Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijven onder de categorieën 1 en 2;
-
bedrijfswoningen, uitsluitend voor zover bestaand,
en tevens voor:
-
autostallingsbedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - autostalling";
-
een bedrijf voor opslag van goederen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "opslag";
-
productiegebonden detailhandel, mits de detailhandel ondergeschikt is aan de productiefunctie,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
waterlopen en waterpartijen.
De bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" is mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het stadsgezicht zoals weergegeven in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van Harlingen als beschermd stadsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
3.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan 80% bedragen, dan wel niet meer dan het bestaande percentage indien dat meer bedraagt;
-
ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" dienen gebouwen met de naar de weg gekeerde gevel(s) in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan wel niet minder dan de ter plaatse van de aanduiding "minimale-maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen, dan wel niet meer dan wel minder dan de bestaande goot- en bouwhoogte, indien deze minder dan wel meer bedraagt dan de aangegeven minimale dan wel maximale goot- en bouwhoogte;
-
gebouwen dienen met een kap te worden afgedekt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" gebouwen over een diepte van minimaal 6 m gemeten vanuit de aanduiding "gevellijn" uitsluitend mogen worden afgedekt met een zadeldak, een schilddak en een afgeknot schilddak dan wel samengestelde delen van deze kapvormen, waarvan de dakhelling minimaal 40° dient te bedragen en maximaal 60° mag bedragen, dan wel niet meer dan wel minder dan de bestaande dakhelling, indien deze minder dan wel meer bedraagt;
-
in afwijking van het bepaalde onder 5 mogen gebouwen ter plaatse van de aanduiding "plat dak" worden afgedekt met een plat dak.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw dan wel het verlengde daarvan ten hoogste 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
overkappingen mogen slechts worden gebouwd voor zover deze passen binnen het bebouwingspercentage als bedoeld in lid 3.2 onder a sub 2.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
nadere eisen stellen aan:
-
de percelering en gevelindeling van gebouwen, in die zin dat bij samenvoeging de afzonderlijke panden herkenbaar moeten blijven;
-
de gevelindeling van gebouwen, in die zin dat de gevelopeningen overwegend verticaal gericht dienen te zijn en waarbij de lengte/breedte-verhouding ten minste 2:1 dient te bedragen;
-
het materiaalgebruik van gebouwen in die zin dat sprake dient te zijn van gebakken stenen, gebakken dakpannen en hout en dat in de kleurstelling aangesloten dient te worden bij het traditionele kleurgebruik;
-
de nokrichting van gebouwen in die zin dat deze haaks op de naar de openbare weg gerichte gevel gericht is. Indien er sprake is van een hoeksituatie dient de nokrichting haaks op de in stedenbouwkundig opzicht als belangrijkste gevel aan te merken gevel gericht te zijn;
-
de plaats, oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.
Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om nadere eisen te stellen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 3 en toestaan dat een gevel achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gebouwd;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 5 en toestaan dat een gebouw wordt voorzien van een plat dak;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 5 en toestaan dat wordt afgeweken van de voorschreven kapvorm;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 5 en toestaan dat de maximale dakhelling wordt verhoogd tot 80°.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a tot en met d te verlenen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de in lid 3.1, onder e genoemde productiegebonden detailhandel;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van een autostalling ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - autostalling".
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
-
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5, sub c in die zin dat bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende bijlage onder de categorieën 1 en 2, mits:
-
het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
-
het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.6, sub a wordt uitsluitend verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.6, sub a te verlenen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het kappen van bomen;
-
het aanbrengen van reclame-uitingen en verlichtingsornamenten op gevels;
-
het verwijderen van stoepen en stoeppalen.
-
Het bepaalde in lid 3.7, sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
-
De in lid 3.7, sub a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht. Met het oog daarop wordt een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de wa-terhuishouding,
met de daarbij behorende:
-
erven en terreinen;
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
waterlopen en waterpartijen.
De bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" is mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het stadsgezicht zoals weergegeven in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van Harlingen als beschermd stadsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
4.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan 80% bedragen, dan wel niet meer dan het bestaande percentage indien dat meer bedraagt;
-
ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" dienen gebouwen met de naar de weg gekeerde gevel(s) in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan wel niet minder dan de ter plaatse van de aanduiding "minimale-maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen, dan wel niet meer dan wel minder dan de bestaande goot- en bouwhoogte, indien deze meer dan wel minder bedraagt dan de aangegeven minimale dan wel maximale goot- en bouwhoogte;
-
gebouwen dienen met een kap te worden afgedekt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" gebouwen over een diepte van minimaal 6 m gemeten vanuit de aanduiding "gevellijn" uitsluitend mogen worden afgedekt met een zadeldak, een schilddak en een afgeknot schilddak dan wel samengestelde delen van deze kapvormen, waarvan de dakhelling minimaal 40° dient te bedragen en maximaal 60° mag bedragen, dan wel niet meer dan wel minder dan de bestaande dakhelling, indien deze minder dan wel meer bedraagt;
-
er mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw dan wel het verlengde daarvan ten hoogste 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
overkappingen mogen slechts worden gebouwd voor zover deze passen binnen het bebouwingspercentage als bedoeld in lid 4.2 onder a sub 2.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
nadere eisen stellen aan:
-
de gevelindeling van gebouwen, in die zin dat de gevelopeningen overwegend verticaal gericht dienen te zijn en waarbij de lengte/breedte-verhouding ten minste 2:1 dient te bedragen;
-
het materiaalgebruik van gebouwen in die zin dat sprake dient te zijn van gebakken stenen, gebakken dakpannen en hout en dat in de kleurstelling aangesloten dient te worden bij het traditionele kleurgebruik;
-
de nokrichting van gebouwen in die zin dat deze haaks op de naar de openbare weg gerichte gevel gericht is. Indien er sprake is van een hoeksituatie dient de nokrichting haaks op de in stedenbouwkundig opzicht als belangrijkste gevel aan te merken gevel gericht te zijn;
-
de plaats, oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.
Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om nadere eisen te stellen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 4.2, sub a, onder 3 en toestaan dat een gevel achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gebouwd;
-
het bepaalde in lid 4.2, sub a, onder 5 en toestaan dat een gebouw wordt voorzien van een plat dak;
-
het bepaalde in lid 4.2, sub a, onder 5 en toestaan dat wordt afgeweken van de voorschreven kapvorm;
-
het bepaalde in lid 4.2, sub a, onder 5 en toestaan dat de maximale dakhelling wordt verhoogd tot 80°.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a tot en met d te verlenen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het kappen van bomen;
-
het aanbrengen van reclame-uitingen en verlichtingsornamenten op gevels;
-
het verwijderen van stoepen en stoeppalen.
-
Het bepaalde in lid 4.5, sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
-
De in lid 4.5, sub a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht. Met het oog daarop wordt een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
Artikel 5 Centrum - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandelsbedrijven;
-
bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijven onder de categorieën 1 en 2;
-
wonen, met dien verstande dat:
-
het aantal woningen niet meer dan het bestaande aantal mag bedragen;
-
ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van centrum - woongebouw" het aantal huishoudens niet meer dan het bestaande aantal mag bedragen,
en tevens voor:
-
dienstverlenende bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "dienstverlening";
-
horecabedrijven categorie 1, horecabedrijven categorie 2 en horecabedrijven categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "kerngebied horeca";
-
horecabedrijven categorie 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horecabedrijven van categorie 1";
-
horecabedrijven categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horecabedrijven van categorie 2";
-
horecabedrijven categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horecabedrijven van categorie 3";
-
horecabedrijven categorie 4, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horecabedrijven van categorie 4";
-
horecabedrijven categorie 5, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horecabedrijven van categorie 5",
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
waterlopen en waterpartijen.
De bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" is mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het stadsgezicht zoals weergegeven in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van Harlingen als beschermd stadsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
5.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan 80% bedragen, dan wel niet meer dan het bestaande percentage indien dat meer bedraagt;
-
ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" dienen gebouwen met de naar de weg gekeerde gevel(s) in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan wel niet minder dan de ter plaatse van de aanduiding "minimale-maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen, dan wel niet meer dan wel minder dan de bestaande goot- en bouwhoogte, indien deze meer dan wel minder bedraagt dan de aangegeven minimale dan wel maximale goot- en bouwhoogte;
-
gebouwen dienen met een kap te worden afgedekt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" gebouwen over een diepte van minimaal 6 m gemeten vanuit de aanduiding "gevellijn" uitsluitend mogen worden afgedekt met een zadeldak, een schilddak en een afgeknot schilddak dan wel samengestelde delen van deze kapvormen, waarvan de dakhelling minimaal 40° dient te bedragen en maximaal 60° mag bedragen, dan wel niet meer dan wel minder dan de bestaande dakhelling, indien deze minder dan wel meer bedraagt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw dan wel het verlengde daarvan ten hoogste 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
overkappingen mogen slechts worden gebouwd voor zover deze passen binnen het bebouwingspercentage als bedoeld in lid 5.2 onder a sub 2.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
nadere eisen stellen aan:
-
de percelering en gevelindeling van gebouwen, in die zin dat bij samenvoeging de afzonderlijke panden herkenbaar moeten blijven;
-
de gevelindeling van gebouwen, in die zin dat de gevelopeningen overwegend verticaal gericht dienen te zijn en waarbij de lengte/breedte-verhouding ten minste 2:1 dient te bedragen;
-
het materiaalgebruik van gebouwen in die zin dat sprake dient te zijn van gebakken stenen, gebakken dakpannen en hout en dat in de kleurstelling aangesloten dient te worden bij het traditionele kleurgebruik;
-
de nokrichting van gebouwen in die zin dat deze haaks op de naar de openbare weg gerichte gevel gericht is. Indien er sprake is van een hoeksituatie dient de nokrichting haaks op de in stedenbouwkundig opzicht als belangrijkste gevel aan te merken gevel gericht te zijn;
-
de plaats, oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.
Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om nadere eisen te stellen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 5.2, sub a, onder 3 en toestaan dat een gevel achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gebouwd;
-
het bepaalde in lid 5.2, sub a, onder 5 en toestaan dat een gebouw wordt voorzien van een plat dak;
-
het bepaalde in lid 5.2, sub a, onder 5 en toestaan dat wordt afgeweken van de voorschreven kapvorm;
-
het bepaalde in lid 5.2, sub a, onder 5 en toestaan dat de maximale dakhelling wordt verhoogd tot 80°.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a tot en met d te verlenen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
5.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor andere categorieën horecabedrijven dan ter plaatse is aangegeven
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
-
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 5.1, sub c voor het vergroten van het aantal woningen dan wel het vergroten van het aantal huishoudens, mits het toevoegen van woningen op de begane grond geen onevenredige afbreuk doet aan een concentratie van centrumvoorzieningen als bedoeld in lid 5.1, sub a, b en d t/m j;
-
het bepaalde in lid 5.5, sub a in die zin dat bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende bijlage onder de categorieën 1 en 2, mits:
a. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
b. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
-
het bepaalde in lid 5.5, sub b en toestaan dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding "kerngebied horeca" de gronden en bouwwerken gebruikt worden voor horecabedrijven categorie 4;
-
het bepaalde in lid 5.5, sub b en toestaan dat de gronden en bouwwerken gebruikt worden voor horecabedrijven categorie 1, horecabedrijven categorie 2, horecabedrijven categorie 3 en horecabedrijven categorie 4.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.6, sub a wordt uitsluitend verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de parkeersituatie;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.6, sub a, onder 2 t/m 4 te verlenen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het kappen van bomen;
-
het aanbrengen van reclame-uitingen en verlichtingsornamenten op gevels;
-
het verwijderen van stoepen en stoeppalen.
-
Het bepaalde in lid 5.7, sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
-
De in lid 5.7, sub a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht. Met het oog daarop wordt een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
Artikel 6 Centrum - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, al dan niet in combinatie met een vrij beroep, met dien verstande dat:
-
het aantal woningen niet meer dan het bestaande aantal mag bedragen;
-
ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van centrum - woongebouw" het aantal huishoudens niet meer dan het bestaande aantal mag bedragen,
en tevens voor:
-
bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijven onder de categorieën 1 en 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijf";
-
detailhandelsbedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
-
dienstverlenende bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "dienstverlening";
-
horecabedrijven, categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horecabedrijven van categorie 2";
-
horecabedrijven, categorie 4, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horecabedrijven van categorie 4";
-
horecabedrijven, categorie 5, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horecabedrijven van categorie 5",
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
waterlopen en waterpartijen.
De bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" is mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het stadsgezicht zoals weergegeven in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van Harlingen als beschermd stadsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
6.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan 80% bedragen, dan wel niet meer dan het bestaande percentage indien dat meer bedraagt;
-
ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" dienen gebouwen met de naar de weg gekeerde gevel(s) in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan wel niet minder dan de ter plaatse van de aanduiding "minimale-maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen, dan wel niet meer dan wel minder dan de bestaande goot- en bouwhoogte, indien deze meer dan wel minder bedraagt dan de aangegeven minimale dan wel maximale goot- en bouwhoogte;
-
gebouwen dienen met een kap te worden afgedekt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" gebouwen over een diepte van minimaal 6 m gemeten vanuit de aanduiding "gevellijn" uitsluitend mogen worden afgedekt met een zadeldak, een schilddak en een afgeknot schilddak dan wel samengestelde delen van deze kapvormen, waarvan de dakhelling minimaal 40° dient te bedragen en maximaal 60° mag bedragen, dan wel niet meer dan wel minder dan de bestaande dakhelling, indien deze minder dan wel meer bedraagt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw dan wel het verlengde daarvan ten hoogste 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
overkappingen mogen slechts worden gebouwd voor zover deze passen binnen het bebouwingspercentage als bedoeld in lid 6.2 onder a sub 2.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
nadere eisen stellen aan:
-
de percelering en gevelindeling van gebouwen, in die zin dat bij samenvoeging de afzonderlijke panden herkenbaar moeten blijven;
-
de gevelindeling van gebouwen, in die zin dat de gevelopeningen overwegend verticaal gericht dienen te zijn en waarbij de lengte/breedte-verhouding ten minste 2:1 dient te bedragen;
-
het materiaalgebruik van gebouwen in die zin dat sprake dient te zijn van gebakken stenen, gebakken dakpannen en hout en dat in de kleurstelling aangesloten dient te worden bij het traditionele kleurgebruik;
-
de nokrichting van gebouwen in die zin dat deze haaks op de naar de openbare weg gerichte gevel gericht is. Indien er sprake is van een hoeksituatie dient de nokrichting haaks op de in stedenbouwkundig opzicht als belangrijkste gevel aan te merken gevel gericht te zijn;
-
de plaats, oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.
Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om nadere eisen te stellen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 6.2, sub a, onder 3 en toestaan dat een gevel achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gebouwd;
-
het bepaalde in lid 6.2, sub a, onder 5 en toestaan dat een gebouw wordt voorzien van een plat dak;
-
het bepaalde in lid 6.2, sub a, onder 5 en toestaan dat wordt afgeweken van de voorschreven kapvorm;
-
het bepaalde in lid 6.2, sub a, onder 5 en toestaan dat de maximale dakhelling wordt verhoogd tot 80°.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a tot en met d te verlenen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
6.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor andere categorieën horecabedrijven dan ter plaatse is aangegeven.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
-
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 6.1, sub a voor het vergroten van het aantal woningen, dan wel het vergroten van het aantal huishoudens;
-
het bepaalde in lid 6.5, sub a, in die zin dat bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende bijlage onder de categorieën 1 en 2, mits:
a. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
b. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
-
het bepaalde in lid 6.5, sub b en toestaan dat de gronden en bouwwerken gebruikt worden voor horecabedrijven categorie 1, horecabedrijven categorie 2, horecabedrijven categorie 3 en horecabedrijven categorie 4.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.6, sub a wordt uitsluitend verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de parkeersituatie;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.6, sub a, onder 2 en 3 te verlenen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
6.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het kappen van bomen;
-
het aanbrengen van reclame-uitingen en verlichtingsornamenten op gevels;
-
het verwijderen van stoepen en stoeppalen.
-
Het bepaalde in lid 6.7, sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
-
De in lid 6.7, sub a bedoelde vergunning, wordt slechts verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht. Met het oog daarop wordt een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
Artikel 7 Centrum - 3
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, al dan niet in combinatie met een vrij beroep, met dien verstande dat:
-
het aantal woningen niet meer dan het bestaande aantal mag bedragen;
-
ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van centrum - woongebouw" het aantal huishoudens niet meer dan het bestaande aantal mag bedragen,
en tevens voor:
-
bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijven onder de categorieën 1 en 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijf";
-
detailhandelsbedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
-
dienstverlenende bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "dienstverlening";
-
horecabedrijven categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horecabedrijven van categorie 2";
-
horecabedrijven categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horecabedrijven van categorie 3";
-
horecabedrijven, categorie 4, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horecabedrijven van categorie 4";
-
horecabedrijven, categorie 5, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horecabedrijven van categorie 5",
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" de bestaande onderdoorgang dient te worden gehandhaafd;
-
waterlopen en waterpartijen.
De bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" is mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het stadsgezicht zoals weergegeven in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van Harlingen als beschermd stadsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
7.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan 80% bedragen, dan wel niet meer dan het bestaande percentage indien dat meer bedraagt;
-
ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" dienen gebouwen met de voorgevel in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan wel niet minder dan de ter plaatse van de aanduiding "minimale-maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen, dan wel niet meer dan wel minder dan de bestaande goot- en bouwhoogte, indien deze meer dan wel minder bedraagt dan de aangegeven minimale dan wel maximale goot- en bouwhoogte;
-
gebouwen dienen met een kap te worden afgedekt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" gebouwen over een diepte van minimaal 6 m gemeten vanuit de aanduiding "gevellijn" uitsluitend mogen worden afgedekt met een zadeldak, een schilddak en een afgeknot schilddak dan wel samengestelde delen van deze kapvormen, waarvan de dakhelling minimaal 40° dient te bedragen en maximaal 60° mag bedragen, dan wel niet meer dan wel minder dan de bestaande dakhelling, indien deze minder dan wel meer bedraagt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw dan wel het verlengde daarvan ten hoogste 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
overkappingen mogen slechts worden gebouwd voor zover deze passen binnen het bebouwingspercentage als bedoeld in lid 7.2 onder a sub 2.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
nadere eisen stellen aan:
-
de percelering en gevelindeling van gebouwen, in die zin dat bij samenvoeging de afzonderlijke panden herkenbaar moeten blijven;
-
de gevelindeling van gebouwen, in die zin dat de gevelopeningen overwegend verticaal gericht dienen te zijn en waarbij de lengte/breedte-verhouding ten minste 2:1 dient te bedragen;
-
het materiaalgebruik van gebouwen in die zin dat sprake dient te zijn van gebakken stenen, gebakken dakpannen en hout en dat in de kleurstelling aangesloten dient te worden bij het traditionele kleurgebruik;
-
de nokrichting van gebouwen in die zin dat deze haaks op de naar de openbare weg gerichte gevel gericht is. Indien er sprake is van een hoeksituatie dient de nokrichting haaks op de in stedenbouwkundig opzicht als belangrijkste gevel aan te merken gevel gericht te zijn;
-
de plaats, oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.
Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om nadere eisen te stellen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 3 en toestaan dat een gevel achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gebouwd;
-
het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 5 en toestaan dat een gebouw wordt voorzien van een plat dak;
-
het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 5 en toestaan dat wordt afgeweken van de voorschreven kapvorm;
-
het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 5 en toestaan dat de maximale dakhelling wordt verhoogd tot 80°.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a tot en met d te verlenen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
7.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
-
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 7.1, sub a voor het vergroten van het aantal woningen, dan wel het vergroten van het aantal huishoudens;
-
het bepaalde in lid 7.5, in die zin dat bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende bijlage onder de categorieën 1 en 2, mits:
a. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
b. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.6, sub a wordt uitsluitend verleend mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de parkeersituatie;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.6, sub a, onder 2 te verlenen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
7.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het kappen van bomen;
-
het aanbrengen van reclame-uitingen en verlichtingsornamenten op gevels;
-
het verwijderen van stoepen en stoeppalen.
-
Het bepaalde in lid 7.7, sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
De in lid 7.7, sub a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht. Met het oog daarop wordt een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
Artikel 8 Detailhandel
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandelsbedrijven;
-
bedrijfswoningen voor zover bestaand,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
waterlopen en waterpartijen.
De bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" is mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het stadsgezicht zoals weergegeven in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van Harlingen als beschermd stadsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
8.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan 80% bedragen, dan wel niet meer dan het bestaande percentage indien dat meer bedraagt;
-
ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" dienen gebouwen met de naar de weg gekeerde gevel(s) in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan wel niet minder dan de ter plaatse van de aanduiding "minimale-maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen, dan wel niet meer dan wel minder dan de bestaande goot- en bouwhoogte, indien deze meer dan wel minder bedraagt dan de aangegeven minimale dan wel maximale goot- en bouwhoogte;
-
gebouwen dienen met een kap te worden afgedekt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" gebouwen over een diepte van minimaal 6 m gemeten vanuit de aanduiding "gevellijn" uitsluitend mogen worden afgedekt met een zadeldak, een schilddak en een afgeknot schilddak dan wel samengestelde delen van deze kapvormen, waarvan de dakhelling minimaal 40° dient te bedragen en maximaal 60° mag bedragen, dan wel niet meer dan wel minder dan de bestaande dakhelling, indien deze minder dan wel meer bedraagt;
-
in afwijking van het bepaalde onder 5 mogen gebouwen ter plaatse van de aanduiding "plat dak" worden afgedekt met een plat dak;
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan het bestaande aantal per bedrijf bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw dan wel het verlengde daarvan ten hoogste 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
overkappingen mogen slechts worden gebouwd voor zover deze passen binnen het bebouwingspercentage als bedoeld in lid 8.2 onder a sub 2.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
nadere eisen stellen aan:
-
de percelering en gevelindeling van gebouwen, in die zin dat bij samenvoeging de afzonderlijke panden herkenbaar moeten blijven;
-
de gevelindeling van gebouwen, in die zin dat de gevelopeningen overwegend verticaal gericht dienen te zijn en waarbij de lengte/breedte-verhouding ten minste 2:1 dient te bedragen;
-
het materiaalgebruik van gebouwen in die zin dat sprake dient te zijn van gebakken stenen, gebakken dakpannen en hout en dat in de kleurstelling aangesloten dient te worden bij het traditionele kleurgebruik;
-
de nokrichting van gebouwen in die zin dat deze haaks op de naar de openbare weg gerichte gevel gericht is. Indien er sprake is van een hoeksituatie dient de nokrichting haaks op de in stedenbouwkundig opzicht als belangrijkste gevel aan te merken gevel gericht te zijn;
-
de plaats, oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.
Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om nadere eisen te stellen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
8.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 8.2, sub a, onder 3 en toestaan dat een gevel achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gebouwd;
-
het bepaalde in lid 8.2, sub a, onder 5 en toestaan dat een gebouw wordt voorzien van een plat dak;
-
het bepaalde in lid 8.2, sub a, onder 5 en toestaan dat wordt afgeweken van de voorschreven kapvorm;
-
het bepaalde in lid 8.2, sub a, onder 5 en toestaan dat de maximale dakhelling wordt verhoogd tot 80°.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a tot en met d te verlenen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het kappen van bomen;
-
het aanbrengen van reclame-uitingen en verlichtingsornamenten op gevels;
-
het verwijderen van stoepen en stoeppalen.
-
Het bepaalde in lid 8.5, sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
-
De in lid 8.5, sub a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht. Met het oog daarop wordt een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
Artikel 9 Dienstverlening
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
dienstverlenende bedrijven;
-
kantoren;
-
bedrijfswoningen voor zover bestaand,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
waterlopen en waterpartijen.
De bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" is mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het stadsgezicht zoals weergegeven in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van Harlingen als beschermd stadsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
9.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan 80% bedragen, dan wel niet meer dan het bestaande percentage indien dat meer bedraagt;
-
ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" dienen gebouwen met de naar de weg gekeerde gevel(s) in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan wel niet minder dan de ter plaatse van de aanduiding "minimale-maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen, dan wel niet meer dan wel minder dan de bestaande goot- en bouwhoogte, indien deze meer dan wel minder bedraagt dan de aangegeven minimale dan wel maximale goot- en bouwhoogte;
-
gebouwen dienen met een kap te worden afgedekt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" gebouwen over een diepte van minimaal 6 m gemeten vanuit de aanduiding "gevellijn" uitsluitend mogen worden afgedekt met een zadeldak, een schilddak en een afgeknot schilddak dan wel samengestelde delen van deze kapvormen, waarvan de dakhelling minimaal 40° dient te bedragen en maximaal 60° mag bedragen, dan wel niet meer dan wel minder dan de bestaande dakhelling, indien deze minder dan wel meer bedraagt;
-
in afwijking van het bepaalde onder 5 mogen gebouwen ter plaatse van de aanduiding "plat dak" worden afgedekt met een plat dak;
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan het bestaande aantal per bedrijf bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw dan wel het verlengde daarvan ten hoogste 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
overkappingen mogen slechts worden gebouwd voor zover deze passen binnen het bebouwingspercentage als bedoeld in lid 9.2 onder a sub 2.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
nadere eisen stellen aan:
-
de percelering en gevelindeling van gebouwen, in die zin dat bij samenvoeging de afzonderlijke panden herkenbaar moeten blijven;
-
de gevelindeling van gebouwen, in die zin dat de gevelopeningen overwegend verticaal gericht dienen te zijn en waarbij de lengte/breedte-verhouding ten minste 2:1 dient te bedragen;
-
het materiaalgebruik van gebouwen in die zin dat sprake dient te zijn van gebakken stenen, gebakken dakpannen en hout en dat in de kleurstelling aangesloten dient te worden bij het traditionele kleurgebruik;
-
de nokrichting van gebouwen in die zin dat deze haaks op de naar de openbare weg gerichte gevel gericht is. Indien er sprake is van een hoeksituatie dient de nokrichting haaks op de in stedenbouwkundig opzicht als belangrijkste gevel aan te merken gevel gericht te zijn;
-
de plaats, oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.
Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om nadere eisen te stellen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
9.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 9.2, sub a, onder 3 en toestaan dat een gevel achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gebouwd;
-
het bepaalde in lid 9.2, sub a, onder 5 en toestaan dat een gebouw wordt voorzien van een plat dak;
-
het bepaalde in lid 9.2, sub a, onder 5 en toestaan dat wordt afgeweken van de voorschreven kapvorm;
-
het bepaalde in lid 9.2, sub a, onder 5 en toestaan dat de maximale dakhelling wordt verhoogd tot 80°.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a tot en met d te verlenen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het kappen van bomen;
-
het aanbrengen van reclame-uitingen en verlichtingsornamenten op gevels;
-
het verwijderen van stoepen en stoeppalen.
-
Het bepaalde in lid 9.5, sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
-
De in lid 9.5, sub a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht. Met het oog daarop wordt een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
Artikel 10 Groen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
paden;
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de wa-terhuishouding;
-
sport- en speelvoorzieningen, waarbij de gronden ter plaatse van de aanduiding "speeltuin" in ieder geval voor een speelvoorziening dienen te worden ingericht;
-
verblijfsvoorzieningen;
-
waterlopen en waterpartijen.
De bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" is mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het stadsgezicht zoals weergegeven in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van Harlingen als beschermd stadsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
10.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
de oppervlakte van overkappingen mag per bestemmingsvlak niet meer dan 15 m2 bedragen, dan wel niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer is.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
nadere eisen stellen aan de plaats, oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om nadere eisen te stellen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het kappen van bomen.
-
Het bepaalde in lid 10.4, sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
-
De in lid 10.4, sub a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht. Met het oog daarop wordt een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
Artikel 11 Horeca
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
horecabedrijven, categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horecabedrijven van categorie 3";
-
horecabedrijven, categorie 4, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horecabedrijven van categorie 4";
-
horecabedrijven, categorie 5, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horecabedrijven van categorie 5";
-
bedrijfswoningen, uitsluitend zover bestaand,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
terassen;
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de wa-terhuishouding;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
waterlopen en waterpartijen.
De bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" is mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het stadsgezicht zoals weergegeven in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van Harlingen als beschermd stadsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
11.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan 80% bedragen, dan wel niet meer dan het bestaande percentage indien dat meer bedraagt;
-
ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" dienen gebouwen met de naar de weg gekeerde gevel(s) in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan wel niet minder dan de ter plaatse van de aanduiding "minimale-maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen, dan wel niet meer dan wel minder dan de bestaande goot- en bouwhoogte, indien deze meer dan wel minder bedraagt dan de aangegeven minimale dan wel maximale goot- en bouwhoogte;
-
gebouwen dienen met een kap te worden afgedekt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" gebouwen over een diepte van minimaal 6 m gemeten vanuit de aanduiding "gevellijn" uitsluitend mogen worden afgedekt met een zadeldak, een schilddak en een afgeknot schilddak dan wel samengestelde delen van deze kapvormen, waarvan de dakhelling minimaal 40° dient te bedragen en maximaal 60° mag bedragen , dan wel niet meer dan wel minder dan de bestaande dakhelling, indien deze minder dan wel meer bedraagt;
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan het bestaande aantal per bedrijf bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw dan wel het verlengde daarvan ten hoogste 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
overkappingen mogen slechts worden gebouwd voor zover deze passen binnen het bebouwingspercentage als bedoeld in lid 11.2 onder a sub 2.
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
nadere eisen stellen aan:
-
de percelering en gevelindeling van gebouwen, in die zin dat bij samenvoeging de afzonderlijke panden herkenbaar moeten blijven;
-
de gevelindeling van gebouwen, in die zin dat de gevelopeningen overwegend verticaal gericht dienen te zijn en waarbij de lengte/breedte-verhouding ten minste 2:1 dient te bedragen;
-
het materiaalgebruik van gebouwen in die zin dat sprake dient te zijn van gebakken stenen, gebakken dakpannen en hout en dat in de kleurstelling aangesloten dient te worden bij het traditionele kleurgebruik;
-
de nokrichting van gebouwen in die zin dat deze haaks op de naar de openbare weg gerichte gevel gericht is. Indien er sprake is van een hoeksituatie dient de nokrichting haaks op de in stedenbouwkundig opzicht als belangrijkste gevel aan te merken gevel gericht te zijn;
-
de plaats, oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.
Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om nadere eisen te stellen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
11.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 11.2, sub a, onder 3 en toestaan dat een gevel achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gebouwd;
-
het bepaalde in lid 11.2, sub a, onder 5 en toestaan dat een gebouw wordt voorzien van een plat dak;
-
het bepaalde in lid 11.2, sub a, onder 5 en toestaan dat wordt afgeweken van de voorschreven kapvorm;
-
het bepaalde in lid 11.2, sub a, onder 5 en toestaan dat de maximale dakhelling wordt verhoogd tot 80°.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a tot en met d te verlenen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het kappen van bomen;
-
het aanbrengen van reclame-uitingen en verlichtingsornamenten op gevels;
-
het verwijderen van stoepen en stoeppalen.
-
Het bepaalde in lid 11.5, sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
-
De in lid 11.5, sub a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht. Met het oog daarop wordt een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
Artikel 12 Maatschappelijk
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
ondergeschikte horeca ten dienste van maatschappelijke voorzieningen;
-
bedrijfswoningen, uitsluitend voor zover bestaand,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de wa-terhuishouding;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
waterlopen en waterpartijen.
De bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" is mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het stadsgezicht zoals weergegeven in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van Harlingen als beschermd stadsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
12.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" dienen gebouwen met de naar de weg gekeerde gevel(s) in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan wel niet minder dan de ter plaatse van de aanduiding "minimale-maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen, dan wel niet meer dan wel minder dan de bestaande goot- en bouwhoogte, indien deze meer dan wel minder bedraagt dan de aangegeven minimale dan wel maximale goot- en bouwhoogte;
-
gebouwen dienen met een kap te worden afgedekt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" gebouwen over een diepte van minimaal 6 m gemeten vanuit de aanduiding "gevellijn" uitsluitend mogen worden afgedekt met een zadeldak, een schilddak en een afgeknot schilddak dan wel samengestelde delen van deze kapvormen, waarvan de dakhelling minimaal 40° dient te bedragen en maximaal 60° mag bedragen, dan wel niet meer dan wel minder dan de bestaande dakhelling, indien deze minder dan wel meer bedraagt;
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan het bestaande aantal per bedrijf bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw dan wel het verlengde daarvan ten hoogste 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
nadere eisen stellen aan:
-
de percelering en gevelindeling van gebouwen, in die zin dat bij samenvoeging de afzonderlijke panden herkenbaar moeten blijven;
-
de gevelindeling van gebouwen, in die zin dat de gevelopeningen overwegend verticaal gericht dienen te zijn en waarbij de lengte/breedte-verhouding ten minste 2:1 dient te bedragen;
-
het materiaalgebruik van gebouwen in die zin dat sprake dient te zijn van gebakken stenen, gebakken dakpannen en hout en dat in de kleurstelling aangesloten dient te worden bij het traditionele kleurgebruik;
-
de nokrichting van gebouwen in die zin dat deze haaks op de naar de openbare weg gerichte gevel gericht is. Indien er sprake is van een hoeksituatie dient de nokrichting haaks op de in stedenbouwkundig opzicht als belangrijkste gevel aan te merken gevel gericht te zijn;
-
de plaats, oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.
Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om nadere eisen te stellen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
12.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 12.2, sub a, onder 2 en toestaan dat een gevel achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gebouwd;
-
het bepaalde in lid 12.2, sub a, onder 4 en toestaan dat een gebouw wordt voorzien van een plat dak;
-
het bepaalde in lid 12.2, sub a, onder 4 en toestaan dat wordt afgeweken van de voorschreven kapvorm;
-
het bepaalde in lid 12.2, sub a, onder 4 en toestaan dat de maximale dakhelling wordt verhoogd tot 80°.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a tot en met d te verlenen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het kappen van bomen;
-
het aanbrengen van reclame-uitingen en verlichtingsornamenten op gevels;
-
het verwijderen van stoepen en stoeppalen.
-
Het bepaalde in lid 12.5, sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
-
De in lid 12.5, sub a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht. Met het oog daarop wordt een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
Artikel 13 Recreatie - Jachthaven
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
recreatieve voorzieningen ten behoeve van een jachthaven,
en tevens voor:
-
schiphuizen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "schiphuis",
met de daarbij behorende:
-
erven en terreinen;
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
waterpartijen en waterlopen.
De bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" is mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het stadsgezicht zoals weergegeven in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van Harlingen als beschermd stadsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
13.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
als gebouwen mogen uitsluitend schiphuizen worden gebouwd;
-
de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
2 m bedragen; -
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
nadere eisen stellen aan:
-
het materiaalgebruik van gebouwen in die zin dat sprake dient te zijn van gebakken stenen, gebakken dakpannen en hout en dat in de kleurstelling aangesloten dient te worden bij het traditionele kleurgebruik;
-
de plaats, oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.
Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om nadere eisen te stellen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het kappen van bomen;
-
het verwijderen van stoepen en stoeppalen.
-
Het bepaalde in lid 13.4, sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
-
De in lid 13.4, sub a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht. Met het oog daarop wordt een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
Artikel 14 Recreatie - Veerhavengebied
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Veerhavengebied' aanggewezen gronden zijn bestemd voor:
-
veerhaventerrein, met de daarbij behorende sluizen, sluisbruggen, aanlandingsbruggen, remmingswerken, dukdalven, meerpalen, steigers en andere constructies ten behoeve van de haven;
-
havenbeheer,
en tevens voor:
-
detailhandelsbedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
-
kantoren en dienstverlenende bedrijven, waaronder sanitaire voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "dienstverlening";
-
horecabedrijven, categorie 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horecabedrijven van categorie 1";
-
horecabedrijven, categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horecabedrijven van categorie 2";
-
een containergebouw, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "opslag";
-
een pinautomaat, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - pinautomaat",
met de daarbij behorende:
-
terreinen;
-
wegen en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
een ondergrondse parkeergarage, met dien verstande dat de oppervlakte van de ondergrondse parkeergarage niet meer dan 3.800 m² mag bedragen;
-
waterlopen en waterpartijen.
De bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" is mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het stadsgezicht zoals weergegeven in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van Harlingen als beschermd stadsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
14.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan wel niet minder dan de ter plaatse van de aanduiding "minimale-maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen, dan wel niet meer dan wel minder dan de bestaande goot- en bouwhoogte, indien deze meer dan wel minder bedraagt dan de aangegeven minimale dan wel maximale goot- en bouwhoogte.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding "haven" mag niet meer dan 20 m bedragen;
-
de bouwhoogte van aanlandingsbruggen mag niet meer dan 20 m bedragen;
-
de bouwhoogte van steigers en overkappingen mag niet meer dan
5 m bedragen; -
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 15 m bedragen;
-
overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
nadere eisen stellen aan:
-
de plaats, oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.
14.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2, sub b, onder 4 en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot ten hoogste 25 m.
Artikel 15 Tuin
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
tuinen, erven en terreinen,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
waterlopen en waterpartijen.
De bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" is mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het stadsgezicht zoals weergegeven in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van Harlingen als beschermd stadsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
15.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
2 m bedragen; -
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat geen overkappingen mogen worden gebouwd.
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
nadere eisen stellen aan de plaats, oppervlakte en bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om nadere eisen te stellen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het kappen van bomen.
-
Het bepaalde in lid 15.4, sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
-
De in lid 15.4, sub a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht. Met het oog daarop wordt een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
Artikel 16 Verkeer
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen met een functie voor de afwikkeling van het verkeer;
-
voet- en fietspaden,
en tevens voor:
-
een brug uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "brug",
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
waterlopen en waterpartijen,
met dien verstande dat:
-
in de bestemming de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen, zoals bermbeplanting, bushaltes e.d. zijn begrepen;
-
de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een ingrijpende wijziging van het profiel dan wel in een toename van het aantal rijstroken voorziet.
De bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" is mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het stadsgezicht zoals weergegeven in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van Harlingen als beschermd stadsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
16.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
met uitzondering van bushaltes, mogen er geen overkappingen worden gebouwd.
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
nadere eisen stellen aan:
-
de plaats, oppervlakte en bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
het gebruik van bestratingsmateriaal, in die zin dat bij herstrating het bestaande materiaal (gebakken materiaal, geeltjes) zoveel mogelijk op dezelfde plek hergebruikt dient te worden en bij de aanleg van nieuwe bestrating zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van gebakken materiaal dan wel geeltjes.
Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om nadere eisen te stellen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het kappen van bomen;
-
het verwijderen van stoepen en stoeppalen.
-
Het bepaalde in lid 16.4, sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
-
De in lid 16.4, sub a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht. Met het oog daarop wordt een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonstraten;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen,
en tevens voor:
-
een brug uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "brug";
-
een kiosk uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - kiosk";
-
een sanitaire voorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - sanitaire voorziening";
-
behoud van het openbare karakter van de bestaande stegen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - steeg",
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
waterlopen en waterpartijen,
met dien verstande dat:
-
in de bestemming het laten plaatsvinden van evenementen is begrepen;
-
in de bestemming terrassen ten behoeve van aan de bestemming gelegen horecabedrijven zijn begrepen;
-
in de bestemming de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen, zoals bermbeplanting, voorzieningen voor voetgangers en fietsers, bushaltes e.d. zijn begrepen;
-
de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een ingrijpende wijziging van het profiel dan wel in een toename van het aantal rijstroken voorziet.
De bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" is mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het stadsgezicht zoals weergegeven in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van Harlingen als beschermd stadsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
17.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - kiosk", dan wel ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - sanitaire voorziening";
-
de bouwhoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
er mogen geen overkappingen worden gebouwd.
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
nadere eisen stellen aan:
-
de plaats, oppervlakte en bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
het gebruik van bestratingsmateriaal, in die zin dat bij herstrating het bestaande materiaal (gebakken materiaal, geeltjes) zoveel mogelijk op dezelfde plek hergebruikt dient te worden en bij de aanleg van nieuwe bestrating zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van gebakken materiaal dan wel geeltjes.
Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om nadere eisen te stellen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het kappen van bomen;
-
het verwijderen van stoepen en stoeppalen.
-
Het bepaalde in lid 17.4, sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
-
De in lid 17.4, sub a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht. Met het oog daarop wordt een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
Artikel 18 Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
water met een functie voor de waterhuishouding en de waterrecreatie,
en tevens voor:
-
een brug, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "brug";
-
aanlegvoorzieningen en jachthavens, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "haven";
-
een sanitaire voorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - sanitaire voorziening";
-
een sluis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "sluis",
met de daarbij behorende:
-
oeverstroken en kaden.
De bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" is mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het stadsgezicht zoals weergegeven in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van Harlingen als beschermd stadsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
18.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - sanitaire voorziening";
-
de bouwhoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
steigers mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "haven";
-
de bouwhoogte van steigers mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
18.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
nadere eisen stellen aan de plaats, oppervlakte en bouwhoogte van bebouwing.
Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om nadere eisen te stellen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
Artikel 19 Wonen
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, al dan niet in combinatie met een vrij beroep, met dien verstande dat:
-
het aantal woningen niet meer dan het bestaande aantal dan wel niet meer dan het aantal ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" mag bedragen;
-
ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - woongebouw" het aantal huishoudens niet meer dan het bestaande aantal mag bedragen,
en tevens voor:
-
een bouwbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijf";
-
garageboxen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - garageboxen",
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" de bestaande onderdoorgang dient te worden gehandhaafd;
-
water.
De bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" is mede gericht op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het stadsgezicht zoals weergegeven in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van Harlingen als beschermd stadsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
19.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan 80% bedragen, dan wel niet meer dan het bestaande percentage indien dat meer bedraagt;
-
ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" dienen hoofdgebouwen met de naar de weg gekeerde gevel(s) in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan wel niet minder dan de ter plaatse van de aanduiding "minimale-maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen, dan wel niet meer dan wel minder dan de bestaande goot- en bouwhoogte, indien deze meer dan wel minder bedraagt dan de aangegeven minimale dan wel maximale goot- en bouwhoogte;
-
hoofdgebouwen dienen met een kap te worden afgedekt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" hoofdgebouwen over een diepte van minimaal 6 m gemeten vanuit de aanduiding "gevellijn" uitsluitend mogen worden afgedekt met een zadeldak, een schilddak en een afgeknot schilddak dan wel samengestelde delen van deze kapvormen, waarvan de dakhelling minimaal 40° dient te bedragen en maximaal 60° mag bedragen, dan wel niet meer dan wel minder dan de bestaande dakhelling, indien deze minder dan wel meer bedraagt;
-
in afwijking van het bepaalde onder 5 mogen hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding "plat dak" worden afgedekt met een plat dak;
-
in afwijking van het bepaalde onder 5 mogen hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - lessenaarsdak" worden afgedekt met een lessenaarsdak.
-
Voor het bouwen van bijgebouwen bij woonhuizen gelden de volgende regels:
-
indien bijgebouwen binnen een bouwvlak worden gebouwd, dienen ze te voldoen aan de eisen die genoemd zijn in lid 19.2, sub a;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen buiten een bouwvlak mag niet meer dan 45 m² bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is, met dien verstande dat het bebouwingspercentage per bouwperceel niet meer dan 80% per bouwperceel mag bedragen, dan wel niet meer dan het bestaande percentage indien dat meer bedraagt;
-
de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen buiten een bouwvlak mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 5 m, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
-
Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:
-
garageboxen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen – garageboxen" worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan wel niet minder dan de ter plaatse van de aanduiding "minimale-maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen, dan wel niet meer dan wel minder dan de bestaande goot- en bouwhoogte, indien deze meer dan wel minder bedraagt dan de aangegeven minimale dan wel maximale goot- en bouwhoogte;
-
de oppervlakte van een garagebox mag niet meer dan 25 m² bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw dan wel het verlengde daarvan ten hoogste 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
overkappingen mogen slechts worden gebouwd, met dien verstande dat het bebouwingspercentage per bouwperceel niet meer dan 80% per bouwperceel mag bedragen, dan wel niet meer dan het bestaande percentage indien dat meer bedraagt.
19.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
nadere eisen stellen aan:
-
de percelering en gevelindeling van gebouwen, in die zin dat bij samenvoeging de afzonderlijke panden herkenbaar moeten blijven;
-
de gevelindeling van gebouwen, in die zin dat de gevelopeningen overwegend verticaal gericht dienen te zijn en waarbij de lengte/breedte-verhouding ten minste 2:1 dient te bedragen;
-
het materiaalgebruik van gebouwen in die zin dat sprake dient te zijn van gebakken stenen, gebakken dakpannen en hout en dat in de kleurstelling aangesloten dient te worden bij het traditionele kleurgebruik;
-
de nokrichting van gebouwen in die zin dat deze haaks op de naar de openbare weg gerichte gevel gericht is. Indien er sprake is van een hoeksituatie dient de nokrichting haaks op de in stedenbouwkundig opzicht als belangrijkste gevel aan te merken gevel gericht te zijn;
-
de plaats, oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de bebouwing.
Indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om nadere eisen te stellen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
19.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 19.2, sub a, onder 5 en toestaan dat een gebouw wordt voorzien van een plat dak;
-
het bepaalde in lid 19.2, sub a, onder 5 en toestaan dat wordt afgeweken van de voorschreven kapvorm;
-
het bepaalde in lid 19.2, sub a, onder 5 en toestaan dat de maximale dakhelling wordt verhoogd tot 80°;
-
het bepaalde in lid 19.2, sub b, onder 2 en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen buiten een bouwvlak per bouwperceel ten behoeve van de woonfunctie wordt vergroot tot 60 m², met dien verstande dat:
-
aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie;
-
er sprake is van een situatie waarin de gewenste uitbreiding van een hoofdgebouw afgewezen moet worden gelet op het straat- en bebouwingsbeeld;
-
het bepaalde in lid 19.2 sub b, onder 2 en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen buiten een bouwvlak per bouwperceel wordt vergroot tot 100 m², met dien verstande dat de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de uitoefening van een vrij beroep mits het een bedrijfstechnische of bedrijfseconomische noodzaak tot uitbreiding betreft.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a tot en met e te verlenen, wordt met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
19.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
19.6 Afwijken van de gebruiksregels
-
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.1, sub a voor het vergroten van het aantal woningen dan wel het vergroten van het aantal huishoudens.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.6, sub a wordt uitsluitend verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de parkeersituatie;
-
de woonsituatie;
-
de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht.
19.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding "beschermd stadsgezicht" de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het kappen van bomen;
-
het aanbrengen van reclame-uitingen en verlichtingsornamenten op gevels;
-
het verwijderen van stoepen en stoeppalen.
-
Het bepaalde in lid 19.7, sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
-
De in lid 19.7, sub a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht. Met het oog daarop wordt een ter zake kundige adviseur of adviescommissie om advies gevraagd.
Artikel 20 Waarde - Archeologie 1
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) tevens bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
20.2 Bouwregels
Aanvullend op de bouwregels in de andere voor de betreffende gronden aangewezen bestemmingen gelden de volgende bouwregels:
-
Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.
-
Indien uit het in lid 20.2 onder a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
-
De verplichting in lid 20.2 onder a geldt niet voor bouwplannen die betrekking hebben een oppervlakte van niet meer dan 50 m2.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden, met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 30 cm;
-
het graven van watergangen;
-
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
-
het verlagen van het waterpeil.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien:
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;
-
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
-
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
-
een verplichting tot het doen van opgravingen; of
-
een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten zorg;
-
indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoel in sub b, onder 3 wordt een ter zake kundig bureau om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de vergunning niet verleend.
-
Wanneer op grond van de hoofdbestemming eveneens een omgevingsvergunning vereist is voor activiteiten als bedoeld onder a gelden de volgende aanvullende regels:
-
voor de op grond van de bestemmingen omgevingsvergunningplichtige activiteiten wordt één omgevingsvergunning afgegeven;
-
bij de beoordeling van de omgevingsvergunningplichtige activiteiten krijgen archeologische belangen voorrang boven de belangen die het omgevingsvergunningstelsel van de hoofdbestemming beoogt te beschermen.
-
Het verbod als bedoeld in lid 20.3 onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
-
het normale onderhoud betreffen. Onder normaal onderhoud van drainage wordt in ieder geval verstaan het vervangen van drainage in inmiddels gedraineerde percelen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
-
op archeologisch onderzoek gericht zijn.
20.4 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 1' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
-
Alvorens de in lid 20.4 onder a bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt een ter zake kundig bureau om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de wijziging niet toegepast.
Artikel 21 Waarde - Archeologie 2
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), tevens bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
21.2 Bouwregels
Aanvullend op de bouwregels in de andere voor de betreffende gronden aangewezen bestemmingen gelden de volgende bouwregels:
-
Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.
-
Indien uit het in lid 21.2 sub a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
-
De verplichting in lid 21.2 onder a geldt niet voor bouwplannen die betrekking hebben een oppervlakte van niet meer dan 500 m2.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 30 cm;
-
het graven van watergangen;
-
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
-
het verlagen van het waterpeil.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien:
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;
-
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
a. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
b. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
c. een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten zorg;
-
indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoel in sub b, onder 3 wordt een ter zake kundig bureau om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de vergunning niet verleend.
-
Wanneer op grond van de hoofdbestemming eveneens een omgevingsvergunning vereist is voor activiteiten als bedoeld onder a gelden de volgende aanvullende regels:
-
voor de op grond van de bestemmingen omgevingsvergunningplichtige activiteiten wordt één omgevingsvergunning afgegeven;
-
bij de beoordeling van de omgevingsvergunningplichtige activiteiten krijgen archeologische belangen voorrang boven de belangen die het omgevingsvergunningstelsel van de hoofdbestemming beoogt te beschermen.
-
Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
-
het normale onderhoud betreffen. Onder normaal onderhoud van drainage wordt in ieder geval verstaan het vervangen van drainage in inmiddels gedraineerde percelen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
-
op archeologisch onderzoek gericht zijn.
21.4 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
-
Alvorens de in lid 21.4, sub a bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt een ter zake kundig bureau om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de wijziging niet toegepast.
Artikel 22 Waterstaat - Waterkering
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), tevens bestemd voor:
-
de waterkering en de waterbeheersing;
-
zeewering.
22.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
22.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de zeedefensieve functie van de waterkering,
nadere eisen stellen aan:
-
de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
22.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de zeedefensieve functie van de waterkering;
-
er overleg met de waterkeringbeheerder heeft plaatsgevonden,
bij omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 22.2, sub a voor het bouwen van gebouwen die op grond van de basisbestemming zijn toegestaan;
-
het bepaalde in lid 22.2, sub b voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde die op grond van de basisbestemming zijn toegestaan.
22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontgronden, afgraven, ophogen en/of egaliseren van gronden;
-
het planten van bomen en/of houtgewas;
-
het dempen en/of graven van waterlopen en waterpartijen;
-
het aanbrengen en/of verwijderen van verhardingen, waaronder oppervlakteverhardingen;
-
het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
-
De in lid 22.5, sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
-
De lid 22.5, sub a bedoelde vergunning wordt alleen verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie van de zeewering.