5.1 Betemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch - Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
agrarische bedrijven ten behoeve van recreatieve en educatieve voorzieningen;
-
grasland;
-
akkerbouw- en tuinbouwgronden;
-
groenvoorzieningen;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen, met dien verstande dat ten minste 5 parkeerplaatsen ten behoeve van recreatieve en educatieve doeleinden op eigen erf dienen te worden gerealiseerd,
-
water.
en tevens voor:
-
het behoud en herstel van cultuurhistorische, landschappelijke en na-tuurlijke waarden, waarvan de landschappelijke waarden zijn gespecifi-ceerd in de bij deze regels behorende bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’.
De gronden zijn tevens mede bestemd voor de opbouw, het behoud en het her-stel van de aan de gronden eigen landschappelijke waarde.
De regeling voor een beroep/bedrijf aan huis bij bedrijfs- en dienstwoningen zoals genoemd in artikel 45, lid 45.3 is van overeenkomstige toepassing.
5.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijven gelden de volgende regels:
-
de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedraagt niet meer dan respectievelijk 3 m en 8 m;
-
de dakhelling bedraagt niet minder dan 40° en niet meer dan 50°;
-
er mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd met een bebouwde oppervlakte van niet meer dan 150 m².
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de inhoud per gebouwtje bedraagt niet meer dan 50 m³;
-
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelde de volgende regels:
-
de bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten be-hoeve van de bedrijfsvoering bedraagt niet meer dan 8 m;
-
de bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen bedraagt niet meer dan 5,5 m;
-
de bouwhoogte van erfscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
-
de bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer 3 m;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een paardenbak bedraagt niet meer dan 1,5 m.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, waaronder de bezonnings- en privacysituatie;
-
de landschapskenmerken als opgenomen in bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’ behorende bij deze regels;
de verkeersveiligheid.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, waaronder de bezonnings- en privacysituatie;
-
de landschapskenmerken als opgenomen in bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’ behorende bij deze regels;
-
de verkeersveiligheid,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2, sub c onder 5 ten behoeve van het bouwen van lichtmasten voor paardenbakken, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte van lichtmasten niet meer bedraagt dan 6 m;
-
onevenredige lichthinder voorkomen dient te worden door het aandragen van (technische) maatregelen door de initiatiefnemer.
5.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van bedrijfswoningen geheel of gedeeltelijk anders te gebruiken of te doen gebruiken dan voor bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van bedrijfsgebouwen geheel of gedeeltelijk te gebruiken voor detailhandel of groothandel, uitgezonderd detailhandel in goederen welke in directe relatie staat tot het bedrijf;
-
het gebruiken of laten gebruiken van bedrijfsgebouwen geheel of gedeeltelijk te gebruiken voor permanente of semipermanente bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor de opslag van afvalstoffen, voer-, vaar- en vliegtuigen, werktuigen; agrarische (afval-) producten en agrarische werktuigen daaronder niet begrepen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor het opsporen en winnen van delfstoffen met uitzondering van het incidentele (seismologisch) onderzoek;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
5.6 Omgevingvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
algemeen
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
het aanleggen van fiets-, voet- en ruiterpaden;
-
het aanleggen van recreatieve voorzieningen in de vorm van een picknickset;
-
het aanleggen van ondergrondse leidingen;
-
het afgraven, ophogen en verlagen van de gronden;
-
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen van meer dan 100 m², hieronder worden niet begrepen erfverhardingen en toegangswegen naar bedrijven;
-
Het aanbrengen van beplanting tot niet meer dan 1 ha, uitgezonderd erf- en wegbeplanting.
-
Het onder sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op vergunde werken of werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in lid 5.1 genoemde aan de gronden eigen landschappelijke waarde dan wel indien de mogelijkheden voor herstel van de waarde in grote mate wordt gerealiseerd.
“houtsingel overig”
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
het wijzigen van de verkavelingsstructuur die mede wordt bepaald door het slotenpatroon en door de houtsingels, zoals die zijn weergegeven op de bij deze regels behorende bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’ als “houtsingels overig”, met dien verstande dat:
-
onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels;
-
onder wijzigen wordt eveneens begrepen het geheel of gedeeltelijk dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen;
-
een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend op basis van een door de aanvrager in te dienen landschapsplan dat in overeenstemming is met:
-
de beschrijving landschapskenmerken – besloten gebied, zoals die zijn weergegeven in de bij deze regels behorende bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’;
-
de richtlijnen voor het verwijderen van houtsingels, zoals die zijn weergegeven in de bij deze regels behorende bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’;
-
de richtlijnen voor de inrichting van houtsingels (compensatie voor verlies), zoals die zijn weergegeven in de bij deze regels behorende bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’.
-
Het onder sub d bedoelde verbod is niet van toepassing op vergunde werken of werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
-
In afwijking van het verbod in sub d is een omgevingsvergunning niet vereist voor het verwijderen van houtsingels ter plaatse van gronden die op de landschapskaart (deel uitmakende van de bij deze regels behorende bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’) zijn aangegeven met “houtsingels overig”, voor zover:
-
het te verwijderen deel van “houtsingels overig” het realiseren van niet meer dan twee dammen in iedere lange zijde van een perceel betreft, met een breedte van niet meer dan 10 m per dam, mits na verwijdering van de houtsingel ter plaatse van de nieuwe dam of dammen ten minste 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel resteert;
-
het te verwijderen deel van “houtsingels overig” het realiseren van niet meer dan één dam in iedere korte zijde van een perceel betreft, met een breedte van niet meer dan 10 m, mits na verwijdering van de houtsingel ter plaatse van de nieuwe dam ten minste 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel resteert.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub d kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en landschappelijke waarden, waarbij de landschappelijke waarden zijn gespecificeerd in de bij deze regels behorende bijlage 2 ‘Landschapskenmerken’.
-
Indien het verlenen van de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan het bevoegde waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
![buttons](http://www.bugelhajema.nl/template2010/images/buttons.jpg)