HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
het plan:
het bestemmingsplan Stationskwartier van de gemeente Leeuwarden;
-
het bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0080.02003BP00-VG01 met de bijbehorende regels en bijlage;
-
aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
een beroeps-*) of bedrijfsactiviteit waarvan de activiteiten niet onevenredig publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de besbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
*betreft de (voormalige) vrije beroepen
-
aanbouw/uitbouw:
een gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting c.q. uitbreiding van het hoofdgebouw vormt die in directe verbinding staat met dat hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bed and breakfast:
het tegen betaling aanbieden van tijdelijk logies en ontbijt in een woning;
-
bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een bedrijf, inclusief opslag en administratieruimten en dergelijke;
-
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
-
bestaand:
-
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
-
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bijgebouw:
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw zonder directe verbinding met het hoofdgebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, als mede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
brutovloeroppervlak:
de totale binnen een gebouw beschikbare vloeroppervlakte inclusief magazijn- of opslagruimte en verblijfsruimten voor personeel;
-
daghoreca:
een bedrijf (zoals een brasserie of ijssalon) dat ondersteunend is aan en qua openingstijden in het algemeen vergelijkbaar is met kantoren en dienstverlening en in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleine maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee en frisdranken;
-
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
-
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaand uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van garagebedrijven en seksinrichtingen;
-
diepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
-
eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
-
erf:
de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en verminderd met de gronden met de bestemming 'Tuin';
-
erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
geluidgevoelige functies:
bewoning of een andere geluidsgevoelige functie (of de gebouwen die daartoe dienen) zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, het Besluit geluidhinder;
-
geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
-
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;
-
horecabedrijf:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt aangeboden al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van bar/dancings, discotheken en erotisch getinte vermaaksfuncties;
-
kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
-
kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
-
kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een zekere dakhelling;
-
maatschappelijke voorziening:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook productiegebonden detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
-
peil:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
voor het bouwen van bouwwerken in, op of over het water:
-
het NAP -0,52 m.
-
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
-
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/ pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
winkelvloeroppervlakte:
de (inpandige) voor het publiek zichtbare en toegankelijke vloeroppervlakte inclusief die van de etalage , vitrine, toonbank- en kassaruimte;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een groep van personen, die gebruik maken van voor bewoning gemeenschappelijke voorzieningen, zoals keuken, toilet en douche;
-
woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
-
woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
-
woonschip:
een zich in het water bevindend, hoofdzakelijk niet voor varen maar voor wonen bedoeld object.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf – Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen,
met de daarbij behorende:
-
terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
-
een goede woonsituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Artikel 4 Gemengd
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van:
-
bedrijven, die zijn genoemd in de bij als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijven, onder categorie 1 en 2;
-
dienstverlenende bedrijven en/of instellingen;
-
kantoren;
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
detailhandel, met dien verstande dat detailhandel uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;
-
horecabedrijven, met dien verstande dat horecabedrijven uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding "horeca";
-
wonen, met dien verstande dat wonen niet is toegestaan in gebouwen gelegen aan de Stationsweg en het Zuiderplein, met uitzondering van het bestaande gebruik van (delen van) deze gebouwen voor wonen,
waarbij, indien de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd,
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen, straten en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
water,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven goot- en bouwhoogte.
4.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van het wonen, gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen op niet minder dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de woning of in het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw mag niet meer dan 50 m² bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 50% van het erf mag bedragen;
-
de goothoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de dakhelling van een aan- of uitbouw of een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 60°.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het gebouw, danwel het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
-
een goede woonsituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Afwijkingsbevoegdheden
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1. sub a onder 7 en toestaan dat gebouwen gelegen aan de Stationsweg en/of het Zuiderplein worden gebruikt ten behoeve van het wonen.
4.4.2 Toetsingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1 wordt uitsluitend verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
een goede woonsituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
een goede milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
en mits wordt voldaan aan de geldende normen voor wat betreft de maximaal toegestane gevelbelasting van een woning voor wat betreft geluid.
4.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.5.1 Vergunningplicht
Voor het (deels) slopen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" is een omgevingsvergunning vereist.
4.5.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 4.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.5.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien:
-
de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld;
-
de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
-
het delen van het pand of bijgebouwen betreft die opzichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
Artikel 5 Kantoor
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Kantoor’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van kantoren waarin op bedrijfsmatige wijze dienstverlening plaatsvindt zonder of met een ondergeschikte baliefunctie;
-
gebouwde parkeervoorzieningen ten behoeve van de kantoorfunctie;
-
kleinschalige detailhandel en/of daghoreca uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van kantoor – detailhandel en daghoreca”;
-
wegen, straten en/of paden ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang”,
waarbij, indien de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd,
met de daarbij behorende:
-
paden en groenvoorzieningen;
-
tuinen, erven, terreinen en (al dan niet gebouwde) parkeervoorzieningen, waaronder fietsenstallingen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven goot- en bouwhoogte;
-
ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang” zullen tot een hoogte van tenminste 10 m de onderste bouwlagen van een gebouw niet worden bebouwd, met uitzondering van draagzuilen en daarmee vergelijkbare constructieve onderdelen van een gebouw.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, danwel het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen, dan wel de bestaande hoogte indien deze hoger is.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
-
een goede woonsituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Afwijkingsbevoegdheden
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1. sub c en toestaan dat kleinschalige detailhandel en/of daghoreca tevens wordt toegestaan ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van kantoor – ontheffing naar detailhandel en daghoreca toegestaan”.
5.4.2 Toetsingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.4.1 wordt uitsluitend verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
een goede milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
5.5.1 Vergunningplicht
Voor het (deels) slopen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" is een omgevingsvergunning vereist.
5.5.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 5.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.5.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien:
-
de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld;
-
de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
-
het delen van het pand of bijgebouwen betreft die opzichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen en straten;
-
voet- en rijwielpaden,
-
een overkapping ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang”,
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
sloten, bermen en beplanting;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
in afwijking van het bepaalde onder a geldt voor overkappingen ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang”dat de bouwhoogte niet meer dan 20 m mag bedragen.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
-
een goede woonsituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
6.4 Specifieke gebruiksregel
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden voor wegen met meer dan twee rijstroken.
Artikel 7 Verkeer - Railverkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
railverkeer;
-
gebouwen ten behoeve van een spoorwegstation met bijbehorende voorzieningen, waaronder aan de functie ondergeschikte dienstverlening, detailhandel en horeca;
-
parkeervoorzieningen, waaronder begrepen fietsenstallingen;
-
straten en paden;
-
nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
-
terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven goot- en bouwhoogte.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 5 m bedragen.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
-
een goede woonsituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
(woon)straten en pleinen;
-
voet- en rijwielpaden;
-
parkeervoorzieningen, waaronder fietsenstallingen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen,
met daaraan ondergeschikt:
-
tuinen en erven,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
In of op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 5 m bedragen.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
-
een goede woonsituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Artikel 9 Water - Vaarweg
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water - Vaarweg’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
grachten, vaarwegen en andere waterlopen;
-
oevers en kaden;
met de daarbijbehorende:
-
nutsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder grachtenkaden en remmingswerken zoals dukdalven en dergelijke.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen
In of op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels
-
er mogen geen steigers, vlonders en plankieren worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer al dan niet over het water, mag niet meer dan 5 m bedragen.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:
-
de waterstructuur en de waterhuishoudkundige situatie;
-
de sociale veiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
9.4 Specifieke gebruiksregel
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik als ligplaats voor schepen, al dan niet bewoond;
-
het wijzigen en/of dempen van grachten en andere waterlopen.
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
-
het vergraven van oevers.
9.5.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 9.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
9.5.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstructuur en de waterhuishoudkundige situatie.
Artikel 10 Waarde - Beschermd stadsgezicht
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Beschermd stadsgezicht" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
-
het behoud, herstel en de uitbouw van de in de als bijlage bij deze regels opgenomen toelichting behorende bij de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.
10.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.2.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
-
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen in de openbare ruimte c.q. in (particuliere) voortuinen, tenzij het gaat om een ondergeschikte oppervlakte aan sierbestrating in (particuliere) voortuinen;
-
het aanbrengen en/of verwijderen van opgaande beplanting en bomen in de openbare ruimte;
-
het wijzigen van de kademuren.
10.2.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in 10.2.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
10.2.3 Beoordelingscriteria
De omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen toelichting behorende bij de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.
Artikel 11 Waarde – Monumentale bomen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Monumentale bomen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
de bescherming van monumentale bomen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:
-
een op grond van de basisbestemming toelaatbaar nieuw gebouw, of de uitbreiding van een bestaand gebouw, mag niet worden gebouwd.
11.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerk, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
een op grond van de basisbestemming toelaatbaar nieuw bouwwerk, geen gebouw zijnde, of de uitbreiding van een bestaand bouwwerk, geen gebouw zijnde, mag niet worden gebouwd.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
het bepaalde in lid 11.2.1 in die zin dat een op grond van de basisbestemming toelaatbaar nieuw gebouw of de uitbreiding van een bestaand gebouw wordt gebouwd;
-
het bepaalde in lid 11.2.2 in die zin dat een op grond van de basisbestemming toelaatbaar nieuw bouwwerk, geen gebouw zijnde, of de uitbreiding van een bestaand bouwwerk, geen gebouw zijnde, wordt gebouwd,
mits hierdoor de conditie, levensverwachting, groeiplaats en ruimtelijke kwaliteit van de betreffende monumentale boom niet wordt aangetast.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het bevestigen van voorwerpen aan of in de betreffende monumentale boom;
-
het plaatsen van schaftketen, toiletten, betonmolens of andere voertuigen, machines of bouwsels in de directe nabijheid van de betreffende monumentale boom.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.4 in die zin dat het gebruik van de gronden en bouwwerken overeenkomstig deze regels wordt toegestaan, mits deze werken geen ernstige gevolgen hebben voor de conditie, levensverwachting, groeiplaats en ruimtelijke kwaliteit van de betreffende monumentale boom.
11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.6.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
-
het ophogen en afgraven van gronden;
-
het aanbrengen van verhardingen;
-
het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
-
het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
11.6.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 11.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
11.6.3 Voorwaarden
De omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige aantasting van de betreffende monumentale boom plaatsvindt in die zin dat door de werken of de werkzaamheden de conditie, levensverwachting, groeiplaats en ruimtelijke kwaliteit van de monumentale boom negatief wordt beïnvloed.
11.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Monumentale bomen' wordt verwijderd, indien:
-
de bescherming van de betreffende monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat de boom is verplaatst dan wel niet meer aanwezig is; of
-
de levensverwachting van de betreffende monumentale boom door ziekte of door ouderdom minder dan 10 jaar bedraagt; of
-
zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 13 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden voor de opslag van schroot-, afbraak en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
-
het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
-
het storten van puin en afvalstoffen;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
-
het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen.
Artikel 14 Algemene afwijkingsregels
14.1 Afwijkingsbevoegdheden
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
-
de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, alsmede voor zover een minimale en/of maximale dakhelling wordt voorgeschreven, voor een verlaging of verhoging van de dakhelling tot 0º respectievelijk 80º;
-
de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
-
de bestemmingsgrenzen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 12 m;
-
de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30 m;
-
de bestemmingsregels voor de bouw van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie op of aan een bouwwerk, wordt gebouwd, mits de bouwhoogte van de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie, niet meer dan 5 m bedraagt;
-
het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
-
-
de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak mag bedragen;
-
de hoogte leidt tot een hoogte die niet meer dan 1,25 maal de bouwhoogte van het betreffende gebouw mag bedragen;
-
het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak, bestemmingsvlak c.q. maatvoeringsvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak, bestemmingsvlak c.q. maatvoeringsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
-
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
-
gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
-
erkers over maximaal 80% van de breedte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
-
ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen,
mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.
-
de bestemmingsregels voor de (ver)bouw van kleinschalige (openbare) voorzieningen ten behoeve van detailhandel, sport, recreatie of cultuur, zoals kleedgebouwtje, dug-outs, paviljoens, kiosken, dierenverblijven, kunstobjecten en toiletgebouwtjes, mits:
-
de brutovloeroppervlakte niet meer dan 50 m² bedraagt;
-
de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedraagt;
-
de bestemmingsregels voor de (ver)bouw van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en/of de telecommunicatie, mits:
-
de brutovloeroppervlakte niet meer dan 100 m² bedraagt;
-
de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedraagt.
-
de bestemmingsregels ten aanzien van de dakhelling in die zin dat de minimale dakhelling wordt verlaagd tot ten minste 0º en/of de maximale dakhelling wordt vergroot tot ten hoogste 80º.
14.2 Toetsingscriteria
De in lid 14.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de parkeercapaciteit;
-
het waterbeheer;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeerssituatie;
-
archeologie;
-
cultuurhistorie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de hoogtebeperkingen die voortvloeien uit de gelden luchtvaartwet- en regelgeving in verband met de vliegbasis Leeuwarden, of andere, in het gebied aanwezige hoogtebeperkingen;
-
aspecten die verband houden met externe veiligheid en brandveiligheid.
Artikel 15 Algemene wijzigingsregels
15.1 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
-
-
bouw- en/of bestemmingsgrenzen mogen worden gewijzigd, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 5 m wordt overschreden;
-
een bouwvlak binnen een bestemmingsvlak wordt vergroot met maximaal 20% van de oppervlakte van het bouwvlak;
-
de bestemmingen worden gewijzigd ten behoeve van de aanleg van of de wijziging in de bestaande infrastructuur (weg, water-, parkeer- en groenvoorzieningen), met de bijbehorende voorzieningen;
-
antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie of andere zend- ontvang- en sirenemasten worden gebouwd met een bouwhoogte tot ten hoogste 50 m;
-
de bestemming 'Gemengd', of 'Kantoor' wordt gewijzigd ten behoeve van een woonfunctie, met bijbehorende voorzieningen;
-
de bestemming 'Kantoor' wordt gewijzigd ten behoeve van een gemengde bestemming met bijbehorende voorzieningen;
-
15.2 Toetsingscriteria
-
De in lid 15.1 genoemde wijzigingsbevoegdheden kunnen uitsluitend worden toegepast, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeerssituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
de hoogtebeperkingen die voortvloeien uit de gelden luchtvaartwet- en regelgeving in verband met de vliegbasis Leeuwarden, of andere, in het gebied aanwezige hoogtebeperkingen.
-
Voorzover het de wijzigingsbevoegdheden in lid 15.1 sub e en f betreft zijn naast de onder a genoemde criteria eveneens de als bijlage 3 in deze regels opgenomen "specifieke wijzigingscriteria" genoemde criteria van toepassing;
Artikel 16 Overige regels
16.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
-
de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
-
de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
-
het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
-
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
-
de ruimte tussen bouwwerken.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 18 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het bestemmingsplan Stationskwartier”.
![buttons](http://www.bugelhajema.nl/template2010/images/buttons.jpg)