18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een activiteitencentrum, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – activiteitencentrum”;
-
horeca, met dien verstande dat:
-
uitsluitend horeca is toegestaan in de vorm van aan de bestemming ondergeschikte verkoop van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – activiteitencentrum”;
-
niet meer dan 250 m² voor horeca-activiteiten mag worden gebruikt;
-
detailhandel, met dien verstande dat:
-
detailhandel is toegestaan in de vorm van ondergeschikt aan en direct voortvloeiend uit de activiteiten van het activiteitencentrum uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – activiteitencentrum”;
-
niet meer dan 25 m² voor detailhandelsactiviteiten mag worden gebruikt;
-
verblijfsrecreatie, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, met dien verstande dat:
-
het aantal kampeermiddelen niet meer dan 25 bedraagt;
-
het aantal vaste kampeermiddelen niet meer dan 5 bedraagt;
-
het aantal vaste kampeermiddelen in mindering wordt gebracht op het toegestane aantal van 25;
-
de gronden tevens zijn bestemd voor het behouden van de landschappelijke inpassing;
-
voorzieningen ten behoeve van sanitaire voorzieningen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”;
-
een jachthaven, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “jachthaven”;
-
dagrecreatieve voorzieningen, uitsluitend in de vorm van picknickvoorzieningen, visplaatsen, recreatieve aanlegplaatsen, speel- en spelvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen;
-
buitenopslag en stalling van boten, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “opslag”;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen, met dien verstande dat in ieder geval op de gronden ter plaatse van de aanduiding “parkeerterrein” parkeervoorzieningen dienen te zijn gerealiseerd,
en tevens voor:
-
het behoud en herstel van cultuurhistorische, landschappelijke en na-tuurlijke waarden, waarvan de landschappelijke waarden zijn gespecificeerd in de bij deze regels behorende bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water.
De regeling voor een beroep/bedrijf aan huis bij bedrijfs- en dienstwoningen zoals genoemd in artikel 45, lid 45.3 is van overeenkomstige toepassing.
18.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een activiteitencentrum gelden de volgende regels:
-
de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan 9 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een dienstwoning gelden de volgende regels:
-
een dienstwoning en ondergeschikte bebouwing ten behoeve van een dienstwoning mag uitsluitend worden gebouwd op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
-
de goot- en bouwhoogte van dienstwoningen bedragen niet meer dan 3,5 m respectievelijk 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer is;
-
de oppervlakte van niet-inpandige dienstwoningen bedraagt niet meer dan 150 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
-
bij dienstwoningen mag ondergeschikte bebouwing worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een kampeerterrein gelden de volgende regels:
-
de gebouwen dienen te worden gebouwd op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – gebouwen kampeerterrein”;
-
de oppervlakte per vast kampeermiddel bedraagt niet meer dan 50 m²;
-
de bouwhoogte van een vast kampeermiddel bedraagt niet meer dan 3 m;
-
het gezamenlijk oppervlak van gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen bedraagt niet meer dan 50 m²;
-
de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen bedraagt niet meer dan 6 m;
-
voor het overige mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een jachthaven en een parkeerterrein geldt de volgende regel:
-
op of in de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van opslag gelden de volgende regels:
-
de gebouwen ten behoeve van opslag dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan 6 m.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 50 m³;
-
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8 m;
-
de bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m, met dien verstande dat er geen overkappingen mogen worden gebouwd.
18.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, waaronder de bezonnings- en privacysituatie;
-
de landschapskenmerken als opgenomen in bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’ behorende bij deze regels;
-
de verkeersveiligheid.
18.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”;
-
detailhandelsactiviteiten anders dan ondergeschikt aan en direct voortvloeiend uit de activiteiten van het activiteitencentrum ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – activiteitencentrum”;
-
horeca-activiteiten anders dan aan de bestemming ondergeschikte verkoop van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse van het activiteitencentrum ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – activiteitencentrum”;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor de opslag van afvalstoffen, voer-, vaar- en vliegtuigen, werktuigen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor het opsporen en winnen van delfstoffen met uitzondering van het incidentele (seismologisch) onderzoek;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor het in artikel 18.1 omschreven gebruik zonder dat de gronden ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein” zijn ingericht met opgaande beplanting. De voorwaardelijke verplichting is niet van toepassing op bestaand legaal gebruik;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor het in artikel 18.1 omschreven gebruik zonder dat de gronden ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein” zijn behouden in de vorm van opgaande beplanting. De voorwaardelijke verplichting is niet van toepassing op bestaand legaal gebruik;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
het wijzigen van de verkavelingsstructuur die mede wordt bepaald door het slotenpatroon en door de houtsingels, zoals die zijn weergegeven op de bij deze regels behorende bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’ als “houtsingels overig”, met dien verstande dat:
-
onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels;
-
onder wijzigen wordt eveneens begrepen het geheel of gedeeltelijk dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen;
-
een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend op basis van een door de aanvrager in te dienen landschapsplan dat in overeenstemming is met:
-
de beschrijving landschapskenmerken – besloten gebied, zoals die zijn weergegeven in de bij deze regels behorende bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’;
-
de richtlijnen voor het verwijderen van houtsingels, zoals die zijn weergegeven in de bij deze regels behorende bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’;
-
de richtlijnen voor de inrichting van houtsingels (compensatie voor verlies), zoals die zijn weergegeven in de bij deze regels behorende bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’.
-
Het onder sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op vergunde werken of werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
-
In afwijking van het verbod in sub a is een omgevingsvergunning niet vereist voor het verwijderen van houtsingels ter plaatse van gronden die op de landschapskaart (deel uitmakende van de bij deze regels behorende bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’) zijn aangegeven met “houtsingels overig”, voor zover:
-
het te verwijderen deel van “houtsingels overig” het realiseren van niet meer dan twee dammen in iedere lange zijde van een perceel betreft, met een breedte van niet meer dan 10 m per dam, mits na verwijdering van de houtsingel ter plaatse van de nieuwe dam of dammen ten minste 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel resteert;
-
het te verwijderen deel van “houtsingels overig” het realiseren van niet meer dan één dam in iedere korte zijde van een perceel betreft, met een breedte van niet meer dan 10 m, mits na verwijdering van de houtsingel ter plaatse van de nieuwe dam ten minste 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel resteert.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en landschappelijke waarden, waarbij de land-schappelijke waarden zijn gespecificeerd in de bij deze regels behorende bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’.
-
Indien het verlenen van de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan het bevoegde waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
18.6 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, waaronder de bezonnings- en privacysituatie;
-
de landschapskenmerken als opgenomen in bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’ behorende bij deze regels;
-
de verkeersveiligheid,
overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening de bestemming ter plaatse van de aanduiding “wro-zone – wijzigingsgebied 1” wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Besloten gebied’ als bedoeld in artikel 6 van deze regels.
-
Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging is de in artikel 44 genoemde procedure van toepassing.