Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: 1.1 plan: het bestemmingsplan Partiële herziening Harmonisatie Buitengebied met identificatienummer NL.IMRO.0074.PARBPbuitengebied-OW01 van de gemeente Heerenveen; 1.2 bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;Artikel 2 Toepassingsregels
De regels in dit plan zijn van toepassing en aanvullend op de bestemmingsplannen: • Buitengebied 2007 • Buitengebied 2008 met bijbehorende herzieningen, uitwerkings-en wijzigingsplannen op het moment van vaststelling van dit plan.Artikel 3 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 1. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 2. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 3. de inhoud van een bouwwerk:: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels(en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 4. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 5. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 6. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens: vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel; 7. de breedte van een gebouw: tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijden van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren); Bij onduidelijkheden of interpretatieverschillen betreffen de wijze van meten, is de uitleg van de NEN 2580 (oppervlakten) en inhouden van gebouwen, termen, definities en bepalingsmethoden) bepalend.Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 4
Om de leesbaarheid te vergroten, is een deel van het artikel opgenomen. De aangebrachte wijzigingen zijn in vet rood aangegeven. In de regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2007’ worden de volgende wijzigingen aangebracht:Artikel 4 Agrarisch gebied
4.2.1. onder l: Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte in m2 |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ⁰ |
Hoogte in m |
||
per bouwwerk |
gezamenlijk |
min |
max |
|||
Bedrijfswoning |
150 |
4 |
30 |
60 |
||
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen |
100 |
4 |
30 |
• er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en erf;
• geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 8 Woondoeleinden I
8.2.2. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:c. de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 150 m2 bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een hoofdgebouw ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
g. de dakhelling bedraagt ten minste 30° en ten hoogste 60°, tenzij het hoofdgebouw is of wordt voorzien van een afgeknotte schildkap, of een mansardedak dan wel de samengestelde delen daarvan, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder dan 30° en/of meer dan 60° bedraagt;
8.3 Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van: Toevoeging lid d d. het bepaalde in lid 8.2.3. onder c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot een maximum van 150 m2, mits:• er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en erf;
• geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 9 Woondoeleinden II
9.2.2. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:c. de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 150 m2 bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een hoofdgebouw ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
g. de dakhelling bedraagt ten minste 30° en ten hoogste 60°, tenzij het hoofdgebouw is of wordt voorzien van een afgeknotte schildkap, of een mansardedak dan wel de samengestelde delen daarvan, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder dan 30° en/of meer dan 60° bedraagt;
9.3 Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van: Toevoeging lid d d. het bepaalde in lid 9.2.3. onder c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot een maximum van 150 m2, mits:• er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en erf;
• geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 10 Woondoeleinden III
10.2.2 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:c. de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 150 m2 bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een hoofdgebouw ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
g. de dakhelling bedraagt ten minste 30° en ten hoogste 60°, tenzij het hoofdgebouw is of wordt voorzien van een afgeknotte schildkap, of een mansardedak dan wel de samengestelde delen daarvan, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder dan 30° en/of meer dan 60° bedraagt;
10.3 Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van: Toevoeging lid d d. het bepaalde in lid 10.2.1. onder l en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot een maximum van 150 m2, mits:• er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en erf;
• geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 11 Woondoeleinden IV
11.2.2 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:c. de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 150 m2 bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een hoofdgebouw ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
g. de dakhelling bedraagt ten minste 30° en ten hoogste 60°, tenzij het hoofdgebouw is of wordt voorzien van een afgeknotte schildkap, of een mansardedak dan wel de samengestelde delen daarvan, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder dan 30° en/of meer dan 60° bedraagt;
11.3 Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van: Toevoeging lid d d. het bepaalde in lid 11.2.3. onder c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot een maximum van 150 m2, mits:• er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en erf;
• geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 12 Woondoeleinden V
12.2.2 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:e. de dakhelling bedraagt ten minste 30° en ten hoogste 60°, tenzij het hoofdgebouw is of wordt voorzien van een afgeknotte schildkap, of een mansardedak dan wel de samengestelde delen daarvan, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder dan 30° en/of meer dan 60° bedraagt;
12.3 Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van: Toevoeging lid d d. het bepaalde in lid 12.2.3. onder c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot een maximum van 150 m2, mits:• er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en erf;
• geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 13 Woondoeleinden IV
13.2.2 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:c. de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 150 m2 bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een hoofdgebouw ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
g. de dakhelling bedraagt ten minste 30° en ten hoogste 60°, tenzij het hoofdgebouw is of wordt voorzien van een afgeknotte schildkap, of een mansardedak dan wel de samengestelde delen daarvan, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder dan 30° en/of meer dan 60° bedraagt;
13.3 Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van: Toevoeging lid d d. het bepaalde in lid 12.2.3. onder c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot een maximum van 150 m2, mits:• er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en erf;
• geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 14 Maatschappelijke doeleinden
14.2.1. onder g: Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte in m2 |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ⁰ |
Hoogte in m |
||
per bouwwerk |
gezamenlijk |
min |
max |
|||
Bedrijfswoning |
150 |
4 |
30 |
60 |
||
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen |
100 |
4 |
30 |
• er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en erf;
• geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 15 Agrarisch dienstverlenende bedrijven
15.2.1. onder g: Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte in m2 |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ⁰ |
Hoogte in m |
||
per bouwwerk |
gezamenlijk |
min |
max |
|||
Bedrijfswoning |
150 |
4 |
30 |
60 |
||
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen |
100 |
4 |
30 |
• er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en erf;
• geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 17 Kwekerijbedrijven
17.2.1. onder g: Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte in m2 |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ⁰ |
Hoogte in m |
||
per bouwwerk |
gezamenlijk |
min |
max |
|||
Bedrijfswoning |
150 |
4 |
30 |
60 |
||
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen |
100 |
4 |
30 |
• er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en erf;
• geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 18 Tuincentrum
18.2.1. onder g: Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte in m2 |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ⁰ |
Hoogte in m |
||
per bouwwerk |
gezamenlijk |
min |
max |
|||
Bedrijfswoning |
150 |
4 |
30 |
60 |
||
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen |
100 |
4 |
30 |
• er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en erf;
• geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 19 Bedrijfsdoeleinden
19.2.1. onder g: Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte in m2 |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ⁰ |
Hoogte in m |
||
per bouwwerk |
gezamenlijk |
min |
max |
|||
Bedrijfswoning |
150 |
4 |
30 |
60 |
||
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen |
100 |
4 |
30 |
• er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en erf;
• geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 20 Horecadoeleinden
20.2.1. onder g: Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte in m2 |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ⁰ |
Hoogte in m |
||
per bouwwerk |
gezamenlijk |
min |
max |
|||
Bedrijfswoning |
150 |
4 |
30 |
60 |
||
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen |
100 |
4 |
30 |
• er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en erf;
• geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 22 Verblijfsrecreatieve doeleinden 2
22.2.1 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:c. de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 150 m2 bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een hoofdgebouw ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
e. de dakhelling bedraagt ten minste 30° en ten hoogste 60°, tenzij het hoofdgebouw is of wordt voorzien van een afgeknotte schildkap, of een mansardedak dan wel de samengestelde delen daarvan, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder dan 30° en/of meer dan 60° bedraagt;
22.3 Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van: Toevoeging lid c c. het bepaalde in lid 20.2.1. onder g en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot een maximum van 150 m2, mits:• er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en erf;
• geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 5
Om de leesbaarheid te vergroten, is een deel van het artikel opgenomen. De aangebrachte wijzigingen zijn in vet rood aangegeven. In de regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2008’ worden de volgende wijzigingen aangebracht:Artikel 5 Maatschappelijke doeleinden
2 Bouwvoorschriften- a. Voor het bouwen van dienstgebouwen en dienstwoningen gelden de volgende bepalingen:
- 4. de oppervlakte van een niet-inpandige dienstwoning mag niet meer dan 150 m2 bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een hoofdgebouw ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
- 5. de dakhelling bedraagt ten minste 30° en ten hoogste 60°, tenzij het hoofdgebouw is of wordt voorzien van een afgeknotte schildkap, of een mansardedak dan wel de samengestelde delen daarvan, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder dan 30° en/of meer dan 60° bedraagt;
Artikel 8 Niet-agrarische bedrijven
2 Bouwvoorschriften-
a. Voor het bouwen van dienstgebouwen en dienstwoningen gelden de volgende bepalingen:
- 4. de oppervlakte van een niet-inpandige dienstwoning mag niet meer dan 150 m2 bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een hoofdgebouw ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
- 5. de dakhelling bedraagt ten minste 30° en ten hoogste 60°, tenzij het hoofdgebouw is of wordt voorzien van een afgeknotte schildkap, of een mansardedak dan wel de samengestelde delen daarvan, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder dan 30° en/of meer dan 60° bedraagt;
Artikel 11 Recreatie- en horecabedrijven
2 Bouwvoorschriften-
a. Voor het bouwen van dienstgebouwen en dienstwoningen gelden de volgende bepalingen:
- 4. de oppervlakte van een niet-inpandige dienstwoning mag niet meer dan 150 m2 bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een hoofdgebouw ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
- 5. de dakhelling bedraagt ten minste 30° en ten hoogste 60°, tenzij het hoofdgebouw is of wordt voorzien van een afgeknotte schildkap, of een mansardedak dan wel de samengestelde delen daarvan, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder dan 30° en/of meer dan 60° bedraagt;
Artikel 14 Water
2 Bouwvoorschriften-
a. Voor het bouwen van dienstgebouwen en dienstwoningen gelden de volgende bepalingen:
- 4. de oppervlakte van een niet-inpandige dienstwoning mag niet meer dan 150 m2 bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een hoofdgebouw ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
- 5. de dakhelling bedraagt ten minste 30° en ten hoogste 60°, tenzij het hoofdgebouw is of wordt voorzien van een afgeknotte schildkap, of een mansardedak dan wel de samengestelde delen daarvan, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder dan 30° en/of meer dan 60° bedraagt;
Artikel 16 Wonen
2 Bouwvoorschriften-
a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
- 2. de oppervlakte per hoofdgebouw mag niet meer dan 150 m2 bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een hoofdgebouw ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
- 3. de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande goothoogte indien deze meer is;
- 5. de dakhelling bedraagt ten minste 30° en ten hoogste 60°, tenzij het hoofdgebouw is of wordt voorzien van een afgeknotte schildkap, of een mansardedak dan wel de samengestelde delen daarvan, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder dan 30° en/of meer dan 60° bedraagt;
-
b. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, waaronder botenhuizen zijn begrepen gelden de volgende bepalingen:
- 1. de goothoogte van aan- en uitbouwen en direct aansluitend aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 3,5 m bedragen, dan wel ten hoogste ede hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd indien deze meer is;
- 3. de goothoogte van overige bijgebouwen mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte per woning van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m2, danwel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien deze meer is, met dien verstande dat ten hoogste 50% van achter- en zijerven mag worden bebouwd;
- 9. de dakhelling bedraagt ten minste 30° en ten hoogste 60°, tenzij het hoofdgebouw is of wordt voorzien van een afgeknotte schildkap, of een mansardedak dan wel de samengestelde delen daarvan, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder dan 30° en/of meer dan 60° bedraagt.
-
f. het bepaalde in lid 2 sub b onder 6 en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot een maximum van 150 m2, mits:
- er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en erf;
- er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 17 Woonboerderij
2 Bouwvoorschriften-
a. onder 10 de gezamenlijke oppervlakte per woning van aan- en uitbouwen en bedrijven bedraagt ten hoogste 100 m2 dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
a. onder 11 de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m bedragen, dan wel ten hoogste de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd indien deze meer is;
a. onder 12 de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
-
e. het bepaalde in lid 2 sub b onder 6 en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot een maximum van 150 m2, mits:
- er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en erf;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- Het bepaalde in onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.