6.1 Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
a. een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken van openbaar nut mogen worden gebouwd tot een maximum inhoud van 400 m³ en een maximum bouwhoogte van 4 m;
b. de in het bestemmingsplan opgenomen verwijzing naar wetten, verordeningen, circulaires, publicaties, instanties en dergelijke wordt geactualiseerd. De wijziging wordt uitsluitend toegepast indien het handhaven van de in de regels opgenomen redactie tot onduidelijkheden en/of onjuistheden leidt. Een eventueel bij de actualisatie op te nemen verwijzing naar de aangepaste wetten, verordeningen, circulaires, publicaties en instanties wordt alleen opgenomen indien deze aanpassingen geen inhoudelijke beleidswijziging betreffen;
c. nieuwe grondgebonden agrarische bedrijven (ten minste één volwaardige arbeidskracht) en nevenberoepsbedrijven (minder dan 0,5 volwaardige arbeidskracht) mogen worden gevestigd op de locatie van een agrarisch bedrijf dat is of wordt beëindigd, met dien verstande dat:
- uitsluitend de bestaande bedrijfswoning is toegestaan;
- om te kunnen beoordelen of sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf, dan wel een nevenberoepsbedrijf een bedrijfsplan dient te worden ingediend. Bij de beoordeling zullen de uitgangspunten en criteria welke worden verstrekt door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit worden gebruikt;
d. de bouw van een tweede bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf kan worden gerealiseerd, mits:
- de arbeidsbehoefte van het bedrijf een omvang heeft van ten minste 1,75 v.a.k. (volwaardige arbeidskracht);
- de noodzaak en levensvatbaarheid van het agrarisch bedrijf zijn aangetoond en mits deze woning noodzakelijk is met het oog op het toezicht. Ten behoeve van de beoordeling van de economische noodzaak en de levensvatbaarheid zullen de uitgangspunten en criteria in acht worden genomen, welke zijn verstrekt door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
- de bouwregels voor de bouw van de eerste bedrijfswoning in acht worden genomen, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer dan 150 m² mag bedragen;
- wordt gebouwd binnen het aangegeven bouwvlak en binnen een afstand van 50 m van de overige gebouwen;
e. de functie van voormalige agrarische gebouwen met bijbehorende erven na bedrijfsbeëindiging kan worden veranderd met het oog op een gebruik, inrichting en bebouwing ten behoeve van:
1. wonen;
2. bedrijven B1;
3. maatschappelijke doeleinden;
4. bedrijven B2, genoemd in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijven, dan wel hiermee wat betreft het leefklimaat vergelijkbare bedrijfsvormen (waaronder opslag). Bij de beoordeling of sprake is van een bedrijfsvorm die wat betreft het leefklimaat vergelijkbaar is met de bedrijfsvormen genoemd in de categorieën 1 en 2 ligt de nadruk op de aspecten geluid, lucht, water, bodem en verkeer;
5. maneges;
met dien verstande dat:
- de wijziging bedoeld onder 1 is beperkt tot één woning per voormalig bedrijf, dan wel twee indien de inhoud van het hoofdgebouw minimaal 1.000 m³ bedraagt; de woningen zijn uitsluitend toegestaan in het hoofdgebouw, waarbij de bestaande hoofdvorm gehandhaafd dient te blijven;
- de wijziging bedoeld onder 2, 3, 4 en 5 uitsluitend van toepassing is in combinatie met een woonfunctie;
- de vestiging van dierenkennels niet is toegestaan binnen een afstand van 200 m van woningen, recreatieterreinen en natuurgebieden;
- na de functiewijziging de regels betrekking hebbende op de nieuwe functieaanduiding alsdan van toepassing zijn.
Ten behoeve van de functiewijzigingen genoemd onder 2, 4 en 5 mag de bestaande oppervlakte bedrijfsgebouwen met maximaal 10% worden uitgebreid. Er mag uitsluitend worden aangebouwd; nieuwe losstaande gebouwen zijn niet toegestaan. Als voorwaarde geldt dat eerst een bedrijfsplan moet worden opgesteld, waaruit blijkt dat het een levensvatbaar bedrijf is op basis waarvan de noodzaak van de benodigde voorzieningen en de daarbij benodigde omvang van het bouwvlak worden aangetoond. In het bedrijfsplan moet tevens worden aangegeven op welke wijze de landschappelijke inpassing zal plaatsvinden;
f. het bouwvlak van een productiegerichte paardenhouderij tot maximaal 1,5 ha mag worden vergroot, met dien verstande dat:
- een productiegerichte paardenhouderij uitsluitend in combinatie met een (voormalige) bestaande bedrijfswoning is toegestaan;
- een bedrijfsplan moet worden opgesteld,waaruit blijkt dat het om een levensvatbaar bedrijf gaat en waaruit blijkt welke voorzieningen noodzakelijk zijn;
- in het bedrijfsplan de landschappelijke inpassing wordt aangegeven;
- op basis van het bedrijfsplan de omvang van het bouwvlak wordt vastgesteld.
6.2 Alvorens een wijzigingsbevoegdheid toe te passen, dient een Flora- en faunawettoets te zijn uitgevoerd, uitgezonderd lid b.