat incidenteel maximaal drie bouwlagen zijn toegestaan;
3. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
4. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient ecologisch onderzoek, in de vorm van een Natuurtoets, dient te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat de ontheffing respectievelijk vergunning kan worden verleend of niet noodzakelijk is;
5. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een archeologisch onderzoek te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat geen onevenredige schade aan archeologische waarden ontstaat;
6. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient overleg met het Wetterskip te zijn gepleegd en de resultaten van dat overleg worden betrokken bij het wijzigingsbesluit;
7. vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een onderzoek naar luchtkwaliteit te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de wettelijke normen inzake luchtkwaliteit;
8. vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een onderzoek naar externe veiligheid te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat:
I. wordt voldaan aan de grenswaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor kwetsbare objecten;
II. rekening is gehouden met de richtwaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor beperkt kwetsbare objecten;
III. het groepsrisico is afwogen;
9. als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Maatschappelijk - 2' zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 13 van toepassing.
l. de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer - Verblijf' en 'Wonen - 3' ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 7" worden gewijzigd in de bestemmingen 'Verkeer - Verblijf', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' en/of 'Wonen - Woongebouw' in combinatie met een gewijzigde situering van bouwvlakken. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
1. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
2. het aantal te bouwen woningen mag maximaal 103 zijn, waarbij de te bouwen woningen qua aantallen, woningtype en doelgroep moeten passen in het gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid, zoals dat op het moment van wijziging geldt, met dien verstande dat het aantal te bouwen woningen in de gebieden "wro-zone - wijzigingsgebied 3", "wro-zone - wijzigingsgebied 4" en "wro-zone - wijzigingsgebied 7" gezamenlijk niet meer dan 215 mag zijn;
3. voor bebouwingsstroken langs de Bouwakker geldt dat woongebouwen worden gebouwd in maximaal drie bouwlagen met een platte dakafdekking;
4. overige woningen worden gebouwd in maximaal twee bouwlagen met een kap of met een platte afdekking;
5. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
6. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient ecologisch onderzoek, in de vorm van een Natuurtoets, dient te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat de ontheffing respectievelijk vergunning kan worden verleend of niet noodzakelijk is;
7. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een archeologisch onderzoek te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat geen onevenredige schade aan archeologische waarden ontstaat;
8. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient overleg met het Wetterskip te zijn gepleegd en de resultaten van dat overleg worden betrokken bij het wijzigingsbesluit;
9. vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een onderzoek naar luchtkwaliteit te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de wettelijke normen inzake luchtkwaliteit;
10. vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een onderzoek naar externe veiligheid te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat:
I. wordt voldaan aan de grenswaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor kwetsbare objecten;
II. rekening is gehouden met de richtwaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor beperkt kwetsbare objecten;
III. het groepsrisico is afwogen;
11. als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer - Verblijf', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' of 'Wonen - Woongebouw', zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 15, 16, 17, 18 of 20 van toepassing.
m. de bestemming 'Maatschappelijk - 2' ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 8" worden gewijzigd in de bestemmingen 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' en/of 'Wonen - Woongebouw' in combinatie met een gewijzigde situering van bouwvlakken. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
1. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
2. het aantal te bouwen woningen mag maximaal 18 zijn, waarbij de te bouwen woningen qua aantallen, woningtype en doelgroep moeten passen in het gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid, zoals dat op het moment van wijziging geldt;
3. de woningen en/of woongebouwen worden gebouwd in maximaal twee bouwlagen met een kap;
4. de woningen worden vrijstaand of in korte rijen gebouwd of per twee aaneengebouwd;
5. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
6. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient ecologisch onderzoek, in de vorm van een Natuurtoets, dient te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat de ontheffing respectievelijk vergunning kan worden verleend of niet noodzakelijk is;
7. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een archeologisch onderzoek te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat geen onevenredige schade aan archeologische waarden ontstaat;
8. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient overleg met het Wetterskip te zijn gepleegd en de resultaten van dat overleg worden betrokken bij het wijzigingsbesluit;
9. vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een onderzoek naar luchtkwaliteit te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de wettelijke normen inzake luchtkwaliteit;
10. vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een onderzoek naar externe veiligheid te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat:
I. wordt voldaan aan de grenswaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor kwetsbare objecten;
II. rekening is gehouden met de richtwaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor beperkt kwetsbare objecten;
III. het groepsrisico is afwogen;
11. als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' of 'Wonen - Woongebouw', zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 16, 17, 18 of 20 van toepassing.
n. de bestemmingen 'Verkeer - Verblijf' en 'Wonen - 3' ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 9" worden gewijzigd in de bestemmingen 'Verkeer - Verblijf', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' en/of 'Wonen - Woongebouw' in combinatie met een gewijzigde situering van bouwvlakken. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
1. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
2. het aantal te bouwen woningen mag maximaal 90 zijn, waarbij de te bouwen woningen qua aantallen, woningtype en doelgroep moeten passen in het gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid, zoals dat op het moment van wijziging geldt;
3. de woningen en/of woongebouwen worden gebouwd in maximaal twee bouwlagen met een kap;
4. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
5. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient ecologisch onderzoek, in de vorm van een Natuurtoets, dient te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat de ontheffing respectievelijk vergunning kan worden verleend of niet noodzakelijk is;
6. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een archeologisch onderzoek te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat geen onevenredige schade aan archeologische waarden ontstaat;
7. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient overleg met het Wetterskip te zijn gepleegd en de resultaten van dat overleg worden betrokken bij het wijzigingsbesluit;
8. vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een onderzoek naar luchtkwaliteit te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de wettelijke normen inzake luchtkwaliteit;
9. vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een onderzoek naar externe veiligheid te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat:
I. wordt voldaan aan de grenswaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor kwetsbare objecten;
II. rekening is gehouden met de richtwaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor beperkt kwetsbare objecten;
III. het groepsrisico is afwogen;
10. als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer - Verblijf', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' of 'Wonen - Woongebouw', zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 15, 16, 17, 18 of 20 van toepassing.
o. de bestemming Bedrijf - 2 ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 10" worden gewijzigd in de bestemmingen 'Verkeer - Verblijf', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en/of 'Wonen - Woongebouw' in combinatie met een gewijzigde situering van bouwvlakken. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
1. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
2. het aantal te bouwen woningen mag maximaal 14 zijn, waarbij de te bouwen woningen qua aantallen, woningtype en doelgroep moeten passen in het gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid, zoals dat op het moment van wijziging geldt;
3. de woningen en/of woongebouwen worden gebouwd in één of twee bouwlagen met een platte dakafdekking of met een kap waarvan de dakhelling minder dan 30 graden bedraagt;
4. de woningen worden vrijstaand gebouwd of per twee aaneengebouwd;
5. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
6. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient ecologisch onderzoek, in de vorm van een Natuurtoets, dient te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat de ontheffing respectievelijk vergunning kan worden verleend of niet noodzakelijk is;
7. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een archeologisch onderzoek te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat geen onevenredige schade aan archeologische waarden ontstaat;
8. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient overleg met het Wetterskip te zijn gepleegd en de resultaten van dat overleg worden betrokken bij het wijzigingsbesluit;
9. vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een onderzoek naar luchtkwaliteit te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de wettelijke normen inzake luchtkwaliteit;
10. vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een onderzoek naar externe veiligheid te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat:
I. wordt voldaan aan de grenswaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor kwetsbare objecten;
II. rekening is gehouden met de richtwaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor beperkt kwetsbare objecten;
III. het groepsrisico is afwogen;
11. als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer - Verblijf', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - Woongebouw', zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 15, 16, 17 of 20 van toepassing.
p. de bestemming 'Wonen - Wooncentrum' ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 11" worden gewijzigd in de bestemmingen 'Wonen - Wooncentrum' in combinatie met een gewijzigde situering van bouwvlakken. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
1. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de te bouwen woningen moeten qua aantallen, woningtype en doelgroep passen in het gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid, zoals dat op het moment van wijziging geldt;
3. gebouwen worden gebouwd in maximaal drie bouwlagen;
4. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
5. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient ecologisch onderzoek, in de vorm van een Natuurtoets, dient te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat de ontheffing respectievelijk vergunning kan worden verleend of niet noodzakelijk is;
6. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een archeologisch onderzoek te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat geen onevenredige schade aan archeologische waarden ontstaat;
7. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient overleg met het Wetterskip te zijn gepleegd en de resultaten van dat overleg worden betrokken bij het wijzigingsbesluit;
8. vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een onderzoek naar luchtkwaliteit te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de wettelijke normen inzake luchtkwaliteit;
9. vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een onderzoek naar externe veiligheid te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat:
I. wordt voldaan aan de grenswaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor kwetsbare objecten;
II. rekening is gehouden met de richtwaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor beperkt kwetsbare objecten;
III. het groepsrisico is afwogen;
10. als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - Wooncentrum' zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 19 van toepassing.
q. de bestemming 'Wonen - Wooncentrum' ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 12" wordt gewijzigd in de bestemmingen 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' en/of 'Wonen - Woongebouw' in combinatie met een gewijzigde situering van bouwvlakken. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
1. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
2. het aantal te bouwen woningen mag maximaal 12 zijn, waarbij de te bouwen woningen qua aantallen, woningtype en doelgroep moeten passen in het gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid, zoals dat op het moment van wijziging geldt;
3. de woningen en/of woongebouwen worden gebouwd in maximaal twee bouwlagen met een kap;
4. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
5. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient ecologisch onderzoek, in de vorm van een Natuurtoets, dient te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat de ontheffing respectievelijk vergunning kan worden verleend of niet noodzakelijk is;
6. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een archeologisch onderzoek te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat geen onevenredige schade aan archeologische waarden ontstaat;
7. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient overleg met het Wetterskip te zijn gepleegd en de resultaten van dat overleg worden betrokken bij het wijzigingsbesluit;
8. vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een onderzoek naar luchtkwaliteit te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de wettelijke normen inzake luchtkwaliteit;
9. vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een onderzoek naar externe veiligheid te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat:
I. wordt voldaan aan de grenswaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor kwetsbare objecten;
II. rekening is gehouden met de richtwaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor beperkt kwetsbare objecten;
III. het groepsrisico is afwogen;
10. als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' of 'Wonen - Woongebouw', zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 16, 17, 18 of 20 van toepassing.
r. de bestemmingen Bedrijf - 2 en Groen ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 13" worden gewijzigd in de bestemmingen 'Verkeer - Verblijf', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', en/of 'Wonen - Woongebouw' in combinatie met een gewijzigde situering van bouwvlakken. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
1. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
2. het aantal te bouwen woningen mag maximaal 14 zijn, waarbij de te bouwen woningen qua aantallen, woningtype en doelgroep moeten passen in het gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid, zoals dat op het moment van wijziging geldt;
3. de woningen en/of woongebouwen worden gebouwd in maximaal twee bouwlagen met een kap;
4. de woningen worden vrijstaand gebouwd of per twee aaneengebouwd;
5. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
6. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient ecologisch onderzoek, in de vorm van een Natuurtoets, dient te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat de ontheffing respectievelijk vergunning kan worden verleend of niet noodzakelijk is;
7. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een archeologisch onderzoek te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat geen onevenredige schade aan archeologische waarden ontstaat;
8. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient overleg met het Wetterskip te zijn gepleegd en de resultaten van dat overleg worden betrokken bij het wijzigingsbesluit;
9. vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een onderzoek naar luchtkwaliteit te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de wettelijke normen inzake luchtkwaliteit;
10. vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een onderzoek naar externe veiligheid te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat:
I. wordt voldaan aan de grenswaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor kwetsbare objecten;
II. rekening is gehouden met de richtwaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor beperkt kwetsbare objecten;
III. het groepsrisico is afwogen;
11. als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer - Verblijf', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - Woongebouw, zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 15, 16, 17 of 20 van toepassing.
s. de bestemming 'Maatschappelijk - 2' ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 14" worden gewijzigd in de bestemmingen 'Wonen - 1', 'Wonen - 2 en/of 'Wonen - Woongebouw' in combinatie met een gewijzigde situering van bouwvlakken. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
1. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
2. het aantal te bouwen woningen mag maximaal 4 zijn, waarbij de te bouwen woningen qua aantallen, woningtype en doelgroep moeten passen in het gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid, zoals dat op het moment van wijziging geldt;
3. de woningen en/of woongebouwen worden gebouwd in maximaal twee bouwlagen met een kap;
4. de woningen worden vrijstaand gebouwd of per twee aaneengebouwd;
5. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
6. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient ecologisch onderzoek, in de vorm van een Natuurtoets, dient te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat de ontheffing respectievelijk vergunning kan worden verleend of niet noodzakelijk is;
7. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een archeologisch onderzoek te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat geen onevenredige schade aan archeologische waarden ontstaat;
8. vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient overleg met het Wetterskip te zijn gepleegd en de resultaten van dat overleg worden betrokken bij het wijzigingsbesluit;
9. vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een onderzoek naar luchtkwaliteit te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de wettelijke normen inzake luchtkwaliteit;
10. vóór de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een onderzoek naar externe veiligheid te zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat:
I. wordt voldaan aan de grenswaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor kwetsbare objecten;
II. rekening is gehouden met de richtwaarden voor het risico c.q. risicoafstanden voor beperkt kwetsbare objecten;
III. het groepsrisico is afwogen;
11. als de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - Woongebouw', zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 16, 17 of 20 van toepassing.
28.2 Beoordelingscriteria
Wijzigingen als bedoeld in artikel 28.1 kunnen slechts worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 29 Algemene procedureregels
29.1 Ontheffingsprocedure
Op de voorbereiding van een besluit tot een ontheffing is de volgende procedure van toepassing:
een ontwerpbesluit ligt gedurende twee weken ter inzage op het gemeentehuis;
burgemeester en wethouders maken deze ter inzage legging van te voren bekend in een of meer dag of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
in de bekendmaking wordt melding gemaakt van de mogelijkheid tot het indienen van schriftelijke zienswijzen gedurende de ter inzage legging.
29.2 Nadere-eisen procedure
Op de voorbereiding van een besluit tot een nadere eis is de volgende procedure van toepassing:
een ontwerpbesluit ligt gedurende twee weken ter inzage op het gemeentehuis;
burgemeester en wethouders maken deze ter inzage legging van te voren bekend in een of meer dag of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
in de bekendmaking wordt melding gemaakt van de mogelijkheid tot het indienen van schriftelijke zienswijzen gedurende de ter inzage legging.
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Artikel 30 Overgangsrecht
30.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
Burgemeester en Wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van lid 30.1 sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 30.1 sub a met maximaal 10%.
Lid 30.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
30.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 30.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in lid 30.2 sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Lid 30.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 31 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan De Bouwen van de gemeente Smallingerland.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 9 maart 2010
De voorzitter, |
De griffier, |
.................. |
........... |