HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
het plan:
het bestemmingsplan “Heerenveen – Nijehaske 2012” van de gemeente Heerenveen;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0074.BPNnijehaske-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
aangebouwd bijgebouw:
een met het (hoofd)gebouw verbonden en/of een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw, niet zijnde een aan- of uitbouw, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan het op hetzelfde perceel gelegen (hoofd)gebouw;
-
aan-huis-verbonden beroep:
een in bijlage 1 genoemd beroep, dan wel een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan de beroepsuitoefening aan huis gebonden medewerker en dat is gericht op het verlenen van diensten;
-
aan- of uitbouw:
een aan een (hoofd)gebouw aanwezig bouwwerk dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bebouwingspercentage:
een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
-
bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
-
bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
-
bedrijf:
onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en/of verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel productiegebonden detailhandel plaatsvindt;
-
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
-
beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
-
beschermd Rijksmonument:
een onroerend goed, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1998 vastgestelde registers;
-
bestaand:
het moment ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bewoning van een vrijstaand bijgebouw:
de aanwezigheid in een vrijstaand bijgebouw van ten minste drie van de volgende voorzieningen:
-
wasgelegenheid;
-
kookgelegenheid;
-
sanitaire voorzieningen;
-
verwarming,
alsmede wanneer het bijgebouw blijkens inrichting geschikt is voor een zelfstandig huishouden;
-
boerderijpand:
het gebouw behorende tot het voormalige agrarisch bedrijf, waarin oorspronkelijk het woongedeelte en de stal was ondergebracht en dat oorspronkelijk als het hoofdgebouw van het agrarisch bedrijf is gebouwd;
-
bijgebouw:
een gebouw, niet zijnde een aan- of uitbouw, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen (hoofd)gebouw;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, niet zijnde gronden in gebruik ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;
-
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
-
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
-
gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
geluidsbelasting vanwege wegverkeer:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
-
geluidgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een functie als bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;
-
geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
-
gemeentelijk monument
een overeenkomstig de erfgoedverordening Heerenveen 2010 als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:
-
zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;
-
terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;
-
hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
-
hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een perceel kan worden aangemerkt;
-
horecabedrijf en/of -instelling:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
-
huishouding:
een zelfstandig persoon, dan wel samenwonende persoon of personen die in een zekere continue samenstelling met elkaar wonen en binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals keuken, sanitaire voorzieningen en entree, én tussen wie een zekere mate van verbondenheid bestaat;
-
kampeermiddel:
een tent, tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
-
kampeerterrein:
een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;
-
kantoor:
een (deel van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening administratieve, financiële, architectonische, juridische of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden – niet zijnde detailhandel – al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;
-
kap:
een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;
-
kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
de in bijlage 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan de bedrijvigheid bij woningen gebonden medewerker;
-
kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;
-
landschappelijke waarden:
de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap;
-
lessenaarsdak:
dak met één hellend, niet onderbroken dakvlak;
-
logiesverstrekkend bedrijf:
een bedrijf waar, tegen vergoeding, logies wordt verstrekt, waarbij de logieseenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf en waarbij naast het verstrekken van logies mogelijk accommodaties worden aangeboden voor dagverblijf en maaltijdbereiding;
-
mantelzorg:
het op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;
-
netto horecavloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor horeca, exclusief opslag- en administratieruimten, en dergelijke;
-
nutsvoorzieningen:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
-
openbaar toegankelijk gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
-
overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
-
peil:
indien op het land wordt gebouwd:
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
indien op of in het water wordt gebouwd:
-
de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
-
perceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
perceelgrens:
de grens van een perceel;
-
perifere detailhandel:
detailhandel buiten het kernwinkelgebied (en wijkwinkelcentra) die qua volumineuze aard van goederen, gevaar en hinder of dagelijkse bevoorrading niet meer goed in het kernwinkelgebied of de winkelcentra passen. Daarbij gaat het om:
-
keukens, badkamers, sanitair, spa’s, zwembaden, sauna’s, buitenkeukens en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
-
meubelen en artikelen ten behoeve van de inrichting van een woning en van de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen;
-
productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
-
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
-
recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
-
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
-
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen wordt verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
stacaravan:
een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;
-
standplaats:
het gedeelte van een kampeerterrein bestemd voor de plaatsing van één kampeermiddel, dan wel twee kampeermiddelen, indien één van de kampeermiddelen een oppervlakte heeft van niet meer dan 5,00 m²;
-
tussenwoning:
een woning waaraan aan beid zijgevels andere woningen zijn gebouwd;
-
verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) ruimte ten behoeve van de detailhandel of horeca;
-
voorgevel
de gevel van een woning die parallel ligt met de straat waaraan de woning is genummerd en/of waaraan de hoofdontsluiting van de woning is gelegen;
-
voorkeurgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;
-
vrijstaand bijgebouw:
een niet met het (hoofd)gebouw verbonden gebouw, niet zijnde een aan- of uitbouw, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan het op hetzelfde perceel gelegen (hoofd)gebouw;
-
vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen groep personen;
-
woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, welke woningen zijn te bereiken door middel van één of meer gemeenschappelijke verkeersruimten;
-
woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat;
-
zakelijke dienstverlening:
het op het publiek gerichte aanbieden en/of leveren van commerciële en/of zakelijke diensten, zoals reisbureaus, ict-bureaus, uitzendbureaus, bankfilialen en makelaarskantoren.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven;
-
de horizontale diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijden van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren).
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van:
-
bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2, onder de categorieën 1 en 2, uitsluitend ter plaatste van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”;
-
bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2, onder de categorieën 1, 2 en 3.1, uitsluitend ter plaatste van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.1”;
-
perifere detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “detailhandel perifeer”;
-
detailhandel in auto’s en motoren met de daarbij behorende reparatie en service, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – garage bedrijf”;
-
kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “kantoor”;
-
een tandartspraktijk, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – tandartspraktijk”;
-
een praktijk voor fysiotherapie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – fysiotherapie”;
-
een dierenartspraktijk, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – dierenarts”,
met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
-
bedrijfswoningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen,
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
water;
-
nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
parkeervoorzieningen;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Voor het bouwen van de in lid 3.1, sub a en b, genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
bedrijfswoningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” worden gebouwd, met dien verstande dat per bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning mag worden gebouwd;
-
de bouwhoogte mag niet minder of meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding “minimale – maximale bouwhoogte (m)”, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze minder of meer bedraagt;
-
gebouwen worden voorzien van een plat dak;
-
de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 3,00 m, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de afstand niet minder dan de bestaande afstand mag bedragen.
3.2.2 Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen op niet minder dan 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 100,00 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag, met inachtneming van het gestelde in sub b, niet meer bedragen dan 100% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, danwel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
-
de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag niet meer bedragen dan 3,50 m;
-
de dakhelling van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag niet meer bedragen dan 60°.
3.2.3 Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8,00 m;
-
de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag, voorzover gebouwd vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfsgebouwen niet meer bedragen dan zal ten hoogste 2,00 m²;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, danwel het verlengde daarvan niet meer mag bedragen dan 2,00 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 3.2.1. sub e en toestaan dat de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind tot 0,00 m, mits de bereikbaarheid voor de brandweer gegarandeerd blijft.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor perifere detailhandel, met uitzondering van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding “detailhandel perifeer”;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van kantoren en zakelijke dienstverlening, met uitzondering van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding “kantoor”;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfswoningen en overige bewoning, met uitzondering van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
-
het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
-
het opslaan van materiaal voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s).
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 3.1, sub a, onder 1, en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2, onder de categorieën 1 en 2, met dien verstande dat, het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
-
het bepaalde in lid 3.1, sub a, onder 2, en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2, onder de categorieën 1, 2 en 3.1, met dien verstande dat, het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
-
het bepaalde in lid 3.5, sub a, en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor detailhandel in fietsen, met dien verstande dat:
-
de bedrijfsvloeroppervlakte per winkel ten minste 1.500 m2 bedraagt;
-
de vestiging geen onevenredige afbreuk doet aan de bestaande detailhandelsstructuur.
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorzieningen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf – Nutsvoorzieningen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van:
-
het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen;
-
de gasvoorziening;
-
naar de aard van de onder 1 en 2 genoemde gebouwen gelijk te stellen gebouwen,
met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen,
met de daarbij behorende:
-
terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Voor het bouwen van de in lid 4.1, sub a, genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven goot- en bouwhoogte.
4.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
beplanting en bebossing;
-
wegen en paden;
-
sloten en bermen;
-
speelvoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
5.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 6 Maatschappelijk
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van:
-
onderwijsdoeleinden;
-
religieuze doeleinden;
-
sociaal - culturele doeleinden;
-
sociaal – maatschappelijke doeleinden;
-
kinderopvang;
-
een bijzondere woonvorm, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – bijzondere woonvorm”,
met daaraan ondergeschikt:
-
speelterreinen en speelvoorzieningen;
-
wegen en paden;
-
water;
-
nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
parkeervoorzieningen;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Voor het bouwen van de in lid 6.1, sub a, genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat aan de bestemming ondergeschikte gebouwen buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd tot een maximale oppervlakte van 100 m2;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte(m)” aangegeven goot- en bouwhoogte, danwel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen;
-
gebouwen mogen plat worden afgedekt, danwel van een kap worden voorzien, met dien verstande dat, indien een gebouw wordt voorzien van een kap, de dakhelling niet meer mag bedragen dan 60° en lessenaarsdaken niet zijn toegestaan.
6.2.2 Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag, voor zover gebouwd vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw danwel het verlengde daarvan, niet meer bedragen dan 2,00 m²;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, danwel het verlengde daarvan niet meer mag bedragen dan 2,00 m, danwel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken en laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, zodanig dat de netto horecavloeroppervlakte:
-
meer bedraagt dan 10% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de gebouwen per bestemmingsvlak; of
-
meer bedraagt dan 30,00 m².
Artikel 7 Maatschappelijk – Begraafplaats
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk – Begraafplaats’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een begraafplaats;
-
gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer,
met daaraan ondergeschikt:
-
groenvoorzieningen;
-
verhardingen;
-
nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Voor het bouwen van de in lid 7.1, sub b, genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 100,00 m²;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 m.
7.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen en straten;
-
voet- en rijwielpaden;
-
bruggen, dammen en/of duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken;
-
sloten, bermen en beplanting;
-
nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
parkeervoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk is gericht op de afwikkeling van het verkeer, met dien verstande dat, de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een ingrijpende wijziging van het profiel van de hoofdrijbaan voorziet.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
8.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 5,00 m.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als verkooppunt van motorbrandstoffen.
Artikel 9 Verkeer - Verblijf
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonstraten;
-
paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
bruggen, dammen en/of duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken;
-
nutsvoorzieningen;
-
sloten, bermen en beplanting,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
9.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 5,00 m.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als verkooppunt van motorbrandstoffen.
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterlopen, ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer en waterberging;
-
oevers;
-
bruggen, duikers en/of dammen;
-
steigers en vlonders;
-
nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
10.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de diepte van een steiger, gemeten loodrecht vanaf de insteek mag niet meer bedragen dan 1 meter;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 11 Wonen - 1
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis- verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woonhuizen,
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
water,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Voor het bouwen van de in lid 11.1, sub a, genoemde hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
-
een woonhuis mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat per bouwvlak slechts één woonhuis is toegestaan, danwel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal;
-
een woonhuis mag uitsluitend vrijstaand worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden” het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen ten hoogste het aangegeven aantal mag bedragen;
-
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,00 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan de aangegeven goot- en bouwhoogte;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30° en niet meer bedragen dan 60°, met dien verstande dat:
-
lessenaarsdaken uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – lessenaarsdak”;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – afwijkende dakhelling” de dakhelling niet meer mag bedragen dan 750 en het dak voor meer dan 50% in het horizontale vlak mag liggen;
-
de afstand van de niet aangebouwde zijde van het woonhuis tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1,00 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
11.2.2 Voor het bouwen van de in lid 11.1, sub b, genoemde aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woonhuizen gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen op niet minder dan 1,00 m achter de voorgevel van de woning of in het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen op niet minder dan 1,00 m van de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd indien deze grenst aan openbaar toegankelijk gebied;
-
in afwijking van het gestelde in sub a en b, mogen op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen” aanbouwen worden gebouwd, de oppervlakte van deze aanbouwen mag niet meer bedragen dan 50% van de gronden ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen” per woning;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per tussenwoning, mag niet meer bedragen dan 50 m²;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per woning, anders dan een tussenwoning, mag niet meer bedragen dan 100,00 m²;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en de aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag, met inachtneming van het gestelde in sub b, niet meer bedragen dan 100% van de oppervlakte van de woning;
-
de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag niet meer bedragen dan 3,50 m;
-
de dakhelling van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag niet meer bedragen dan 60°.
11.2.3 Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag, voor zover gebouwd vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw danwel het verlengde daarvan, niet meer bedragen dan 2,00 m²;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, danwel het verlengde daarvan niet meer mag bedragen dan 2,00 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m.
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden;
-
het gebruiken of laten gebruiken van een woonhuis voor meer dan één woning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van woonhuizen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zódanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
-
meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op het perceel; of
-
meer bedraagt dan 50,00 m²;
-
het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 11.4, sub a, en toestaan dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits:
-
de gezamenlijke logiesvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen op het perceel, met een maximum van 50,00 m²;
-
de ruimtes voor logiesverstrekking niet in vrijstaande bijgebouwen worden ondergebracht;
-
de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van een hoofdgebouw en daaraan ondergeschikt is;
-
er voldoende gelegenheid is voor het parkeren;
-
er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
het bepaalde in lid 11.4, sub d, toestaan dat een vrijstaand bijgebouw wordt gebruikt voor bewoning, mits:
-
de bewoning van een bijgebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
-
de oppervlakte van de woonruimte per hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 50,00 m².
Artikel 12 Wonen - 2
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woonhuizen,
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
water,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Voor het bouwen van de in lid 12.1, sub a, genoemde hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
-
een woonhuis mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat per bouwvlak slechts één woonhuis is toegestaan, danwel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal;
-
een woonhuis mag uitsluitend vrijstaand worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden” het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen ten hoogste het aangegeven aantal mag bedragen;
-
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,00 m, met dien verstande dat de goothoogte ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - afwijkende goothoogte” niet meer mag bedragen dan 9,00 m;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30° en niet meer bedragen dan 60°, met dien verstande dat:
-
lessenaarsdaken uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – lessenaarsdak”;
-
ter plaatse van de aanduiding “plat dak” een woonhuis met een plat dak mag worden afgedekt;
-
ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – afwijkende dakhelling” de dakhelling niet meer mag bedragen dan 750 en het dak voor meer dan 50% in het horizontale vlak mag liggen;
-
de afstand van de niet aangebouwde zijde van het woonhuis tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1,00 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
12.2.2 Voor het bouwen van de in lid 12.1, sub b, genoemde aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen op niet minder dan 1,00 m achter de voorgevel van de woning of het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen op niet minder dan 1,00 m van de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd indien deze grenst aan openbaar toegankelijk gebied;
-
in afwijking van het gestelde in sub a en b, mogen op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen” aanbouwen worden gebouwd, de oppervlakte van deze aanbouwen mag niet meer bedragen dan 50% van de gronden ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen” per woning;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per tussenwoning, mag niet meer bedragen dan 50,00 m²;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per woning, anders dan een tussenwoning, mag niet meer bedragen dan 100,00 m²;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag, met inachtneming van het gestelde onder c en d, niet meer bedragen dan 100% van de oppervlakte van de woning, danwel de bestaand oppervlakte indien deze meer is;
-
de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag niet meer bedragen dan 3,50 m;
-
de dakhelling van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag niet meer bedragen dan 60°.
12.2.3 Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag, voor zover gebouwd vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw danwel het verlengde daarvan, niet meer bedragen dan 2,00 m²;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, danwel het verlengde daarvan niet meer mag bedragen dan 2,00 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m.
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden;
-
het gebruiken of laten gebruiken van een woonhuis voor meer dan één woning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van woonhuizen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zódanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
-
meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op het perceel; of
-
meer bedraagt dan 50,00 m²;
-
het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 12.4, sub a, en toestaan dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, met dien verstande dat:
-
de gezamenlijke logiesvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen op het perceel, met een maximum van 50,00 m²;
-
de ruimtes voor logiesverstrekking niet in de bedrijfsgebouwen en/of vrijstaande bijgebouwen worden ondergebracht;
-
de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van een hoofdgebouw en daaraan ondergeschikt is;
-
er voldoende gelegenheid is voor het parkeren;
-
er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
het bepaalde in lid 12.4, sub d, toestaan dat een vrijstaand bijgebouw wordt gebruikt voor bewoning, met dien verstande dat:
-
de bewoning van een bijgebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
-
de oppervlakte van de woonruimte per hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 50,00 m².
Artikel 13 Wonen – 3
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – 3’ (voormalige boerderijpanden) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-ver-bonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woonhuizen,
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
water,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Voor het bouwen van de in lid 13.1, sub a, genoemde hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
-
een woonhuis mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat, per bouwvlak slechts één woonhuis is toegestaan;
-
een woonhuis mag uitsluitend in de bouwgrenzen worden gebouwd;
-
een woonhuis mag uitsluitend vrijstaand worden gebouwd;
-
de afmetingen van een hoofdgebouw mogen uitsluitend de bestaande afmetingen bedragen, waarbij de bestaande afmetingen in bijlage 3 zijn aangegeven, met dien verstande dat van de goothoogte 10% en van de dakhelling 5° mag worden afgeweken.
13.2.2 Voor het bouwen van de in lid 13.1, sub b, genoemde aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen op niet minder dan 1,00 m achter de voorgevel van de woning of het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen op niet minder dan 1,00 m van de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd indien deze grenst aan openbaar toegankelijk gebied;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per woning mag niet meer bedragen dan 100,00 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag, met inachtneming van het gestelde in sub b, niet meer bedragen dan 100% van de oppervlakte van de woning, danwel de bestaand oppervlakte indien deze meer is;
-
in afwijking van het bepaalde onder b en c, mag de oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen” niet meer bedragen dan:
-
355,00 m2 op het perceel Jousterweg 27;
-
175,00 m2 op het perceel Jousterweg 31;
-
de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag niet meer bedragen dan 3,50 m;
-
de dakhelling van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag niet minder bedragen dan 30° en niet meer bedragen dan 600.
13.2.3 Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag, voor zover gebouwd vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw danwel het verlengde daarvan, niet meer bedragen dan 2,00 m²;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, danwel het verlengde daarvan niet meer mag bedragen dan 2,00 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m.
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
13.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 13.2.1, sub e, en toestaan dat wordt afgeweken van de bestaande maten, mits:
-
geen onevenredige schade aan de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarde van het gebouw optreedt, die wordt gevormd door:
-
de situering van de bebouwing;
-
de schaal van de bebouwing;
-
de vorm en richting van de kap(pen);
-
de geleding van de bebouwing; of
-
-
op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet verlangd kan worden;
-
het bepaalde in lid 13.2.2, sub b en c, en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot 150,00 m² en/ of toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen meer bedraagt dan 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, mits:
-
het hoofdgebouw een beschermd Rijksmonument dan wel een gemeentelijk monument betreft;
-
vergroting van het hoofdgebouw niet kan worden toegestaan;
-
bij een vergroting ten behoeve van d woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie;
-
er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en het erf;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
13.5 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden;
-
het gebruiken of laten gebruiken van een woonhuis voor meer dan één woning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van woonhuizen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zódanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
-
meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op het perceel; of
-
meer bedraagt dan 50,00 m²;
-
het gebruiken of laten gebruiken van een hoofdgebouw voor de uitoefening van een kleinschalig bedrijf indien het een oppervlakte betreft van meer dan 100,00 m²;
-
het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, met uitzondering van voor de bedrijvigheid ondersteunende functies zoals opslag.
13.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 13.5, sub a, en toestaan dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, met dien verstande dat:
-
de gezamenlijke logiesvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen op het perceel, met een maximum van 50,00 m²;
-
de ruimtes voor logiesverstrekking niet in de bedrijfsgebouwen en/of vrijstaande bijgebouwen worden ondergebracht;
-
de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van een hoofdgebouw en daaraan ondergeschikt is;
-
er voldoende gelegenheid is voor het parkeren;
-
er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
het bepaalde in lid 13.5, sub b, en toestaan dat in een hoofdgebouw meerdere woningen mogen worden ondergebracht, met dien verstande dat de oppervlakte van een woning ten minste 100,00 m² moet bedragen;
-
het bepaalde in lid 13.5, sub e, toestaan dat een vrijstaand bijgebouw wordt gebruikt voor bewoning, met dien verstande dat:
-
de bewoning van een bijgebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
-
de oppervlakte van de woonruimte per hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 50,00 m².
Artikel 14 Wonen - Woongebouw
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Woongebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een woongebouw;
-
bijgebouwen bij woongebouwen,
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
water;
-
nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
parkeervoorzieningen;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Voor het bouwen van een in lid 14.1, sub a, genoemd woongebouw gelden de volgende regels:
-
het woongebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
binnen een woongebouw zijn maximaal het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal woningen toegestaan;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte.
14.2.2 Voor het bouwen van de in lid 14.1, sub b, genoemde bijgebouwen bij woongebouwen gelden de volgende regels:
-
bijgebouwen mogen op niet minder dan 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de woning of het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen per woning mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte;
-
de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte.
14.2.3 Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag, voor zover gebouwd vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het woongebouw danwel het verlengde daarvan, niet meer bedragen dan 2,00 m²;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het woongebouw, danwel het verlengde daarvan niet meer mag bedragen dan 2,00 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m.
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
14.4 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van woongebouwen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep danwel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.4, en toestaan dat woongebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mits:
-
de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;
-
er sprake is van bedrijvigheid zonder dat er bezoek plaatsvindt;
-
er geen buitenopslag van materiaal plaatsvindt.
Artikel 15 Wonen - Woonwagenstandplaats
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Woonwagenstandplaats’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonwagens al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woonwagens,
met daaraan ondergeschikt:
-
wegen en paden;
-
water,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Voor het bouwen van de in lid 15.1, sub b, genoemde aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woonwagens gelden de volgende regels:
-
de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde zijde(n) van de woonwagen of in het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per woonwagen, mag niet meer bedragen dan 100,00 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag, met inachtneming van het gestelde in sub b, niet meer bedragen dan 100% van de oppervlakte van de woonwagen, danwel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
-
de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag niet meer bedragen dan 4,00 m;
-
de dakhelling van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag niet meer bedragen dan 60°.
15.2.2 Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag, voor zover gebouwd vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de woonwagen danwel het verlengde daarvan, niet meer bedragen dan 2,00 m²;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de woonwagen, danwel het verlengde daarvan niet meer mag bedragen dan 2,00 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m.
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
15.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.1, sub a, en toestaan dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat:
-
het bouwen buiten het bouwvlak uitsluitend aan de achterzijde van het bouwvlak plaatsvindt;
-
de diepte van het buiten het bouwvlak gelegen deel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 5,00 m.
15.5 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het plaatsen of laten plaatsen van een woonwagen buiten een bouwvlak;
-
het gebruiken of laten gebruiken van een woonwagen voor meer dan één woning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van woonwagens in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zódanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
-
meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op het perceel; of
-
meer bedraagt dan 50,00 m²;
-
het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
15.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 15.5, sub d, toestaan dat een vrijstaand bijgebouw wordt gebruikt voor bewoning, mits:
-
de bewoning van een bijgebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
-
de oppervlakte van de woonruimte per hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 50,00 m².
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 16 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 17 Algemene bouwregels
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de verbeelding en de bestemmingen in deze regels, uitsluitend worden overschreden door:
-
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda’s en afdaken, mits:
-
de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
-
de hoogte van erkers, serres, entreeportalen e.d. niet meer bedraagt dan 4,00 m;
-
de breedte van erkers, serres, entreeportalen niet meer bedraagt dan 4,00 m
-
andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.
Artikel 18 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
-
het gebruiken of laten gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
-
het gebruiken of laten gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak en/ of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
-
het gebruiken of laten gebruik van gronden voor het storten van puin en/of afvalstoffen;
-
het gebruiken of laten gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
-
het gebruiken of laten gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het kennelijk ten verkoop stallen en opslaan van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten verkoop;
-
het gebruiken of laten gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een cross- en/of wedstrijdterrein voor voer- en vaartuigen, alsmede ten behoeve van de modelvliegsport.
-
Artikel 19 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de bij recht, in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de inhouds- en oppervlaktematen voor de hoofd- en bedrijfsgebouwen;
-
het bepaalde in het plan voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 10,00 m mag bedragen;
-
het bepaalde in het plan voor de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
-
deze vergroting niet meer bedraagt dan 10,00 m² per plaatselijke verhoging;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de verhogingen ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
-
de vergroting leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte bedraagt van het betreffende gebouw;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
-
de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100,00 m³ bedraagt;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15,00 m bedraagt.
Artikel 20 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:
-
het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van straten onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
-
de bestemming ‘Maatschappelijk’ wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – 1’ of ‘Wonen – 2’ met dien verstande dat:
-
na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van respectievelijk artikel 11 en 12 van overeenkomstige toepassing zijn;
-
de geluidbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
21.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 22 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het bestemmingsplan Heerenveen - Nijehaske 2012”.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 14 mei 2012.
De voorzitter, De griffier,