13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
verblijfsrecreatie, met dien verstande dat:
-
er niet meer dan 175 kampeerplaatsen per bestemmingsvlak zijn toe-gestaan;
-
vaste kampeermiddelen het hele jaar door mogen worden gebruikt, met dien verstande dat de vaste kampeermiddelen tevens mogen worden gebruikt ten behoeve van de toeristische verhuur;
-
uitsluitend in de periode van het kampeerseizoen mobiele kampeermiddelen op een kampeerterrein zijn toegestaan;
-
recreatiewoningen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “recreatiewoning”,
en tevens voor:
-
de instandhouding en opbouw van houtsingels, in ieder geval ter plaatse van de aanduiding “houtsingel”;
-
aan de bestemming ondergeschikte horeca-activiteiten;
-
dagrecreatief medegebruik;
-
agrarisch medegebruik;
-
sanitaire voorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
waterlopen.
13.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de functie als genoemd in lid 13.1 sub a gelden de volgende regels:
-
de gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan 6,5 m respectievelijk 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer is;
-
het aantal bedrijfswoningen per bouwperceel bedraagt niet meer dan het bestaande aantal bedrijfswoningen;
-
de oppervlakte van bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan 150 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
-
bij bedrijfswoningen mag ondergeschikte bebouwing worden gebouwd;
-
in uitzondering op het gestelde in artikel 13, lid 13.2, sub a, onder 1 geldt voor ondergeschikte bebouwing bij:
-
aan de bestemming ondergeschikte horeca-activiteiten;
-
dagrecreatief medegebruik;
-
agrarisch medegebruik;
-
sanitaire voorzieningen,
buiten het bouwvlak de gezamenlijke oppervlakte van ondergeschikte bebouwing niet meer bedraagt dan 500 m² per bestemmingsvlak;
-
de goot- en bouwhoogte van ondergeschikte bebouwing bedraagt niet meer dan 3 m respectievelijk en 6 m.
-
Voor het bouwen van vaste kampeermiddelen gelden de volgende regels:
-
de vaste kampeermiddelen dienen uitsluitend vrijstaand te worden geplaatst op een kampeerplaats;
-
de oppervlakte van een vast kampeermiddel mag, inclusief ondergeschikte bebouwing, niet meer dan 70 m² bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is, met dien verstande dat er geen vrijstaande ondergeschikte bebouwing mag worden gebouwd;
-
de goothoogte van een vast kampeermiddel mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze hoger is;
-
de bouwhoogte van een vast kampeermiddel mag niet meer dan 4,5 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is.
-
Voor het bouwen van recreatiewoningen op de gronden ter plaatse van de aanduiding “recreatiewoning” gelden de volgende regels:
-
de recreatiewoningen dienen uitsluitend dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
per bouwvlak mag niet meer dan één recreatiewoning worden gebouwd;
-
de goothoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze hoger is;
-
de bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 8 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 50 m³;
-
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
-
per bouwperceel mag ten hoogste 1 vlaggenmast worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 8 m;
-
de bouwhoogte van ballenvangers, terreinverlichting en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken ten behoeve van sportbeoefening, bedraagt niet meer dan 15 m;
-
de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt niet meer dan 3 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 5,5 m.
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de bezonnings- en privacysituatie.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van permanente bewoning anders dan van dienstwoningen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken als seksinrichting.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de bezonnings- en privacysituatie.
Bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1 voor de uitbreiding van het aantal kampeerplaatsen ter plaatse van de gronden aan de Eelke Meinertswei 31 te Westergeest tot niet meer dan 200 kampeerplaatsen, met dien verstande dat voor het bouwen van vaste kampeermiddelen de bouwregels van lid 13.2 sub c van overeenkomstige toepassing zijn.
13.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van Burgemeester en wethouders, ter plaatse van de aanduiding “houtsingel”, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het vellen, rooien of verwijderen van houtsingels;
-
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
-
Het in sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreden van dit plan.
-
De in sub a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in lid 13.1, sub b genoemde aan de gronden eigen landschappelijke waarde in de vorm van een houtsingel dan wel, indien de mogelijkheden voor herstel van de waarde in grote mate wordt gerealiseerd.