10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
verblijfsrecreatie, met dien verstande dat:
niet meer dan 80 recreatiewoningen en 25 stacaravans zijn toegestaan;
-
recreatiewoningen en stacaravans het hele jaar door mogen worden gebruikt voor uitsluitend recreatieve bewoning,
en tevens voor:
-
sanitaire voorzieningen;
-
dagrecreatief medegebruik;
-
het behoud en herstel van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden, waarvan de landschappelijke waarden zijn gespecificeerd in de bij deze regels behorende bijlage 3 ‘Landschapskenmerken’;
-
behoud en/of herstel van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden in de vorm van houtsingels, elzensingels en sloten, in ieder geval op de gronden ter plaatse van de aanduiding “houtsingel”,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
waterlopen.
Het parkeren ten behoeve van de bestemming dient op eigen terrein plaats te vinden.
10.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de functie als genoemd in lid 10.1 sub a gelden de volgende regels:
-
in de bestemming mogen niet meer dan 80 recreatiewoningen en 25 stacaravans worden gebouwd;
-
de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen en/of stacaravans bedraagt ten minste 6 m;
-
de gezamenlijke oppervlakte van een recreatiewoning en ondergeschikte bebouwing bedraagt niet meer dan 88 m²
-
de goothoogte van recreatiewoningen bedraagt niet meer dan 2,5 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
-
de dakhelling van een recreatiewoning bedraagt ten minste 25º, dan wel de bestaande dakhelling;
-
de gezamenlijke oppervlakte van een stacaravan en ondergeschikte bebouwing bedraagt niet meer dan 50 m²;
-
de bouwhoogte van stacaravans bedraagt niet meer dan 2,5 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
-
bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
-
het aantal bedrijfswoningen per bouwperceel bedraagt niet meer dan het bestaande aantal bedrijfswoningen;
-
de oppervlakte van bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan 150 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
-
de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan respectievelijk 6,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer is;
-
bij bedrijfswoningen mag ondergeschikte bebouwing worden gebouwd;
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen gelden de volgende regels:
-
gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van sanitaire gebouwen bedraagt niet meer dan 50 m²;
-
de bouwhoogte van een sanitair gebouw bedraagt niet meer dan 6 m.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 50 m³;
-
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8 m;
-
de bouwhoogte van ballenvangers, terreinverlichting en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken ten behoeve van sportbeoefening, bedraagt niet meer dan 15 m;
-
de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt niet meer dan 3 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 5,5 m.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de bezonnings- en privacysituatie.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van permanente bewoning anders dan van bedrijfswoningen.
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwek zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
het wijzigen van de verkavelingsstructuur die mede wordt bepaald door het slotenpatroon en door de houtsingels, zoals die zijn weergegeven op de bij deze regels behorende bijlage 3 ‘Landschapskenmerken’ als “houtsingels overig” en ter plaatse van de aanduiding “houtsingel”, met dien verstande dat:
-
onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels;
-
onder wijzigen wordt eveneens begrepen het geheel of gedeeltelijk dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen;
-
een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend op basis van een door de aanvrager in te dienen landschapsplan dat geheel in overeenstemming is met:
-
de beschrijving landschapskenmerken – besloten gebied, zoals die zijn weergegeven in de bij deze regels behorende bijlage 3 ‘Landschapskenmerken’;
-
de richtlijnen voor het verwijderen van houtsingels, zoals die zijn weergegeven in de bij deze regels behorende bijlage 3 ‘Landschapskenmerken’;
-
de richtlijnen voor de inrichting van houtsingels (compensatie voor verlies), zoals die zijn weergegeven in de bij deze regels behorende bijlage 3 ‘Landschapskenmerken’.
-
Het onder sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op vergunde werken of werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
-
In afwijking van het verbod in sub a is een omgevingsvergunning niet vereist voor het verwijderen van houtsingels ter plaatse van gronden die op de landschapskaart (deel uitmakende van de bij deze regels behorende bijlage 3 ‘Landschapskenmerken’) zijn aangegeven met “houtsingels overig” en ter plaatse van de aanduiding “houtsingel”, voor zover:
-
het te verwijderen deel van “houtsingels overig” en ter plaatse van de aanduiding “houtsingel” het realiseren van niet meer dan twee dammen in iedere lange zijde van een perceel betreft, met een breedte van niet meer dan 10 m per dam, mits na verwijdering van de houtsingel ter plaatse van de nieuwe dam of dammen ten minste 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel resteert;
-
het te verwijderen deel van “houtsingels overig” en ter plaatse van de aanduiding “houtsingel” het realiseren van niet meer dan één dam in iedere korte zijde van een perceel betreft, met een breedte van niet meer dan 10 m, mits na verwijdering van de houtsingel ter plaatse van de nieuwe dam ten minste 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel resteert.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en landschappelijke waarden, waarbij de land-schappelijke waarden zijn gespecificeerd in de bij deze regels behorende bijlage 3 ‘Landschapskenmerken’.
-
Indien het verlenen van de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan het bevoegde waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.