6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Natuur – Natuurgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het herstel, onderhoud en ontwikkeling van natuurlijke waarden van binnen- en buitendijkse graslanden en bijbehorende vaarten, sloten en oeverlanden met het oog op een functie als broed-, pleister- en foerageergebied voor vogels, op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van natuur – grasland”;
-
het herstel, onderhoud en de ontwikkeling van natuurlijke waarden verbonden aan klei- en laagveenmoerassen met bijbehorende vaarten, sloten, rietlanden en dergelijke, op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van natuur – moeras”;
-
het behoud en herstel van de cultuurhistorische herkenbaarheid van de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van natuur - gaaf gebied”;
-
het herstel, onderhoud en ontwikkeling van natuurlijke waarden verbonden aan graslanden, vaarten, oevers, rietlanden, meren en eilanden van de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van natuur – te ontwikkelen”;
-
het behoud en herstel van natuurlijke en landschappelijke waarden zoals deze op de landschapskaart zijn opgenomen en zoals die in bijlage 2 van deze regels zijn beschreven,
met daaraan ondergeschikt:
-
voet-, fiets- en ruiterpaden;
-
op- en inritten en ontsluitingen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
-
recreatieve vaarroutes;
-
dagrecreatieve voorzieningen, uitsluitend in de vorm van parkeer- en picknickvoorzieningen, visplaatsen, recreatieve aanlegplaatsen en naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen;
-
verblijfrecreatief medegebruik, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van natuur – verblijfrecreatief medegebruik”;
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
water, waarbij de gronden ter plaatse van de aanduiding “water” in elk geval voor water zijn ingericht;
-
de inrichting en het beheer van vaarwegen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de in artikel 21, onder b aangegeven beheersgrenzen.
6.2 Bouwregels
GEBOUWEN
-
Op of in de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van een kampeermiddel en/of stacaravan op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van natuur – verblijfrecreatief medegebruik”, met dien verstande dat:
-
een stacaravan uitsluitend mag worden gebouwd binnen een bouwvlak;
-
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE
-
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van natuur – verblijfrecreatief medegebruik” zijn uitsluitend de bestaande vlonders + 20 m² toegestaan;
-
er mogen geen steigers en walbeschoeiingen worden gebouwd.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de –bereikbaarheid,
bij een omgevingsvergunning afwijken verlenen van:
GEBOUWEN NATUURBEHEER EN WATERSPORT
-
het bepaalde in lid 6.2, sub a en toestaan dat niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van natuurbeheer en de watersport worden gebouwd met dien verstande dat:
-
de oppervlakte per gebouw niet meer dan 50 m2 mag bedragen;
-
de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
WINDWATERMOLENS
-
het bepaalde in lid 6.2, sub a voor het bouwen van windwatermolens tot een maximale bouwhoogte van 4 m;
STEIGERS EN WALBESCHROEIING
-
het bepaalde in lid 6.2, sub c voor het bouwen van steigers en walbeschoeiingen;
BOUWWERKEN GEEN
GEBOUWEN ZIJNDE, NATUUR-BEHEER EN DAGRECREATIE
-
het bepaalde in lid 6.2, sub c onder 2 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het beheer van natuurgebieden en de dagrecreatie (zoals vogelkijkhutten) tot een bouwhoogte van ten hoogste 12 m.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het uitvoeren of laten uitvoeren van exploratie- en exploitatieboringen en het doen van seismologisch onderzoek.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
SEISMOLOGISCH ONDERZOEK
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de –bereikbaarheid,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4 voor het uitvoeren van seismologisch onderzoek.
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van het bevoegd gezag kan de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het ophogen, afgraven of afschuiven van gronden;
-
het graven, verbreden en/of dempen van watergangen;
-
het aanleggen van voet- en fietspaden;
-
het realiseren van aanleggelegenheid;
-
het aanbrengen van walbeschoeiing en het aanleggen van verhardingen;
-
het ontgraven van gronden met een diepte van ten hoogste 2 m.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
die in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerking treden van het plan;
-
mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de verkeersveiligheid.
-
De onder a, sub 6 bedoelde omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat een verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten is ontvangen.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
WIJZIGINGEN TEN BEHOEVE VAN ‘BLAUWE DIENSTEN’
-
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de –bereikbaarheid,
het plan wijzigen in die zin dat de bestemming wordt gewijzigd ten behoeve van het gebruik van gronden als waterretentiegebied, met dien verstande dat:
-
de wijziging niet wordt toegepast voor de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van natuur - gaaf gebied”;
-
vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ecologisch onderzoek in de vorm van een Flora- en faunawettoets en een Natuurbeschermingswettoets dient te zijn uitgevoerd, waaruit is gebleken dat redelijkerwijs te verwachten is dat eventueel benodigde ontheffingen en/of vergunningen zullen worden verleend;
-
de wijziging uitsluitend kan plaatsvinden op basis van vrijwillige medewerking van de betreffende grondeigenaar.
-
Op een besluit tot wijziging als bedoeld in sub a is de procedure als opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.