De voor ‘Verkeer – Hoofdontsluiting’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a voorzieningen voor verkeer in de vorm van een hoofdontsluiting met ten hoogste 2 x 2 rijstroken met middenberm, bijbehorende opstelstroken en bushaltes, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – hoofdontsluiting’;
b parallelwegen en busbanen;
c parkeerstroken en –voorzieningen;
d fiets- en voetpaden;
e fietstunnels;
f (on)gelijkvloerse kruisingen ten behoeve van verkeer;
g geluidwerende voorzieningen;
h taluds;
i overige voorzieningen ten behoeve van verkeer;
j groenvoorzieningen;
k nutsvoorzieningen;
l water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
m wateroverbruggende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘brug’.
Op of in deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor
geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer en kunstobjecten mag niet
meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer
bedragen dan
c
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
d
De verticale diepte van een ondergrondse
fietstunnel mag niet meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:
a lid 11.1 onder a voor het overschrijden van
de aanduidingsgrens van de aanduiding ‘specifieke
vorm van verkeer – hoofdontsluiting’ met maximaal