10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
water en oeverstroken, met een functie voor het scheepvaartverkeer, de waterrecreatie, de natuur en de waterhuishouding;
-
voorzieningen ten behoeve van de bediening van kunstwerken;
-
voet-, fiets- en ruiterpaden;
-
dagrecreatieve voorzieningen, uitsluitend in de vorm van parkeer- en picknickvoorzieningen, visplaatsen, aanlegplaatsen en naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
agrarisch medegebruik van kaden en oeverstroken;
-
het behoud en herstel van de cultuurhistorische herkenbaarheid van de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van water - gaaf gebied”;
-
het behoud en herstel van natuurlijke en landschappelijke waarden zoals deze op de landschapskaart zijn opgenomen en zoals die in bijlage 2 van deze regels zijn beschreven;
-
de inrichting en het beheer van vaarwegen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de in artikel 21, onder b aangegeven beheersgrenzen.
10.2 Bouwregels
GEBOUWEN OPENBARE NUTSVOORZIENINGEN, VOORZIENING WATERHUISHOUDING EN BEDIENING VAN NUTSWERKEN
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van de bediening van kunstwerken geldt de volgende regel:
-
de inhoud per gebouw mag niet meer dan 50 m3 bedragen.
BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte voor bouwwerken anders dan ten behoeve van de geleiding, regeling beveiliging van het verkeer, mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
er mogen geen steigers en walbeschoeiingen worden gebouwd.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de –bereikbaarheid,
nadere eisen stellen aan de plaats en bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de –bereikbaarheid;
-
de ecologische kwaliteit;
-
de archeologische kwaliteit;
-
de bergingscapaciteit van het oppervlaktewater,
WALBESCHOEIING OF STEIGERS
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2, sub b, onder 2 voor de bouw van een steiger of een walbeschoeiing.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van een ligoever voor een recreatief woonschip.
10.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van het bevoegd gezag kan, voor de hierna onderscheiden gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het realiseren van aanleggelegenheid;
-
het aanbrengen van walbeschoeiing en het aanleggen van verhardingen;
-
het graven van een nieuwe watergang (opvaart).
-
De sub a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
die in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerking treden van het plan;
-
mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
-
De sub a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de verkeersveiligheid;
-
de ecologische kwaliteit.
-
De sub a, onder 3 bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien bovendien:
-
de watergang niet langer wordt dan 50 m gerekend vanaf de bestaande oever op het niveau van het wateroppervlak;
-
de watergang aansluit op de boezem en wordt beëindigd op het erf van een woning, woonboerderij, agrarisch bedrijf of niet-agrarisch bedrijf;
-
de gronden niet liggen binnen een gebied ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van water – gaaf gebied”;
-
het waterschap toestemming heeft verleend.