Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Cultuurgrond' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
(agrarische) cultuurgrond;
-
groenvoorzieningen;
-
paden;
-
sloten, bermen en/of waterlopen,
met de daarbijbehorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
In of op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een goede milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede woonsituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid, en:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 4 Agrarisch - Tuinbouw
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Tuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van:
-
tuinbouwbedrijven;
-
bedrijfswoningen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
wegen, straten en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat kassen buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd;
-
een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
-
de goot- en bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen, met dien verstande dat voor kassen geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 5 m mag bedragen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, danwel het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van:
-
een goede woonsituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
een goede milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid, en:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel.
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van:
-
bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende bijlage onder de categorieën 1 en 2;
-
dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
-
een garagebedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf";
-
een mechanisatiebedrijf ter plaatse van de aanduiding " specifieke vorm van bedrijf - mechanisatiebedrijf",
met de daarbijbehorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
wegen, straten en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m) " aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, danwel het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van:
-
een goede woonsituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
een goede milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid, en:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van een garagebedrijf respectievelijk mechanisatiebedrijf ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf" en "specifieke vorm van bedrijf - mechanisatiebedrijf".
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan met omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 5.4 sub a in die zin dat gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel;
-
het bepaalde in lid 5.4 sub b in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende bijlage onder de categorieën 1en 2, mits:
-
het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
-
het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.
5.5.2 Toetsingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.5.1 wordt uitsluitend verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
-
de aanduidingen "specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf", en "specifieke vorm van bedrijf - mechanisatiebedrijf" worden verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf – Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen,
met de daarbij behorende:
-
terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
-
een goede woonsituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing
Artikel 7 Bos
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen in de vorm van bospercelen;
-
behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden;
-
voet- en fietspaden,
met daaraan ondergeschikt:
-
bermen en beplanting;
-
waterlopen en waterpartijen,
met de daarbij behorende:
-
verhardingen, waaronder parkeervoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen
In of op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte ten behoeve van lichtmasten ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bos – lichtmasten” ten hoogste 8 m mag bedragen.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
-
een goede woonsituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
een goede milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden voor de opslag van schroot en afbraak- en bouwmaterialen;
-
het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
-
het storten van puin en afvalstoffen.
Artikel 8 Detailhandel
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
winkels,
met de daarbijbehorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, danwel het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
-
een goede woonsituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing .
Artikel 9 Dienstverlening
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van dienstverlenende bedrijven en/of instellingen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven, terreinen en parkeervoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, danwel het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
-
een goede woonsituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Artikel 10 Gemengd
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van:
-
winkels, waaronder een supermarkt met een brutovloeroppervlakte van:
-
ten hoogste 2.000 m2 op het adres Bilgaardpassage 1, en;
-
ten hoogste 1.500 m² op het adres Bilgaardpassage 41,
-
met dien verstande dat winkels niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding "detailhandel uitgesloten";
-
bedrijven, die zijn genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, onder categorie 1 en 2;
-
dienstverlenende bedrijven en/of instellingen;
-
kantoren;
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
horecabedrijven, die in hoofdzaak gericht zijn op het verstrekken van voedsel, zoals een (afhaal)restaurant, een cafetaria, een broodjeshuis of snackbar, met dien verstande dat horecabedrijven niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding "horeca uitgesloten";
-
wonen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "wonen", met dien verstande dat wonen niet is toegestaan op de eerste bouwlaag,
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen, straten en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
water,
met de daarbijbehorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte;
-
voor zover ter plaatse van een bouwvlak de aanduiding “maximum bebouwingspercentage” voorkomt mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan het ter plaatse van die aanduiding aangegeven percentage.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het gebouw, danwel het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
-
een goede woonsituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Artikel 11 Groen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
voet- en fietspaden,
met daaraan ondergeschikt:
-
parkeervoorzieningen;
-
waterlopen en waterpartijen;
-
een steiger ter plaatse van de aanduiding "steiger";
met de daarbij behorende:
-
verhardingen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen
In of op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte ten behoeve van lichtmasten ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van groen – lichtmasten” ten hoogste 8 m mag bedragen.
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
-
een goede woonsituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden voor de opslag van schroot en afbraak- en bouwmaterialen;
-
het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
-
het storten van puin en afvalstoffen.
Artikel 12 Maatschappelijk
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven, parkeervoorzieningen en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte;
-
voor zover ter plaatse van een bouwvlak de aanduiding “maximum bebouwingspercentage” voorkomt mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan het ter plaatse van die aanduiding aangegeven percentage.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het gebouw, danwel het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
-
een goede woonsituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
een goede milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, met uitzondering van een horecafunctie die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de sociaal-culturele functie van de betreffende voorziening.
Artikel 13 Recreatie
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van:
-
verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieappartementen, overige verblijfsaccommodatie binnen de bestaande bebouwing en ten hoogste 1 trekkershut ;
-
een bedrijfswoning ten behoeve van de verblijfsrecreatieve functie;
-
vaste standplaatsen voor kampeermiddelen;
-
overige bij de verblijfsrecreatieve functie behorende voorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
waterlopen en waterpartijen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van ten hoogste één trekkershut met een oppervlakte van ten hoogste 25 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte.
13.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het gebouw, danwel het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
-
een goede woonsituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, met uitzondering van een horecafunctie die ondergeschikt en ondersteunend is aan de verblijfsrecreatieve functie van de bestemming.
Artikel 14 Recreatie - Volkstuin
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
volkstuinen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, paden en voorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte aan gebouwen mag per volkstuin ten hoogste 10 m2 mag bedragen;
-
de goothoogte van een gebouw mag ten hoogste 2,5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 3 m bedragen;
14.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
-
een goede woonsituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
14.4 Specifieke gebruiksregel
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden voor de opslag van schroot en afbraak- en bouwmaterialen;
-
het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
-
het storten van puin en afvalstoffen.
Artikel 15 Tuin
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
voortuinen en zijtuinen, geen erven zijnde, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen;
-
toegangswegen tot achtererven,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen
In of op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
-
een goede woonsituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
een goede milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
15.4 Afwijken van de bouwregels
15.4.1 Afwijkingsbevoegdheden
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.1 en toestaan dat erkers bij woonhuizen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de diepte van een erker niet meer dan 1,5 m mag bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
-
de diepte van een erker niet meer dan 50% van de diepte van de tuin, waarin wordt gebouwd, mag bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
-
een erker over niet meer dan 80% van de breedte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd, mag worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van een erker niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het woonhuis waaraan wordt gebouwd.
15.4.2 Toetsingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.4.1 wordt uitsluitend verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
een goede woonsituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
een goede milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 16 Verkeer
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen en straten;
-
voet- en rijwielpaden,
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer, met dien verstande dat, de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een ingrijpende wijziging van het profiel van de hoofdrijbaan voorziet,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
sloten, bermen en beplanting;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 5 m bedragen.
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
-
een goede woonsituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
16.4 Specifiek gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden voor wegen met meer dan twee rijstroken.
Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer – Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
(woon)straten en pleinen;
-
voet- en rijwielpaden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen,
en tevens voor:
-
garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "garage",
met daaraan ondergeschikt:
-
tuinen en erven,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
als gebouwen mogen uitsluitend garageboxen worden gebouwd;
-
garageboxen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "garage";
-
de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 5 m bedragen.
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
-
een goede woonsituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Artikel 18 Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterlopen en waterpartijen;
-
oevers en paden;
-
aanleggelegenheid, met dien verstande dat woonschepen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding "woonschepenligplaats" tot een maximum aantal van 9;
-
recreatief medegebruik,
met de daarbijbehorende:
-
bruggen;
-
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder dammen en/of duikers, oeverbeschoeiingen en overige kunstwerken ten behoeve van de bestemming.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen
In of op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "gemaal", waar gebouwen mogen worden gebouwd ten behoeve van het waterbeheer.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
er mogen geen steigers, vlonders en plankieren worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen mag niet meer dan 0,75 m bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer al dan niet over het water, mag niet meer dan 2 m bedragen.
18.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
-
een goede woonsituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
-
het wijzigen en/of dempen van waterlopen;
-
het vergraven van oevers.
18.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 18.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
18.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstructuur en de waterhuishoudkundige situatie.
Artikel 19 Wonen
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonhuizen al dan niet combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde bed and breakfast;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen,
waarbij, indien de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "karakteristiek", de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd,
en tevens voor:
-
een kantoorfunctie uitsluitend in combinatie met de woonfunctie ter plaatse van de aanduiding "kantoor”;
-
garageboxen, ter plaatse van de aanduiding "garage";
-
woonstraten en ontsluitingswegen;
-
water,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
parkeervoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
-
het aantal woningen mag ten hoogste het bestaande aantal bedragen, dan wel het ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ aangegeven aantal;
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
-
de afstand van de niet aangebouwde zijde van het woonhuis tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
19.2.2 Garageboxen
Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:
-
garageboxen, die niet als aan- of uitbouw of bijgebouw zijn aan te merken, mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "garage";
-
de bouwhoogte van een garagebox mag ten hoogste 3,5 m bedragen.
19.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen op niet minder dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de woning of in het verlengde daarvan worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" eveneens bijgebouwen zijn toegestaan voor de naar de weg gekeerde gevel van een woning;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw mag niet meer dan 50 m² bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 50% van het erf mag bedragen;
-
de goothoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw mag niet meer dan 3 m mag bedragen;
-
de dakhelling van een aan- of uitbouw of een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 60°.
-
in afwijking van het bepaalde onder a en b mogen ter plaatse van de aanduiding "woonschepenligplaats" uitsluitend bijgebouwen ten behoeve van woonschepen worden gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 30 m2 per woonschip.
19.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, danwel het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
19.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
-
een goede woonsituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
19.4 Afwijken van de bouwregels
19.4.1 Afwijkingsbevoegdheden
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2.3 en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 50% van het erf mag bedragen.
19.4.2 Toetsingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.4.1 wordt uitsluitend verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
een goede woonsituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, zodanig dat:
-
de vloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwperceel ten hoogste 50 m² mag bedragen;
-
de activiteit niet (mede) wordt uitgeoefend door de eigenaar of één van de bewoners van de betreffende woning;
-
het totale aantal werkenden bij een beroepsuitoefening meer dan 3 bedraagt en bij een bedrijfsuitoefening meer dan 2;
-
de activiteiten vergunning- of meldingplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
-
er detailhandel plaatsvindt, tenzij er sprake is van de verkoop van ter plaatse vervaardigde non-food goederen of de verkoop van direct aan de activiteit verwante artikelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;
-
de activiteit leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;
-
de activiteit leidt tot overlast door een publiekaantrekkende werking;
-
het uiterlijk aanzien van de woning wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen is toegestaan;
-
de activiteit hinder voor het woonmilieu oplevert.
19.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.5 sub c, d en e in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast, mits:
-
de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwperceel ten hoogste 50 m² mag bedragen;
-
er ten hoogste vier slaapplaatsen in ten hoogste twee van elkaar gescheiden ruimten voor nachtverblijf aanwezig zijn;
-
de exploitant hoofdbewoner is en er daadwerkelijk woont;
-
de kamers deel uitmaken van het hoofdgebouw of van een daarvan onderdeel uitmakende aan- of uitbouw;
-
het uiterlijk aanzien van de woning niet wordt aangetast. Uitsluitend reclame in de vorm van één naamsaanduiding of logo met een lengte van niet meer dan 1 m en een oppervlakte van niet meer dan 0,5 m² in de vorm van niet uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen is toegestaan;
-
de activiteit niet leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;
-
de activiteit geen hinder of overlast voor het woonmilieu oplevert; waarbij bij de beoordeling van de mate van overlast tevens het woningtype en het karakter van de buurt of wijk betrokken dient te worden;
-
het ruimtebeslag van de functie niet leidt tot te weinig bergruimte in of bij de woning.
19.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
19.7.1 Vergunningplicht
Voor het (deels) slopen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" is een omgevingsvergunning vereist.
19.7.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 19.7.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
19.7.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien:
-
de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld;
-
de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
-
het delen van het pand of bijgebouwen betreft die opzichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
Artikel 20 Wonen – Bijzonder Woongebouw
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen – Bijzonder Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een bijzondere woonvorm in een woongebouw, met dien verstande dat aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten niet in de bestemming zijn begrepen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van woongebouwen gelden de volgende regels:
-
het woongebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte.
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het woongebouw, danwel het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
20.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
-
een goede woonsituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
een goede milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
20.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, tenzij het detailhandel betreft die ondergeschikt is aan de functie van binnen de bestemming aanwezige maatschappelijke voorzieningen;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, met uitzondering van een horecafunctie die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de functie van binnen de bestemming aanwezige (maatschappelijke) voorzieningen;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Artikel 21 Wonen - Woongebouw
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen – Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woongebouwen, per woning al dan niet combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden- beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde bed and breakfast,
alsmede voor:
-
de in onderstaande tabel opgenomen functies, uitsluitend op de locatie van de aangegeven adressen, met dien verstande dat deze functies als zelfstandige functie uitsluitend op de begane grond mogen worden uitgeoefend:
Adres |
Functie |
De Kei nrs. 390 en 392 |
dienstverlenende functies (kantoren) |
De Kei nrs. 394, 396, 398, 400 en 402 |
tandartspraktijk |
De Kei nrs. 404, 406, 408, 410 en 412 |
dienstverlenende functies (kantoren) |
De Kei nrs. 414 en 416 |
Huismeesterruimte |
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van woongebouwen gelden de volgende regels:
-
het woongebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte;
-
ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" is een onderdoorgang toegestaan met een hoogte van ten hoogste 12 m.
21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het woongebouw, danwel het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
21.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
-
een goede woonsituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
een goede milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
21.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, zodanig dat:
-
de vloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke vloeroppervlakte van de betreffende woning in het woongebouw, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per woning in het woongebouw ten hoogste 50 m² mag bedragen;
-
de activiteit niet (mede) wordt uitgeoefend door de eigenaar of één van de bewoners van de betreffende woning in het woongebouw;
-
het totale aantal werkenden bij een beroepsuitoefening meer dan 3 bedraagt en bij een bedrijfsuitoefening meer dan 2;
-
de activiteiten vergunning- of meldingplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
-
er detailhandel plaatsvindt, tenzij er sprake is van de verkoop van ter plaatse vervaardigde non-food goederen of de verkoop van direct aan de activiteit verwante artikelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;
-
de activiteit leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;
-
de activiteit leidt tot overlast door een publiekaantrekkende werking;
-
de activiteit hinder voor het woonmilieu oplevert.
21.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.4 sub c, d en e in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met het wonen, worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast, mits:
-
de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke vloeroppervlakte van de aanwezige woning in het woongebouw met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte per woning in het woongebouw ten hoogste 50 m² mag bedragen;
-
er ten hoogste vier slaapplaatsen in ten hoogste twee van elkaar gescheiden ruimten voor nachtverblijf aanwezig zijn;
-
de exploitant hoofdbewoner is en er daadwerkelijk woont;
-
de kamers deel uitmaken van de woning in het woongebouw;
-
de activiteit niet leidt tot parkeer- en verkeersoverlast;
-
de activiteit geen hinder of overlast voor het woonmilieu oplevert; waarbij bij de beoordeling van de mate van overlast tevens het woningtype en het karakter van de buurt of wijk betrokken dient te worden;
-
het ruimtebeslag van de functie niet leidt tot te weinig bergruimte in of bij de woning.
Artikel 22 Leiding - Water
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
een strook ten behoeve van een hoofdwaterleiding, alsmede het onderhoud en beheer daarvan;
met de daarbijbehorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:
-
een op grond van de basisbestemming toelaatbaar nieuw gebouw, of de uitbreiding van een bestaand gebouw, mag niet worden gebouwd.
22.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 m bedragen.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.2.1 in die zin dat een op grond van de basisbestemming toelaatbaar nieuw gebouw of de uitbreiding van een bestaand gebouw, wordt gebouwd, mits:
-
geen onevenredige afbreuk wordt gecdaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende hoofdwaterleiding;
-
vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
-
het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
-
het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
-
het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
22.4.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 22.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
22.4.3 Voorwaarden
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de betreffende hoofdwaterleiding.
Artikel 23 Waarde – Archeologie 1
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
23.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in lid 23.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
-
het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
-
het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
-
het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
-
het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
23.3.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 23.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
-
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
-
niet dieper gaan dan 0,50 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 50 m² beslaan.
23.3.3 Voorwaarden
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
23.3.4 Onderzoeksplicht
Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
23.3.5 Beoordelingscriteria
Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
23.3.6 Voorwaarden omgevingsvergunning
Indien uit het in lid 23.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Artikel 24 Waarde – Archeologie 2
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
24.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in lid 24.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
-
het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
-
het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
-
het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
-
het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
24.3.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 24.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
-
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
-
niet dieper gaan dan 0,50 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 100 m² beslaan.
24.3.3 Voorwaarden
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
24.3.4 Onderzoeksplicht
Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
24.3.5 Beoordelingscriteria
Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
24.3.6 Voorwaarden omgevingsvergunning
Indien uit het in lid 24.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Artikel 25 Waarde – Archeologie 3
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
25.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in lid 25.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
-
het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
-
het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
-
het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
-
het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
25.3.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 25.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
-
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
-
niet dieper gaan dan 0,50 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 500 m² beslaan.
25.3.3 Voorwaarden
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
25.3.4 Onderzoeksplicht
Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
25.3.5 Beoordelingscriteria
Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
25.3.6 Voorwaarden omgevingsvergunning
Indien uit het in lid 25.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Artikel 26 Waarde – Monumentale bomen
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Monumentale bomen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
de bescherming van monumentale bomen.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:
-
een op grond van de basisbestemming toelaatbaar nieuw gebouw, of de uitbreiding van een bestaand gebouw, mag niet worden gebouwd.
26.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
een op grond van de basisbestemming toelaatbaar nieuw bouwwerk, geen gebouw zijnde, of de uitbreiding van een bestaand bouwwerk, geen gebouw zijnde, mag niet worden gebouwd.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
het bepaalde in lid 26.2.1 in die zin dat een op grond van de basisbestemming toelaatbaar nieuw gebouw of de uitbreiding van een bestaand gebouw, wordt gebouwd;
-
het bepaalde in lid 26.2.2 in die zin dat een op grond van de basisbestemming toelaatbaar nieuw bouwwerk, geen gebouw zijnde, of de uitbreiding van een bestaand bouwwerk, geen gebouw zijnde, wordt gebouwd,
mits hierdoor de conditie, levensverwachting, groeiplaats en ruimtelijke kwaliteit van de betreffende monumentale boom niet wordt aangetast.
26.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het bevestigen van voorwerpen aan of in de betreffende monumentale boom;
-
het plaatsen van schaftketen, toiletten, betonmolens of andere voertuigen, machines of bouwsels in de directe nabijheid van de betreffende monumentale boom.
26.5 Afwijken van de gebruiksregels
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.4 in die zin dat het gebruik van de gronden en bouwwerken overeenkomstig deze regels wordt toegestaan, mits deze werken geen ernstige gevolgen hebben voor de conditie, levensverwachting, groeiplaats en ruimtelijke kwaliteit van de betreffende monumentale boom.
26.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.6.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
-
het ophogen en afgraven van gronden;
-
het aanbrengen van verhardingen;
-
het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
-
het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
26.6.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 26.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
26.6.3 Voorwaarden
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting van de betreffende monumentale boom plaatsvindt in die zin dat door de werken of de werkzaamheden de conditie, levensverwachting, groeiplaats en ruimtelijke kwaliteit van de monumentale boom negatief wordt beïnvloed.
26.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het planwijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Monumentale bomen' wordt verwijderd, indien:
-
de bescherming van de betreffende monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat de boom is verplaatst dan wel niet meer aanwezig is; of
-
de levensverwachting van de betreffende monumentale boom door ziekte of door ouderdom minder dan 10 jaar bedraagt; of
-
zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.