24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
verblijfsrecreatie, met inachtneming van de volgende vormen van verblijfsrecreatie, aantallen vaste kampeermiddelen en recreatiewoningen:
Vorm van verblijfsrecreatie |
Adres |
Maximaal aantal recreatiewoningen |
Maximaal aantal staanplaatsen voor vaste kampeermiddelen |
recreatiepark |
De Rijksdammen |
175 |
- |
camping |
Spoorbuorren Súd 2, |
5 |
- |
camping |
Bounswei 4 t/m 8, Zwagerbosch |
- |
2 |
groepsaccommodatie |
Bounswei 3, Zwagerbosch |
- |
2 |
camping |
Trekweg 9, Kollum |
- |
- |
met dien verstande dat:
-
vaste kampeermiddelen het hele jaar door mogen worden gebruikt;
-
uitsluitend in de periode van het kampeerseizoen mobiele kampeermiddelen op een kampeerterrein zijn toegestaan;
-
de afstand tussen vaste kampeermiddelen niet minder dan 6 m bedraagt;
-
uitsluitend het bestaande aantal mobiele kampeermiddelen zijn toegestaan;
-
aan de bestemming ondergeschikte en ondersteunende horeca-activitei-ten;
-
aan de bestemming ondergeschikte en ondersteunende dienstverlenende activiteiten;
-
aan de bestemming ondergeschikte en ondersteunende detailhandelsactiviteiten;
-
sanitaire voorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
sport- en speelvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
ontsluitingswegen;
-
parkeervoorzieningen;
-
water;
-
voorzieningen ten behoeve van de watersport en waterhuishouding,
en tevens voor:
-
het behoud en herstel van cultuurhistorische, landschappelijke en na-tuurlijke waarden, waarvan de landschappelijke waarden zijn gespecifi-ceerd in de bij deze regels behorende bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’.
De regeling voor een beroep/bedrijf aan huis bij bedrijfs- en dienstwoningen zoals genoemd in artikel 45, lid 45.3 is van overeenkomstige toepassing.
24.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de functie als genoemd in lid 24.1 sub a gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsbebouwing bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte, met dien verstande dat de bestaande gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsbebouwing eenmalig per periode waarin het plan geldend is, mag worden uitgebreid met niet meer dan 50% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsbebouwing.
Van de onder 1 genoemde uitbreidingsmogelijkheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt mits is voldaan aan volgende voorwaarden:
-
voordat bouwwerken worden gebouwd is door de initiatiefnemer aangetoond dat de uitbreiding milieuhygiënisch en verkeerskundig inpasbaar is in de omgeving;
-
voordat bouwwerken worden gebouwd is door de initiatiefnemer een inrichtingsplan opgesteld dat is goedgekeurd in het kader van de besluitvorming over de omgevingsvergunning voor het bouwen;
-
de afstand van bedrijfsbebouwing tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
-
bedrijfsgebouwen worden ten minste 3 m achter (de lijn die kan worden getrokken in het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning gebouwd, indien op het bouwperceel een bedrijfswoning aanwezig is;
-
de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 3,5 m respectievelijk 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
-
het aantal bedrijfswoningen per bouwperceel bedraagt niet meer dan het bestaande aantal bedrijfswoningen;
-
de oppervlakte van bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan 150 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
-
de goot- en bouwhoogte van een niet-inpandige bedrijfswoning bedragen niet meer dan 3,5 m respectievelijk 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer is;
-
bij bedrijfswoningen mag ondergeschikte bebouwing worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwregels voor bedrijfsbebouwing van overeenkomstige toepassing zijn.
-
Voor het bouwen van vaste kampeermiddelen gelden de volgende regels:
-
de vaste kampeermiddelen dienen uitsluitend vrijstaand te worden geplaatst op een kampeerplaats;
-
de oppervlakte van een vast kampeermiddel mag, inclusief ondergeschikte bebouwing, niet meer dan 88 m² bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is, met dien verstande dat er geen vrijstaande ondergeschikte bebouwing mag worden gebouwd;
-
de goothoogte van een vast kampeermiddel mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze hoger is;
-
de bouwhoogte van een vast kampeermiddel mag niet meer dan 4,5 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is.
-
Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte van een recreatiewoning mag, inclusief ondergeschikte bebouwing, niet meer dan 88 m² bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is, met dien verstande dat er geen vrijstaande ondergeschikte bebouwing mag worden gebouwd;
-
de goothoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 3,5 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze hoger is;
-
de bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 9 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 50 m³;
-
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8 m;
-
de bouwhoogte van ballenvangers, terreinverlichting en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken ten behoeve van sportbeoefening, bedraagt niet meer dan 15 m;
-
de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt niet meer dan 3 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 5,5 m.
24.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, waaronder de bezonnings- en privacysituatie;
-
de landschapskenmerken als opgenomen in bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’ behorende bij deze regels;
-
de verkeersveiligheid,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 24.2 onder b voor het bouwen van vaste kampeermiddelen op bestaande campings als bedoeld in lid 24.1, met dien verstande dat:
-
niet meer dan 50% van de bestaande oppervlakte van de camping mag worden bebouwd met vaste kampeermiddelen;
-
het parkeren op eigen terrein wordt gerealiseerd;
-
voordat bouwwerken worden gebouwd door de initiatiefnemer een inrichtingsplan voor de gehele camping is opgesteld dat is goedgekeurd in het kader van de besluitvorming over de omgevingsvergun-ning voor het bouwen;
-
vaste kampeermiddelen op ten minste 15 m uit de perceelsgrens worden gebouwd;
-
het aantal vaste kampeermiddelen niet meer bedraagt dan 35 per hectare;
-
de bouwregels van lid 24.2 sub b van overeenkomstige toepassing zijn;
-
lid 24.2 onder c voor het uitbreiden van het aantal recreatiewoningen op een bestaand recreatiepark als bedoeld in lid 24.1, met dien verstande dat:
-
niet meer dan 50% van de bestaande oppervlakte van de recreatiepark mag worden bebouwd met vaste kampeermiddelen;
-
het parkeren op eigen terrein wordt gerealiseerd;
-
voordat bouwwerken worden gebouwd door de initiatiefnemer een inrichtingsplan voor het gehele recreatiepark is opgesteld dat is goedgekeurd in het kader van de besluitvorming over de omgevingsvergunning voor het bouwen;
-
recreatiewoningen op ten minste 15 m uit de perceelsgrens worden gebouwd;
-
het aantal recreatiewoningen niet meer bedraagt dan 25 per hectare;
-
de bouwregels van lid 24.2 sub c van overeenkomstige toepassing zijn.
24.4 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, waaronder de bezonnings- en privacysituatie;
-
de landschapskenmerken als opgenomen in bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’ behorende bij deze regels;
-
de verkeersveiligheid.
24.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van permanente bewoning anders dan van dienstwoningen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden bestemd als ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’ anders dan door middel van een bedrijfsmatige exploitatie;
-
het uitponden of laten uitponden van de gronden die zijn bestemd als ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
24.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
het wijzigen van de verkavelingsstructuur die mede wordt bepaald door het slotenpatroon en door de houtsingels, zoals die zijn weergegeven op de bij deze regels behorende bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’ als “houtsingels overig”, met dien verstande dat:
-
onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels;
-
onder wijzigen wordt eveneens begrepen het geheel of gedeeltelijk dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen;
-
een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend op basis van een door de aanvrager in te dienen landschapsplan dat in overeenstemming is met:
-
de beschrijving landschapskenmerken – besloten gebied, zoals die zijn weergegeven in de bij deze regels behorende bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’;
-
de richtlijnen voor het verwijderen van houtsingels, zoals die zijn weergegeven in de bij deze regels behorende bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’;
-
de richtlijnen voor de inrichting van houtsingels (compensatie voor verlies), zoals die zijn weergegeven in de bij deze regels behorende bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’.
-
Het onder sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op vergunde werken of werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
-
In afwijking van het verbod in sub a is een omgevingsvergunning niet vereist voor het verwijderen van houtsingels ter plaatse van gronden die op de landschapskaart (deel uitmakende van de bij deze regels behorende bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’) zijn aangegeven met “houtsingels overig”, voor zover:
-
het te verwijderen deel van “houtsingels overig” het realiseren van niet meer dan twee dammen in iedere lange zijde van een perceel betreft, met een breedte van niet meer dan 10 m per dam, mits na verwijdering van de houtsingel ter plaatse van de nieuwe dam of dammen ten minste 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel resteert;
-
het te verwijderen deel van “houtsingels overig” het realiseren van niet meer dan één dam in iedere korte zijde van een perceel betreft, met een breedte van niet meer dan 10 m, mits na verwijdering van de houtsingel ter plaatse van de nieuwe dam ten minste 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel resteert.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en landschappelijke waarden, waarbij de land-schappelijke waarden zijn gespecificeerd in de bij deze regels behorende bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’.
-
Indien het verlenen van de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan het bevoegde waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.