10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven zoals genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de bij deze regels behorende bijlage 1 ‘Staat van Bedrijven’;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;
-
water;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding,
en tevens voor:
-
een meubelmakerij, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijventerrein – meubelmakerij”;
-
bestaande detailhandel in volumineuze goederen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “detailhandel volumineus”;
-
bestaande detailhandel, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;
-
een autosloopbedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijventerrein – autosloopbedrijf”.
De regeling voor een beroep/bedrijf aan huis bij bedrijfs- en dienstwoningen zoals genoemd in artikel 45, lid 45.3 is van overeenkomstige toepassing.
10.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van bedrijven gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsbebouwing bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte, met dien verstande dat de bestaande gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsbebouwing eenmalig per periode waarin het plan geldend is mag worden uitgebreid met:
-
een percentage van niet meer dan 25% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsbebouwing;
-
de afstand van bedrijfsbebouwing tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
-
de afstand van bedrijfsbebouwing tot het water bedraagt ten minste 10 m, dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
-
bedrijfsgebouwen worden ten minste 3 m achter (de lijn die kan worden getrokken in het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning gebouwd, indien op het bouwperceel een bedrijfswoning aanwezig is, dan wel ten minste 15 m uit de as van de aan de voorzijde van het bouwperceel gelegen weg, indien geen bedrijfswoning aanwezig is;
-
de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 5,5 m respectievelijk 15 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
-
het aantal bedrijfswoningen per bouwperceel bedraagt niet meer dan het bestaande aantal bedrijfswoningen dan wel het aangegeven aantal bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden”;
-
de oppervlakte van bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan 150 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
-
de goot- en bouwhoogte van een niet-inpandige bedrijfswoning bedragen niet meer dan 3,5 m respectievelijk 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer is;
-
bij bedrijfswoningen mag ondergeschikte bebouwing worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwregels voor bedrijfsbebouwing van overeenkomstige toepassing zijn.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 50 m³;
-
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden ten minste 3 m achter (de lijn die kan worden getrokken in het verlengde van) het hoofdgebouw gebouwd, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen en vlaggenmasten;
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen vóór (de lijn die in het verlengde kan worden getrokken van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, bedraagt niet meer dan 1 m, met dien verstande dat daarop een open gaasconstructie met een minimale maaswijdte van 10 cm is toegestaan, waarbij de gezamenlijke bouwhoogte van de terrein- en erfafscheiding en de gaasconstructie niet meer dan 2 m bedraagt;
-
de bouwhoogte van overige terrein- en erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat daarop een open gaasconstructie met een minimale maaswijdte van 10 cm is toegestaan, waarbij de gezamenlijke bouwhoogte van de terrein- en erfafscheiding en de gaasconstructie niet meer dan 2,5 m bedraagt;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8 m;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een paardenbak bedraagt niet meer dan 1,5 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 10 m.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, waaronder de bezonnings- en privacysituatie;
-
de landschapskenmerken als opgenomen in bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’ behorende bij deze regels;
-
de verkeersveiligheid.
10.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, waaronder de bezonnings- en privacysituatie;
-
de landschapskenmerken als opgenomen in bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’ behorende bij deze regels;
-
de verkeersveiligheid,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 10.2 sub a onder 3 voor het bouwen van bedrijfsbebouwing op minder dan 10 m van het water, indien afstemming heeft plaatsgevonden met de waterbeherende instantie en op basis hiervan geen belemmeringen aanwezig zijn.
-
lid 10.2 sub a onder 4 voor het bouwen van bedrijfsgebouwen op minder dan 15 m uit de as van de aan de voorzijde van het bouwperceel gelegen weg, indien geen bedrijfswoning aanwezig is;
-
lid 10.2, sub c onder 5 ten behoeve van het bouwen van lichtmasten voor paardenbakken, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte van lichtmasten niet meer bedraagt dan 6 m;
-
onevenredige lichthinder voorkomen dient te worden door het aandragen van (technische) maatregelen door de initiatiefnemer.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande ondergeschikte gebouwen voor bewoning;
-
niet-permanente bewoning;
-
het stallen of laten stallen van vlieg-, vaar- en voertuigen, anders dan ten behoeve van het woongenot en van de bedrijfsvoering;
-
detailhandelsactiviteiten anders dan ondergeschikt aan en direct voortvloeiend uit de activiteiten van een bedrijf, met uitzondering van de bestaande detailhandel;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, waaronder de bezonnings- en privacysituatie;
-
de landschapskenmerken als opgenomen in bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’ behorende bij deze regels;
-
de verkeersveiligheid,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 10.1 voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijven, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, kunnen worden gelijk gesteld met de bedrijven die wel zijn genoemd;
-
lid 10.1 onder a voor de vestiging van bedrijven die behoren tot de naast hogere milieucategorie van de als bijlage 1 opgenomen ‘Staat van Bedrijven’, voor zover dergelijke bedrijven in het concrete geval naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, gelijk kunnen worden gesteld met bedrijven die behoren tot de bij recht toegestane milieucategorie;
-
lid 10.1 en 10.5 voor de vestiging van detailhandel in volumineuze goederen.
![buttons](http://www.bugelhajema.nl/template2010/images/buttons.jpg)