Bestemmingsplan Bospad 4 Bontebok |
|
Status:
Plantype: IMRO-idn |
vastgesteld
bestemmingsplan
NL.IMRO.0074.BPNBospad4BK-VG01 |
|
|
REGELS
Artikel 3: Agrarisch-Cultuurgrond
Artikel 5: Anti-dubbeltelbepaling. 8
Artikel 6: Algemene bouwregels
Artikel 7: Algemene gebruiksregels
Artikel 8: Overgangsbepalingen
HOOFDSTUK 1: INLEIDENDE REGELS |
|||
|
|
|
|
|
|
|
|
In deze regels
wordt verstaan onder: |
|
||
1.
|
het plan:
het bestemmingsplan Bospad 4 Bontebok van
de gemeente Heerenveen; |
||
2.
|
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0074.BPNBospad4BK-VG01 met de bijbehorende regels |
||
3.
|
aan-huis-verbonden
beroep:
een in bijlage 1 genoemd beroep,
dan wel een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen
beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden
uitgeoefend door de bewoner en één aan de
beroepsuitoefening aan huis gebonden medewerker en dat is gericht op
het verlenen van diensten;
|
||
4.
|
aanduiding:
een geometrisch
bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels regels zijn gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bouwen van
deze gronden;
|
||
5.
|
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken,
geen gebouwen zijnde; |
||
6.
|
bestemmingsvlak:
een geometrisch
bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
|
||
7.
|
bewoning van een vrijstaand bijgebouw:
de aanwezigheid in een vrijstaand bijgebouw van tenminste drie van de volgende voorzieningen: 1. wasgelegenheid; 2. kookgelegenheid; 3. sanitaire voorzieningen; 4. verwarming; en wanneer het
bijgebouw blijkens de inrichting geschikt is voor een zelfstandig huishouden |
||
8.
|
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk,
alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats
|
||
9.
|
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
|
||
10.
|
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van
hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met
de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de
grond;
|
||
11.
|
cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en
tuinbouwgronden, niet zijnde gronden in gebruik ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering; |
||
12.
|
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
|
||
13.
|
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
|
||
14.
|
erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal; |
||
15.
|
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen
toegankelijke, overdekte,geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte
vormt;
|
||
16.
|
hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming,
als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
|
||
17.
|
horecabedrijf en/of -instelling:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik
ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt
verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie,
met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie c.q. prostitutie; |
||
18.
|
huishouden
een zelfstandig persoon, dan wel
samenwonend persoon of personen, die in een zekere continue samenstelling met
elkaar wonen en binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen
zoals keuken, sanitair en entree, én tussen wie een zekere mate van
verbondenheid bestaat; |
||
19.
|
kap:
een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt; |
||
20.
|
kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
de in bijlage 1 genoemde
bedrijvigheid, dan wel een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee
gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een
woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner
en één aan de bedrijvigheid bij woningen gebonden medewerker
|
||
21.
|
landschappelijke waarden:
de cultuurhistorische en de visuele
waarden van het landschap
|
||
22.
|
nutsvoorzieningen:
een voorziening ten behoeve van de
telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede
soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden
begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en
zendmasten;
|
||
23.
|
sexinrichting
een
voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in
een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen wordt verricht,
of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een
seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een
seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf
waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, of een naar de aard
daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
|
||
|
|
1.
|
de
(bouw)hoogte / de nokhoogte van een bouwwerk:
|
2.
|
de
goothoogte van een bouwwerk:
|
3.
|
de
oppervlakte van een bouwwerk:
|
4.
|
de inhoud van een bouwwerk:
|
5.
|
de dakhelling:
|
6.
|
de horizontale diepte van een gebouw:
|
|
|
3.1 Bestemmingomschrijving |
|
De voor Agrarisch-Cultuurgrond aangewezen gronden zijn
bestemd voor: |
|
a.
|
cultuurgrond |
b.
|
sloten, bermen en
beplanting |
c.
|
paden |
d.
|
nutsvoorzieningen |
e.
|
het behoud van de
landschappelijke waarden |
f.
|
het behoud van de
houtwallen en houtsingel ter plaatse ter plaatse van de aanduiding “houtwal” |
|
|
3.2 Bouwregels |
|
3.2.1
Op of in deze
gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd; |
|
|
|
3.2.2
Voor het bouwen
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen; |
|
a.
|
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten
hoogste 1,00 meter bedragen, tenzij deze bouwwerken niet langer zijn dan 5,00
meter, niet breder zijn dan 1,00 meter en gebouwd worden in de lengterichting
van het perceel, in welk geval de hoogte van deze bouwwerken ten hoogste 4,00
meter zal bedragen; |
b.
|
De gezamenlijke
oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste
100m2 bedragen; |
3.3 Nadere eisen |
|
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede
waterhuishouding en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing. |
|
|
|
3.4 Specifieke gebruiksbepalingen |
|
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming,
zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder
geval gerekend: |
|
a.
|
het verwijderen, vernielen en/of aantasten van
houtwallen en/of houtsingels; |
b.
|
het gebruik van
gronden ten behoeve van een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken; |
c.
|
het gebruik van
gronden als erf bij een woning; |
|
|||
4.1 Bestemmingsomschrijving |
|||
|
|||
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
|||
a.
|
een woonhuis al dan niet
in combinatie met ruimte voor een aan- huis- verbonden beroep dan wel een
kleinschalige bedrijfsmatige activiteit; |
||
b.
|
cultuurgrond; |
||
met daaraan ondergeschikt: |
|||
c.
|
wegen en paden; |
||
d.
|
water; |
||
met de daarbijbehorende: |
|||
e.
|
tuinen, erven en
terreinen; |
||
f.
|
bouwwerken, geen gebouwen
zijnde; |
||
|
|||
4.2 Bouwregels |
|||
|
|||
4.2.1 Voor het bouwen
van een woonhuis gelden de volgende bepalingen: |
|||
a.
|
per bestemmingsvlak mag ten hoogste één woonhuis worden bebouwd; |
||
b.
|
de hoogte van het woonhuis zal ten hoogste 4,00 m bedragen; |
||
c.
|
de oppervlakte van het woonhuis zal ten minste 200m2
bedragen en ten hoogste 270m2 bedragen; |
||
d.
|
de diepte van het woonhuis zal ten hoogste 10,00m bedragen; |
||
e.
|
de dakhelling van het woonhuis zal 0o bedragen |
||
|
|||
4.2.2 Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de
volgende bepaling |
|||
·
|
de hoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 1,00 m bedragen |
||
|
|||
4.3 Nadere eisen |
|||
|
|||
Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van een goede waterhuishouding en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing |
|||
|
|||
4.4 Specifieke gebruiksbepalingen |
|||
|
|||
Tot een gebruik,
strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke
ordening, wordt in ieder geval gerekend: |
|||
a.
|
het gebruik van bedrijfswoningen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte |
||
|
1.
|
meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van
het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen op
het bouwperceel of |
|
|
2.
|
meer bedraagt dan
50 m2; |
|
b.
|
het gebruik van gronden
ten behoeve van een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken; |
||
HOOFDSTUK 3: ALGEMENE REGELS |
|
|
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. |
|
|
|
De bouwgrenzen mogen, in afwijking van het plan en de bestemmingen in deze regels, uitsluitend worden overschreden door: |
|
a.
|
tot
gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen,
hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda’s
en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 meter; |
b.
|
andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 meter; |
Artikel 7:
Algemene gebruiksregels |
|
|
|
Tot een strijdig gebruik van gronden en
bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening,
wordt in ieder geval gerekend: |
|
a.
|
het gebruik van gronden
voor de opslag van schroot, afbraak en/of bouwmaterialen, anders dan ten
behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toelaten
bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;het storten van puin en/of afval; |
b.
|
de stalling en/of opslag van (aan het
oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer- vaar- en/of vliegtuigen; |
c.
|
het kennelijk ten verkoop stallen en opslaan
van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar
en/of vliegtuigen anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de
bestemming toegelaten verkoop; |
d.
|
het gebruik van de gronden en
bouwwerken ten behoeve van een cross- en/of wedstrijdterrein voor voer- en
vaartuigen, alsmede ten behoeve van de
modelvliegsport; |
e.
|
het gebruik van gronden en bouwwerken ten
behoeve van een seksinrichting; |
f.
|
het gebruik van gronden en bouwwerken ten
behoeve van de uitoefening van detailhandel; |
|
|
8.1 Overgangsrecht bouwwerken |
|
|
|
a.
|
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
. |
b.
|
Burgemeester en wethouder kunnen eenmalig ontheffing verlenen van sublid a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%. |
c.
|
Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. |
|
|
|
|
8.2
Overgangsrecht gebruik |
|
|
|
a.
|
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op
het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in
strijd is, mag worden voortgezet; |
b.
|
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld
in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan
strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en
omvang wordt verkleind; |
c.
|
Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na de inwerkingtreding van het
plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden
dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; |
d.
|
Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met
het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan |
|
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel: |
|
Regels deel uitmakende van het |
|
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering
van. 22 november 2010. |
|
|
|
De voorzitter,................ De griffier,................. |
;