Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
het plan:
het bestemmingsplan Buitengebied 2008 Eerste partiële herziening van de gemeente Boarnsterhim;
-
het bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0055.PHBPBuitengebied08-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
-
de landschapskaart:
de kaart die als bijlage 1 bij de regels is opgenomen en daarvan onderdeel uitmaakt;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidinggrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
aan-huis-verbonden bedrijf:
het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van een ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende aanbouwen en bijgebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden;
-
aan-huis-verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen, met behoud van en ondergeschikt aan de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
-
aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
-
agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van vee en/of het telen van gewassen niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een wormenkwekerij of een paardenhouderij – niet zijnde een paardenfokkerij;
-
ambachtelijk houtbewerking:
het op traditionele wijze, bij voorkeur met de hand, tot stand brengen van houten voorwerpen waaronder houten schepen en beelden en soortgelijke voorwerpen;
-
ander-werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
-
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in (inpandig) of bij (niet-inpandig) een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden) van een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
-
bestaand:
het gebruik dat en/of de bebouwing die ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal plaatsvindt respectievelijk aanwezig, dan wel bebouwing die kan worden gebouwd krachtens een verleende bouw- en/of omgevingsvergunning;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, als mede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
Flora- en faunawettoets:
een toets waarbij is onderzocht of op voorhand redelijkerwijs te verwachten is dat het bevoegd gezag op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geen Verklaring van bedenkingen op grond van de Flora- en faunawet, indien vereist, nodig hebben;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
hobbymatig houden van vee:
agrarische bedrijfsvoering met een bedrijfsomvang minder dan 25 Nge, waarbij slecht een zeer beperkt deel van inkomsten afkomstig is uit de agrarische bedrijfsvoering.
-
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
-
houtteelt:
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht in het kader van de Boswet;
-
intensieve veehouderij:
een agrarisch bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van dierlijke producten door middel van het houden van vee – niet zijnde een wormenkwekerij of een paardenfokkerij – waarbij hoofdzakelijk geen gebruik wordt gemaakt van open grond;
-
kampeermiddel:
een tent, tentwagen, een kampeerauto of een caravan, niet zijnde een stacaravan of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk en voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
-
maatvoeringsvlak:
een als zodanig aangegeven vlak ter plaatse van de aanduiding “maatvoeringsvlak” ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering;
-
mobiel en/of demontabel kampeermiddel:
een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onderkomen met de bedoeling deze te plaatsen op een (kleinschalig) kampeerterrein gedurende ten hoogste 3 aansluitende maanden per kampeerseizoen;
-
Natuurbeschermingswettoets:
een toets waarbij is onderzocht of op voorhand redelijkerwijs te verwachten is dat het bevoegd gezag op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geen Verklaring van bedenkingen op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, indien vereist, zal worden verleend;
-
nissenhut:
een niet voor bewoning bestemd gebouw met een gebogen halfronde kapvorm (romneyloods);
-
paardenfokkerij:
een agrarisch bedrijf dat is gericht op het fokken van paarden en/of pony’s, de verkoop van gefokte paarden en/of pony’s, en/of het houden van paarden en/of pony’s ten behoeve van de fokkerij;
-
paardenhouderij:
een niet-agrarisch bedrijf dat gericht is op het houden, stallen of africhten van paarden en/of pony’s, alsmede de handel in paarden en/of pony’s, niet zijnde een paardenfokkerij of manege;
-
peil:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
-
recreatiewoning:
een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
-
ruimtelijk beeld:
het beeld opgebouwd uit bebouwing, beplanting, water, wegen, verkavelingspatroon en andere voor het landschap van Boarnsterhim karakteristieke elementen;
-
seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
serrestal:
een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de kapvorm bestaat uit halfronde bogen, niet zijnde een nissenhut;
-
uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
-
vast kampeermiddel:
een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf op een kampeerterrein, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond (plaatsgebonden) en daardoor als bouwwerk is aan te merken;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
-
woonschip:
elk drijvend of anderszins geheel of in hoofdzaak in het water geplaatst voorwerp, niet zijnde een bouwwerk in de zin van de bouwverordening der gemeente Boarnsterhim, dat uitsluitend of in hoofdzaak als woning gebezigd of tot woning bestemd is, ook indien het nog in aanbouw is.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot , c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
-
de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Bouwvlak of bestemmingsvlak
Bij de toepassing ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken en ten aanzien van het berekenen van de bouwhoogte en oppervlakte worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, ge-velversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1 m wordt overschreden.
Oppervlakte
Overstekende daken worden bij de berekening van de oppervlakte van bouwwerken uitsluitend buiten beschouwing gelaten mits de overstekken niet breder zijn dan 0,5 m.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch gebied
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch - Agrarisch gebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
agrarische cultuurgronden, met dien verstande dat houtteelt niet in de bestemming is begrepen;
-
agrarische bedrijven, met dien verstande dat intensieve veehouderij met een oppervlakte van meer dan 500 m2 niet in de bestemming is begrepen;
-
landbouwontsluitingswegen;
-
het behoud en herstel van de cultuurhistorische herkenbaarheid van de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - gaaf gebied”;
-
het behoud en herstel van natuurlijke en landschappelijke waarden zoals deze op de landschapskaart zijn opgenomen en zoals die in bijlage 2 van deze regels zijn beschreven,
met daaraan ondergeschikt:
-
voet-, fiets en ruiterpaden;
-
water, met de daarbij behorende recreatieve vaarroutes;
-
dagrecreatieve voorzieningen, uitsluitend in de vorm van parkeer- en picknickvoorzieningen, visplaatsen, aanlegplaatsen en naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
3.2 Bouwregels
GEBOUWEN AGRARISCHE BEDRIJVEN
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven gelden de volgende regels;
-
gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van een agrarisch bedrijf;
-
alle gebouwen zijn uitsluitend toegestaan voor de uitoefening van de ter plaatse van de aanduiding “agrarisch bedrijf” aangegeven bestaande bedrijven;
-
gebouwen dienen te worden gegroepeerd binnen een denkbeeldige rechthoek van 1 hectare, met dien verstande dat:
-
een zijde van de rechthoek nooit meer dan 150 m mag bedragen;
-
de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding “agrarisch bedrijf” in ieder geval deel uitmaken van de denkbeeldige rechthoek van 1 hectare;
-
gebouwen dienen te worden gebouwd in aansluiting op de bestaande bebouwing ter plaatse van de aanduiding “agrarisch bedrijf” en binnen de denkbeeldige rechthoek van 1 hectare;
-
bedrijfsgebouwen dienen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning te worden gesitueerd;
-
de oppervlakte van kassen mag niet meer dan 1.000 m² per agrarisch bedrijf bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan respectievelijk 4,5 m en 12 m bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande hoogte indien deze meer is;
-
de dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder dan 15° bedragen, met uitzondering van een oppervlakte van maximaal 100 m², dan wel ten minste het bestaande aantal graden indien dit minder is;
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan 1 per bedrijf bedragen, dan wel ten hoogste het bestaande aantal indien dat meer bedraagt;
-
de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning mag niet meer dan 120 m² bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 9 m bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande hoogte indien deze meer is;
-
de dakhelling van bedrijfswoningen mag niet minder dan 15° bedragen, dan wel ten minste het bestaande aantal graden indien dit minder is.
GEBOUWEN OPENBARE NUTSVOORZIENINGEN EN VOORZIENINGEN T.B.V. DE WATERHUISHOUDING
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding geldt de volgende regel:
-
de inhoud per gebouw mag niet meer dan 50 m³ bedragen;
BOUWWERKEN GEEN GEBOUWEN ZIJNDE
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen de lid 3.2, sub a, onder 3 bedoelde rechthoek mag niet meer dan 14 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bestaande windturbines niet meer dan de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
-
mestzakken, mest- en sleufsilo's mogen uitsluitend binnen de lid 3.2, sub a, onder 3 bedoelde rechthoek;
-
de bouwhoogte van mestsilo's mag niet meer dan 4 m bedragen (exclusief afdekking);
-
de bouwhoogte van sleufsilo's mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
steigers mogen uitsluitend binnen de lid 3.2, sub a, onder 3 bedoelde rechthoek worden gebouwd;
-
walbeschoeiingen mogen uitsluitend binnen de lid 3.2, sub a, onder 3 bedoelde rechthoek worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de lengte niet meer dan 20 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte niet meer dan 0,4 m boven NAP -0,52 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten de lid 3.2, sub a, onder 3 bedoelde rechthoek mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat:
-
van deze bouwhoogte mag worden afgeweken ten behoeve van de beveiliging, geleiding en regeling van het verkeer.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de –bereikbaarheid,
nadere eisen stellen aan:
-
de plaats van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van agrarische bedrijven, indien de afstand tot de naar de weg gekeerde gevel van een bedrijfswoning minder dan 5 m bedraagt;
-
de plaats van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
de plaats van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien de afstand tot de weg dan wel de kant van het water minder bedraagt dan de in artikel 21 sub b en sub e bedoelde afstanden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
-
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de -bereikbaarheid,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
GEBOUWEN BUITEN RECHTHOEK
-
het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 3 en toestaan dat niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven buiten de in lid 3.2, sub a, onder 3 bedoelde rechthoek worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte niet meer dan 100 m² mag bedragen;
-
de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
OVERSCHRIJDING RECHTHOEK
-
het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 3 voor een overschrijding van de in lid 3.2, sub a, onder 3 bedoelde rechthoek, met dien verstande dat de oppervlakte van de denkbeeldige rechthoek niet meer dan 2 hectare mag bedragen;
HOGERE GOOTHOOGTE BEDRIJFSGEBOUWEN
-
het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 7 tot een goothoogte van niet meer dan 6 m;
SERRESTALLEN
-
het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 8 voor het bouwen van serrestallen en het overkappen van mestplaten;
TORENSILO’S
-
het bepaalde in lid 3.2, sub c, onder 1 en toestaan dat de bouwhoogte voor torensilo's niet meer mag bedragen dan 25 m, tot niet meer dan 3 torensilo's per agrarisch bedrijf;
MESTZAKKEN BUITEN RECHTHOEK
-
het bepaalde in lid 3.2, sub c, onder 2 voor het bouwen van mestzakken buiten de in lid 3.2, sub a, onder 3 bedoelde rechthoek tot een bouwhoogte van 2 m en met een oppervlakte van ten hoogste 200 m2;
MESTSILO’S BUITEN RECHTHOEK
-
het bepaalde in lid 3.2, sub c, onder 2 voor het bouwen van mestsilo's buiten de in lid 3.2, sub a, onder 3 bedoelde rechthoek tot een oppervlakte van niet meer dan 750 m²;
SLEUFSILO’S BUITEN RECHTHOEK
-
het bepaalde in lid 3.2, sub c, onder 2 voor het bouwen van sleufsilo's buiten de in lid 3.2, sub a, onder 3 bedoelde rechthoek tot een oppervlakte van niet meer dan 750 m²;
HOGERE BOUWHOOGTE MESTSILO’S
-
het bepaalde in lid 3.2, sub c, onder 3 voor het bouwen van mestsilo's met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m (exclusief afdekking);
STEIGERS BUITEN RECHTHOEK
-
het bepaalde in lid 3.2, sub c, onder 5 voor het bouwen van steigers buiten de in lid 3.2, sub a, onder 3 bedoelde rechthoek;
WALBESCHOEIING BUITEN RECHTHOEK, MET GROTERE LENGTE OF GROTERE HOOGTE
-
het bepaalde in lid 3.2, sub c, onder 6, 7 en 8 voor het bouwen van walbeschoeiingen buiten de in lid 3.2, sub a, onder 3 bedoelde rechthoek en/of met een grotere lengte dan 20 m en/of een grotere hoogte dan 0,40 m boven NAP - 0,52 m.
-
De lid 3.4, sub a, onder 2 bedoelde afwijking voor een overschrijding van de in lid 3.2, sub a, onder 3 bedoelde rechthoek wordt uitsluitend verleend nadat de initiatiefnemer een beplantingsplan heeft overlegd aan het bevoegd gezag, dat in overeenstemming is met het bepaalde in de ‘Handleiding aanleg en onderhoud van bossingels rond bedrijven in het buitengebied van Boarnsterhim’ die als bijlage 3 bij deze regels is opgenomen.
VOORWAARDEN MESTSILO’S BUITEN RECHTHOEK
-
De lid 3.4, sub a, onder 7 bedoelde afwijking voor het bouwen van mestsilo's buiten de in lid 3.2, sub a, onder 3 bedoelde rechthoek wordt uitsluitend verleend indien opslag binnen de in lid 3.2, sub a, onder 3 bedoelde rechthoek gelet op de milieuwetgeving niet mogelijk is dan wel indien de bedrijfsorganisatorische noodzaak van opslag van mest buiten de in lid 3.2, sub a, onder 3 bedoelde rechthoek wordt aangetoond.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van de gronden en bebouwing buiten de in lid 3.2, sub a, onder 3 bedoelde rechthoek voor de opslag van mest;
-
het gebruik en/of inrichten ten behoeve van exploratie en exploitatie van diepe delfstoffen (met uitzondering van seismologisch onderzoek);
-
het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van seksinrichtingen en risicovolle inrichtingen.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
OPSLAG MEST BUITEN RECHTHOEK
-
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de -bereikbaarheid,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 voor de opslag van mest buiten de in lid 3.2, sub a, onder 3 bedoelde rechthoek tot een omvang van ten hoogste 750 m², met dien verstande dat de ontheffing uitsluitend wordt verleend indien binnen deze rechthoek de opslag gelet op de milieuwetgeving niet mogelijk is dan wel indien de bedrijfsorganisatorische noodzaak tot opslag van mest buiten de in lid 3.2, sub a, onder 3 bedoelde rechthoek wordt aangetoond.
NEVENACTIVITEITEN
-
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de –bereikbaarheid,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 ten behoeve van de volgende nevenactiviteiten:
-
paardenhouderij;
-
aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;
-
niet-agrarische bedrijvigheid, mits:
-
de bedrijven zijn opgenomen in categorie 1 of 2 de ‘Staat van Bedrijven’ die als bijlage 4 bij deze regels is opgenomen;
-
de bedrijven geen grote verkeersaantrekkende werking hebben;
-
de bedrijvigheid niet gepaard gaat met opslag en/of stalling buiten bedrijfsgebouwen;
-
bêd & brochje;
-
stalling en/of opslag van vaartuigen of kampeermiddelen;
-
recreatieappartementen (inpandig) met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² vloeroppervlakte per appartement;
-
boerderijwinkel ten behoeve van verkoop van “streekproducten” met een netto verkoopvloeroppervlakte van ten hoogste 100 m²;
-
groepsaccommodatie;
-
theeschenkerij;
-
ontvangstruimten ten behoeve van maatschappelijke, zorg- en/of recreatieve activiteiten,
met dien verstande dat:
-
voornoemde activiteiten uitsluitend zijn toegestaan als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf;
-
de nevenactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan in bestaande bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, en bedrijfswoningen;
-
ten hoogste 1/3 deel van bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, en bedrijfswoningen voor de voornoemde nevenactiviteiten mogen worden gebruikt.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van het bevoegd gezag kan, voor de hierna onderscheiden gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
binnen de gronden ter plaatse van de gronden “specifieke vorm van agrarisch – gaaf gebied”:
-
het ophogen, afgraven of afschuiven van gronden;
-
het graven, verbreden en/of dempen van sloten en andere watergangen;
-
het aanleggen van wegen, voet-, fiets- en ruiterpaden en dagrecreatieve voorzieningen;
-
het uitvoeren van seismologisch onderzoek;
-
het graven van een watergang (opvaart) die aansluit op de boezem.
-
De bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
die in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerking treden van het plan;
-
mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
-
De bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de verkeersveiligheid.
-
De in sub a onder 3 bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien bovendien:
-
de watergang niet langer wordt dan 50 m gerekend vanaf de bestaande oever van de boezem op het niveau van het wateroppervlak;
-
de watergang aansluit op de boezem en wordt beëindigd op het erf van een woning, woonboerderij, agrarisch bedrijf of niet-agrarisch bedrijf;
-
het waterschap toestemming heeft verleend.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de –bereikbaarheid,
het plan wijzigen in die zin dat:
VERGROTEN RECHTHOEK
-
de in lid 3.2, sub a, onder 2 bedoelde rechthoek wordt vergroot tot een oppervlakte van ten hoogste 4 hectare, dan wel met een oppervlakte van niet meer dan 2500 m² ten behoeve van het bouwen buiten de in lid 2, sub a, onder 2 bedoelde rechthoek in verband met terreinomstandigheden, zoals het bouwen aan de overzijde van de weg, met dien verstande dat:
-
de vergroting van het bouwvlak noodzakelijk is in verband met een doelmatige bedrijfsvoering;
-
vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ecologisch onderzoek in de vorm van een Flora- en faunawettoets en een Natuurbeschermingswettoets dient te zijn uitgevoerd, waaruit is gebleken dat redelijkerwijs te verwachten is dat eventueel benodigde ontheffingen en/of vergunningen zullen worden verleend;
-
vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is nagegaan of er sprake is van een archeologische verwachtingswaarde en, voor zover deze aanwezig, een archeologisch onderzoek dient te zijn uitgevoerd;
-
vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid overleg met de waterbeherende instantie dient te zijn gepleegd.
WIJZIGEN NAAR ‘WONEN – WOONBOERDERIJ’
-
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen – Woon-boerderij’ met dien verstande dat:
-
de wijziging uitsluitend betrekking kan hebben op de voormalige agrarische bebouwing met bijbehorende erven;
-
de wijziging uitsluitend wordt toegepast indien de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plaatse volledig zijn beëindigd;
-
ten hoogste 1 woning is toegestaan;
-
uitsluitend nieuwe gebouwen ten behoeve van de woonfunctie mogen worden gebouwd, indien voormalige agrarische bedrijfsgebouwen worden gesloopt, met dien verstande dat de oppervlakte aan nieuw te bouwen gebouwen niet meer mag bedragen dan de oppervlakte aan gesloopte gebouwen;
-
voor het overige de bestemmingsregels als opgenomen in artikel 11 van overeenkomstige toepassing zijn.
WIJZIGINGEN TEN BEHOEVE VAN PAARDENHOUDERIJ
-
de bestemming wordt gewijzigd ten behoeve van een paardenhouderij met dien verstande dat:
-
de wijziging uitsluitend betrekking kan hebben op de voormalige agrarische bebouwing met bijbehorende erven;
-
de wijziging uitsluitend wordt toegepast indien de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plaatse volledig zijn beëindigd;
-
uitsluitend nieuwe gebouwen ten behoeve van de paardenhouderijfunctie mogen worden gebouwd, indien voormalige agrarische bedrijfsgebouwen worden gesloopt, met dien verstande dat de oppervlakte aan nieuw te bouwen gebouwen niet meer mag bedragen dan de oppervlakte aan gesloopte gebouwen;
-
parkeren op eigen erf dient plaats te vinden;
-
de paardenhouderijfunctie geen onevenredige verkeersaantrekkende werking mag hebben;
-
alvorens de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, de initiatiefnemer een beplantingsplan overlegt aan burgemeester en wethouders, dat in overeenstemming is met het bepaalde in de ‘Handleiding aanleg en onderhoud van bossingels rond bedrijven in het buitengebied van Boarnsterhim’ die als bijlage 3 bij deze regels is opgenomen.
WIJZIGEN NAAR ‘BEDRIJF – NIET AGRARISCHE BEDRIJVEN’
-
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf - Niet-agrarische bedrijven’ in combinatie met wonen, met dien verstande dat:
-
de wijziging uitsluitend betrekking kan hebben op de voormalige agrarische bebouwing met bijbehorende erven;
-
de wijziging uitsluitend kan worden toegepast indien de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plaatse volledig zijn beëindigd;
-
de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend kan worden toegepast ten behoeve van bedrijven genoemd in de categorieën 1, 2 en 3.1 in de als bijlage 4 bij deze regels behorende ‘Staat van Bedrijven’ dan wel bedrijven welke niet zijn genoemd, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd;
-
alvorens de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, de initiatiefnemer een beplantingsplan overlegt aan burgemeester en wethouders, dat in overeenstemming is met het bepaalde in de ‘Handleiding aanleg en onderhoud van bossingels rond bedrijven in het buitengebied van Boarnsterhim’ welke als bijlage 3 bij deze regels is opgenomen;
-
parkeren op eigen erf dient plaats te vinden;
-
buitenopslag niet is toegestaan;
-
de bedrijvigheid geen onevenredige verkeersaantrekkende werking mag hebben;
-
voor het overige de bestemmingsregels als opgenomen in bijlage 5 van overeenkomstige toepassing zijn.
WIJZIGEN TEN BEHOEVE VAN REALISATIE OF UITBREIDING KAMPEERTERREIN
-
de bestemming wordt gewijzigd ten behoeve van de realisatie van een nieuw kampeerterrein dan wel de uitbreiding van een bestaand kampeerterrein, met dien verstande dat:
-
(de uitbreiding van) het kampeerterrein op of in aansluiting bij het erf wordt gerealiseerd;
-
de oppervlakte van het kampeerterrein, exclusief afschermende beplanting, niet meer dan 0,75 hectare mag bedragen;
-
alvorens de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, de initiatiefnemer een beplantingsplan overlegt aan burgemeester en wethouders, dat in overeenstemming is met het bepaalde in de ‘Handleiding aanleg en onderhoud van bossingels rond bedrijven in het buitengebied van Boarnsterhim’ welke als bijlage 3 bij deze regels is opgenomen;
-
het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen ten hoogste 25 mag bedragen;
-
er geen stacaravans of kampeerbungalows mogen worden gebouwd/geplaatst;
-
voor het bouwen van sanitaire gebouwen geldt dat:
-
gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van kampeerterreinen;
-
per kampeerterrein mag niet meer dan 1 gebouw worden gebouwd;
-
de oppervlakte per gebouw mag niet meer dan 100 m² bedragen.
WIJZIGEN TEN BEHOEVE VAN ‘BLAUWE DIENSTEN’
-
de bestemming wordt gewijzigd ten behoeve van het gebruik van gronden als waterretentiegebied, met dien verstande dat:
-
de wijziging niet wordt toegepast voor de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - gaaf gebied”;
-
vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ecologisch onderzoek in de vorm van een Flora- en faunawettoets en een Natuurbeschermingswettoets dient te zijn uitgevoerd, waaruit is gebleken dat redelijkerwijs te verwachten is dat eventueel benodigde ontheffingen en/of vergunningen zullen worden verleend;
-
vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is nagegaan of er sprake is van een archeologische verwachtingswaarde en, voor zover deze aanwezig, een archeologisch onderzoek dient te zijn uitgevoerd;
-
de wijziging uitsluitend kan plaatsvinden op basis van vrijwillige medewerking van de betreffende grondeigenaar.
-
Op een besluit tot wijziging als bedoeld in sub 1 tot en met 6 is de procedure als opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de als bijlage 2 bij deze regels behorende bijlage 4 Staat van Bedrijven;
-
het op ambachtelijke wijze bewerken van hout, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijke houtbewerking”;
-
het behoud en herstel van de cultuurhistorische herkenbaarheid van de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - gaaf gebied”;
-
het behoud en herstel van natuurlijke en landschappelijke waarden zoals deze op de landschapskaart zijn opgenomen en zoals die in bijlage 2 van deze regels zijn beschreven,
en voor zover de gronden zijn aangeduid met:
-
“opslag” aan De Burd 13 te Grou tevens voor de opslag van materialen, hout en ambachtelijk vervaardigde houtproducten.
4.2 Bouwregels
GEBOUWEN
-
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte van bedrijfsgebouwen (inclusief inpandige bedrijfswoningen) mag niet meer dan de oppervlakte van de bestaande gebouwen bedragen;
-
de gebouwen worden gebouwd in één of twee bouwlagen met kap, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 9 m mag bedragen, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan 1 per bestemmingsvlak, dan wel op de plankaart aangegeven aantal bedragen, dan wel het bestaande aantal indien dit meer is;
-
de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning mag niet meer dan 120 m² bedragen.
BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat terreinafscheidingen niet hoger dan 2 m mogen bedragen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan:
-
de plaats van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien de afstand tot de weg dan wel de kant van het water minder bedraagt dan de in artikel 21 sub b en sub e bedoelde afstanden;
-
de plaats en bouwhoogte van terreinafscheidingen vóór een naar de weg gekeerde gevel, indien de bouwhoogte meer dan 1 m bedraagt.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de verkeersveiligheid,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
VERGROTEN OPPERVLAKTE BEDRIJFSGEBOUWEN
-
het bepaalde in lid 4.2, sub a, onder 1 en toestaan dat de bestaande oppervlakte van bedrijfsgebouwen binnen de planperiode eenmalig wordt vermeerderd met ten hoogste 10%, met dien verstande dat deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt verleend indien de vergroting van de oppervlakte noodzakelijk is op grond van wet- en regelgeving.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en seksinrichtingen.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de verkeersveiligheid,
bij een omgevingsvergunning afwijken van: TOESTAAN BEDRIJVEN CATEGORIE 3.1
-
het bepaalde in lid 4.1 voor de vestiging van bedrijven welke in de bijlage 4 opgenomen Staat van Bedrijven niet zijn genoemd, dan wel bedrijven die worden genoemd in categorie 3.1, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd.
Artikel 5 Bedrijf – Recreatie- en horecabedrijven
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Recreatie- en horecabedrijven’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een theeschenkerij en naar aard en omvang daar mee gelijk te stellen lichte horeca-activiteiten, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – theeschenkerij”;
-
het behoud en herstel van de cultuurhistorische herkenbaarheid van de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - gaaf gebied”;
-
het behoud en herstel van natuurlijke en landschappelijke waarden zoals deze op de landschapskaart zijn opgenomen en zoals die in bijlage 2 van deze regels zijn beschreven,
met daaraan ondergeschikt:
-
water.
5.2 Bouwregels
GEBOUWEN
-
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte van bedrijfsgebouwen (inclusief inpandige bedrijfswoningen) mag niet meer dan de oppervlakte van de bestaande gebouwen bedragen, binnen de planperiode eenmalig vermeerderd met 10%;
-
de gebouwen worden gebouwd in één of twee bouwlagen met kap, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 9 m mag bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan 1 per bestemmingsvlak bedragen, dan wel ten hoogste het bestaande aantal indien dit meer is;
-
de oppervlakte van een niet-inpandige bedrijfswoning mag niet meer dan 120 m² bedragen.
BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van terreinafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de –bereikbaarheid,
nadere eisen stellen aan:
-
de plaats van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien de afstand tot de as van de weg;
-
de plaats en bouwhoogte van terreinafscheidingen vóór een naar de weg gekeerde gevel, indien de bouwhoogte meer dan 1 m bedraagt;
-
de plaats van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien de afstand tot de weg dan wel de kant van het water minder bedraagt dan de in artikel 21 sub b en sub e bedoelde afstanden.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en seksinrichtingen.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de –bereikbaarheid,
WIJZIGEN REALISATIE OF UITBREIDING VAN EEN KAMPEERTERREIN
het plan wijzigen in die zin dat de bestemming wordt gewijzigd ten behoeve van de realisatie van een nieuw kampeerterrein dan wel de uitbreiding van een bestaand kampeerterrein, met dien verstande dat:
-
(de uitbreiding van) het kampeerterrein op of in aansluiting bij het erf wordt gerealiseerd;
-
de oppervlakte van het kampeerterrein, exclusief afschermende beplanting, niet meer dan 0,75 hectare mag bedragen;
-
alvorens de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, de initiatiefnemer een beplantingsplan overlegt aan burgemeester en wethouders, dat in overeenstemming is met het bepaalde in de ‘Handleiding aanleg en onderhoud van bossingels rond bedrijven in het buitengebied van Boarnsterhim’ welke als bijlage 3 bij deze regels is opgenomen;
-
het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen ten hoogste 25 mag bedragen;
-
er geen stacaravans mogen worden gebouwd/geplaatst;
-
voor het bouwen van sanitaire gebouwen de bepalingen uit lid 5.2, sub a overeenkomstig van toepassing zijn.
-
Op een besluit tot wijziging als bedoeld in sub a is de procedure als opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
Artikel 6 Natuur - Natuurgebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Natuur – Natuurgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het herstel, onderhoud en ontwikkeling van natuurlijke waarden van binnen- en buitendijkse graslanden en bijbehorende vaarten, sloten en oeverlanden met het oog op een functie als broed-, pleister- en foerageergebied voor vogels, op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van natuur – grasland”;
-
het herstel, onderhoud en de ontwikkeling van natuurlijke waarden verbonden aan klei- en laagveenmoerassen met bijbehorende vaarten, sloten, rietlanden en dergelijke, op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van natuur – moeras”;
-
het behoud en herstel van de cultuurhistorische herkenbaarheid van de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van natuur - gaaf gebied”;
-
het herstel, onderhoud en ontwikkeling van natuurlijke waarden verbonden aan graslanden, vaarten, oevers, rietlanden, meren en eilanden van de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van natuur – te ontwikkelen”;
-
het behoud en herstel van natuurlijke en landschappelijke waarden zoals deze op de landschapskaart zijn opgenomen en zoals die in bijlage 2 van deze regels zijn beschreven,
met daaraan ondergeschikt:
-
voet-, fiets- en ruiterpaden;
-
op- en inritten en ontsluitingen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
-
recreatieve vaarroutes;
-
dagrecreatieve voorzieningen, uitsluitend in de vorm van parkeer- en picknickvoorzieningen, visplaatsen, recreatieve aanlegplaatsen en naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen;
-
verblijfrecreatief medegebruik, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van natuur – verblijfrecreatief medegebruik”;
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
water, waarbij de gronden ter plaatse van de aanduiding “water” in elk geval voor water zijn ingericht;
-
de inrichting en het beheer van vaarwegen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de in artikel 21, onder b aangegeven beheersgrenzen.
6.2 Bouwregels
GEBOUWEN
-
Op of in de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van een kampeermiddel en/of stacaravan op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van natuur – verblijfrecreatief medegebruik”, met dien verstande dat:
-
een stacaravan uitsluitend mag worden gebouwd binnen een bouwvlak;
-
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE
-
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van natuur – verblijfrecreatief medegebruik” zijn uitsluitend de bestaande vlonders + 20 m² toegestaan;
-
er mogen geen steigers en walbeschoeiingen worden gebouwd.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de –bereikbaarheid,
bij een omgevingsvergunning afwijken verlenen van:
GEBOUWEN NATUURBEHEER EN WATERSPORT
-
het bepaalde in lid 6.2, sub a en toestaan dat niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van natuurbeheer en de watersport worden gebouwd met dien verstande dat:
-
de oppervlakte per gebouw niet meer dan 50 m2 mag bedragen;
-
de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
WINDWATERMOLENS
-
het bepaalde in lid 6.2, sub a voor het bouwen van windwatermolens tot een maximale bouwhoogte van 4 m;
STEIGERS EN WALBESCHROEIING
-
het bepaalde in lid 6.2, sub c voor het bouwen van steigers en walbeschoeiingen;
BOUWWERKEN GEEN
GEBOUWEN ZIJNDE, NATUUR-BEHEER EN DAGRECREATIE
-
het bepaalde in lid 6.2, sub c onder 2 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het beheer van natuurgebieden en de dagrecreatie (zoals vogelkijkhutten) tot een bouwhoogte van ten hoogste 12 m.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het uitvoeren of laten uitvoeren van exploratie- en exploitatieboringen en het doen van seismologisch onderzoek.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
SEISMOLOGISCH ONDERZOEK
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de –bereikbaarheid,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4 voor het uitvoeren van seismologisch onderzoek.
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van het bevoegd gezag kan de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het ophogen, afgraven of afschuiven van gronden;
-
het graven, verbreden en/of dempen van watergangen;
-
het aanleggen van voet- en fietspaden;
-
het realiseren van aanleggelegenheid;
-
het aanbrengen van walbeschoeiing en het aanleggen van verhardingen;
-
het ontgraven van gronden met een diepte van ten hoogste 2 m.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
die in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerking treden van het plan;
-
mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de verkeersveiligheid.
-
De onder a, sub 6 bedoelde omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat een verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten is ontvangen.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
WIJZIGINGEN TEN BEHOEVE VAN ‘BLAUWE DIENSTEN’
-
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de –bereikbaarheid,
het plan wijzigen in die zin dat de bestemming wordt gewijzigd ten behoeve van het gebruik van gronden als waterretentiegebied, met dien verstande dat:
-
de wijziging niet wordt toegepast voor de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van natuur - gaaf gebied”;
-
vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ecologisch onderzoek in de vorm van een Flora- en faunawettoets en een Natuurbeschermingswettoets dient te zijn uitgevoerd, waaruit is gebleken dat redelijkerwijs te verwachten is dat eventueel benodigde ontheffingen en/of vergunningen zullen worden verleend;
-
de wijziging uitsluitend kan plaatsvinden op basis van vrijwillige medewerking van de betreffende grondeigenaar.
-
Op een besluit tot wijziging als bedoeld in sub a is de procedure als opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
Artikel 7 Recreatie - Recreatiewoningen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie – Recreatiewoningen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
verblijfsrecreatie in de vorm van recreatiewoningen, met dien verstande dat het aantal recreatiewoningen per bestemmingsvlak niet meer dan 1, mag bedragen;
-
het behoud en herstel van de cultuurhistorische herkenbaarheid van de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - gaaf gebied”;
-
het behoud en herstel van natuurlijke en landschappelijke waarden zoals deze op de landschapskaart zijn opgenomen en zoals die in bijlage 2 van deze regels zijn beschreven;
-
de inrichting en het beheer van vaarwegen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de in artikel 21, onder b aangegeven beheersgrenzen,
met daaraan ondergeschikt:
-
water.
7.2 Bouwregels
RECREATIEWONINGEN ALDE FEANEN
-
Voor het bouwen van recreatiewoningen binnen het gebied met de dubbelbestemming “Natura 2000 Alde Feanen” geldt de volgende regel:
-
de oppervlakte, goot- en bouwhoogte van recreatiewoningen met aan-, uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan de bestaande oppervlakte, goot- en bouwhoogte bedragen.
OVERIGE RECREATIEWONINGEN
-
Voor het bouwen van overige recreatiewoningen gelden de volgende regels:
-
de recreatiewoningen worden gebouwd in 1 bouwlaag met of zonder kap;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer dan respectievelijk 3 m en 7 m bedragen, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer is;
-
de oppervlakte per recreatiewoning mag niet meer dan 70 m² bedragen inclusief aan- en uitbouwen, dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien deze meer is.
BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
7.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van recreatiewoningen ten behoeve van permanente bewoning.
Artikel 8 Verkeer - Railverkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
spoorwegen, stations- en geluidwerende voorzieningen;
-
parkeer-, en groenvoorzieningen;
-
water en de inrichting en het beheer van vaarwegen;
met daaraan ondergeschikt:
-
de inrichting en het beheer van vaarwegen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de in artikel 21, onder b aangegeven beheersgrenzen;
met daarbij behorende:
-
gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen en al dan niet gelijkvloerse kruisingen met wegen en water.
8.2 Bouwregels
GEBOUWEN
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf, mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
Artikel 9 Verkeer - Wegverkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Wegverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen, parkeerplaatsen, voet- en fietspaden en geluidwerende voorzieningen;
-
verlaadplaatsen voor landbouwproducten;
-
parkeer- en picknickplaatsen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
het behoud en herstel van de cultuurhistorische herkenbaarheid van de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - gaaf gebied”;
-
het behoud en herstel van natuurlijke en landschappelijke waarden zoals deze op de landschapskaart zijn opgenomen en zoals die in bijlage 2 van deze regels zijn beschreven;
-
de inrichting en het beheer van vaarwegen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de in artikel 21, onder b aangegeven beheersgrenzen,
met daaraan ondergeschikt:
-
water.
In de bestemming zijn de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen, zoals bermbeplanting, voorzieningen voor voetgangers en fietsers, bushaltes en dergelijke begrepen.
De bestemming voorziet, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een ingrijpende wijziging van het profiel.
9.2 Bouwregels
GEBOUWEN OVERIGE DOELEINDEN
-
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:
-
de inhoud per gebouw mag niet meer dan 50 m³ bedragen.
BOUWWERKENM, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 3 m bedragen.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de –bereikbaarheid,
nadere eisen stellen aan:
-
de plaats en bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
water en oeverstroken, met een functie voor het scheepvaartverkeer, de waterrecreatie, de natuur en de waterhuishouding;
-
voorzieningen ten behoeve van de bediening van kunstwerken;
-
voet-, fiets- en ruiterpaden;
-
dagrecreatieve voorzieningen, uitsluitend in de vorm van parkeer- en picknickvoorzieningen, visplaatsen, aanlegplaatsen en naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
agrarisch medegebruik van kaden en oeverstroken;
-
het behoud en herstel van de cultuurhistorische herkenbaarheid van de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van water - gaaf gebied”;
-
het behoud en herstel van natuurlijke en landschappelijke waarden zoals deze op de landschapskaart zijn opgenomen en zoals die in bijlage 2 van deze regels zijn beschreven;
-
de inrichting en het beheer van vaarwegen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de in artikel 21, onder b aangegeven beheersgrenzen.
10.2 Bouwregels
GEBOUWEN OPENBARE NUTSVOORZIENINGEN, VOORZIENING WATERHUISHOUDING EN BEDIENING VAN NUTSWERKEN
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van de bediening van kunstwerken geldt de volgende regel:
-
de inhoud per gebouw mag niet meer dan 50 m3 bedragen.
BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte voor bouwwerken anders dan ten behoeve van de geleiding, regeling beveiliging van het verkeer, mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
er mogen geen steigers en walbeschoeiingen worden gebouwd.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de –bereikbaarheid,
nadere eisen stellen aan de plaats en bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de –bereikbaarheid;
-
de ecologische kwaliteit;
-
de archeologische kwaliteit;
-
de bergingscapaciteit van het oppervlaktewater,
WALBESCHOEIING OF STEIGERS
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2, sub b, onder 2 voor de bouw van een steiger of een walbeschoeiing.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van een ligoever voor een recreatief woonschip.
10.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van het bevoegd gezag kan, voor de hierna onderscheiden gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het realiseren van aanleggelegenheid;
-
het aanbrengen van walbeschoeiing en het aanleggen van verhardingen;
-
het graven van een nieuwe watergang (opvaart).
-
De sub a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
die in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerking treden van het plan;
-
mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
-
De sub a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de verkeersveiligheid;
-
de ecologische kwaliteit.
-
De sub a, onder 3 bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien bovendien:
-
de watergang niet langer wordt dan 50 m gerekend vanaf de bestaande oever op het niveau van het wateroppervlak;
-
de watergang aansluit op de boezem en wordt beëindigd op het erf van een woning, woonboerderij, agrarisch bedrijf of niet-agrarisch bedrijf;
-
de gronden niet liggen binnen een gebied ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van water – gaaf gebied”;
-
het waterschap toestemming heeft verleend.
Artikel 11 Wonen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
-
het hobbymatig houden van vee, uitsluitend in combinatie met wonen;
-
solitaire windturbines, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “windturbine”;
-
water;
-
het behoud en herstel van de cultuurhistorische herkenbaarheid van de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - gaaf gebied”;
-
het behoud en herstel van natuurlijke en landschappelijke waarden zoals deze op de landschapskaart zijn opgenomen en zoals die in bijlage 2 van deze regels zijn beschreven;
-
de inrichting en het beheer van vaarwegen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de in artikel 21, onder b aangegeven beheersgrenzen,
en tevens voor;
-
verblijfsrecreatie in de vorm van ten hoogste 10 standplaatsen voor kampeermiddelen en ten hoogste 5 stacaravans, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”,
met daaraan ondergeschikt:
-
water.
11.2 Bouwregels
HOOFDGEBOUWEN
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedragen dan wel niet meer dan het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden”;
-
de oppervlakte per hoofdgebouw mag niet meer dan 120 m2 bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
-
de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande goothoogte indien deze meer is;
-
de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
-
de dakhelling mag niet minder dan 30° bedragen, dan wel ten minste het bestaande aantal graden indien dit minder is;
-
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen, dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder is.
AAN- EN UITBOUWEN EN BIJGEBOUWEN
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, waaronder botenhuizen zijn begrepen, gelden de volgende regels:
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen en direct aansluitend aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel ten hoogste de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd indien deze meer is;
-
de goothoogte van botenhuizen mag niet meer dan 3,5 m bedragen, gemeten vanaf NAP - 0,52 m;
-
de goothoogte van overige bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en direct aansluitend aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 7 bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
-
de bouwhoogte van overige bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte per woning van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m², dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien deze meer is, met dien verstande dat ten hoogste 50% van achter- en zijerven mag worden bebouwd;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
-
de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de perceelsgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder is. Wanneer sprake is van een gezamenlijk initiatief van buren, mag op de perceelsgrens worden gebouwd.
BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
uitsluitend omgevingsvergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als bedoeld in artikel 2.1 onder 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in samenhang met artikel 2.3 lid 2 Besluit omgevingsrecht mogen worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde onder sub 1 geldt dat de bouwhoogte van bestaande windturbines niet meer mag bedragen dan de bestaande hoogte.
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de –bereikbaarheid,
nadere eisen stellen aan:
-
de plaats van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien de afstand tot de weg of de kant van het water minder bedraagt dan de in artikel 21 sub b en sub e genoemde afstanden;
-
de goothoogte en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met het oog op de ondergeschiktheid van de maatvoering aan het hoofdgebouw.
11.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de –bereikbaarheid,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
HOGERE GOOTHOOGTE
-
het bepaalde in lid 10.2 sub a, onder 3 en/of 5 tot een maximum goothoogte van 6 m;
HOOFDGEBOUWEN OP KORTERE AFSTAND PERCEELSGRENS
-
het bepaalde in lid 10.2 sub a, onder 6 voor het bouwen op kortere afstand tot de perceelsgrens;
GROTERE OPPERVLAKTE ONDERGESCHIKTE GEBOUWEN
-
het bepaalde in lid 10.2, sub b onder 6 tot niet meer dan 150 m2 voor zover de noodzaak voor deze grotere oppervlakte kan worden aangetoond vanuit een situatie waarbij sprake is van wonen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf dan wel het hobbymatig houden van vee;
ONDERGESCHIKTE GEBOUWEN OP PERCEELGRENS
-
het bepaalde in lid 10.2 sub b, onder 7 voor het bouwen tot op de perceelsgrens;
ANDERE BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE
-
het bepaalde in lid 10.2 sub c, onder 1, tot een maximum bouwhoogte van 3 m.
11.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven voor zover niet al bestaand.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
AAN-HUIS-VERBONDEN BEROEPEN EN BEDRIJVEN
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de –bereikbaarheid,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.5 ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, met dien verstande dat aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven uitsluitend zijn toegestaan in gebouwen, ondergeschikt zijn aan de woonfunctie en worden uitgeoefend door een bewoner van de woning, waarbij:
-
de activiteiten inpandig dienen plaats te vinden;
-
niet meer dan 40% van de oppervlakte van de begane grondvloer van bestaande gebouwen en bovendien niet meer dan 50 m2 ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven wordt gebruikt;
-
het parkeren dat met het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf samenhangt, op het eigen erf plaatsvindt;
-
geen detailhandel plaats vindt met uitzondering van een beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit die direct verband houdt met het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf.
11.7 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de –bereikbaarheid,
NIEUWE BOTENHUIZEN
het plan wijzigen in die zin dat nieuwe botenhuizen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
botenhuizen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen een afstand van ten hoogste 50 meter gemeten vanaf de woning ten behoeve waarvan het botenhuis wordt gebouwd;
-
de oppervlakte per botenhuis niet meer dan 60 m² mag bedragen;
-
de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen gemeten vanaf NAP - 0,52 m;
-
de dakhelling niet meer dan 30° mag bedragen.
-
Op een besluit tot wijziging als bedoeld in sub a is de procedure als opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
Artikel 12 Wonen - Woonboerderij
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Woonboerderij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
-
het hobbymatig houden van vee;
-
solitaire windturbines, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “windturbine”;
-
het behoud en herstel van de cultuurhistorische herkenbaarheid van de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen – gaaf gebied”;
-
het herstel, onderhoud en ontwikkeling van natuurlijke waarden verbonden aan graslanden, vaarten, oevers, rietlanden, meren en eilanden van de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen – te ontwikkelen”;
-
het behoud en herstel van natuurlijke en landschappelijke waarden zoals deze op de landschapskaart zijn opgenomen en zoals die in bijlage 2 van deze regels zijn beschreven;
-
de inrichting en het beheer van vaarwegen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de in artikel 21, onder b aangegeven beheersgrenzen,
en voor zover de gronden zijn aangeduid met:
-
“opslag” aan Hôflân 9 te Grou tevens voor de stalling van caravans, vouwwagens, campers en boten al dan niet in combinatie met klein onderhoud,
met daaraan ondergeschikt:
-
op- en inritten en ontsluitingen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water.
12.2 Bouwregels
GEBOUWEN
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedragen, met dien verstande dat woningen uitsluitend in het hoofdgebouw van het voormalig agrarisch bedrijf gerealiseerd mogen worden;
-
op de gronden ter plaatse van de aanduiding “gevellijn” dient te voorgevel van een hoofdgebouw te worden gebouwd in de aangegeven gevellijn;
-
de oppervlakte van gebouwen mag niet meer dan de bestaande oppervlakte bedragen;
-
de goothoogte van voormalige niet-inpandige bedrijfswoningen mag niet meer dan 3,5 m bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande hoogte indien deze meer is;
-
de bouwhoogte van voormalige niet-inpandige bedrijfswoningen mag niet meer dan 9 m bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande hoogte indien deze meer is;
-
de dakhelling van voormalige niet-inpandige bedrijfswoningen mag niet minder dan 15° bedragen, dan wel ten minste het bestaande aantal graden indien dit minder is;
-
de goothoogte van voormalige bedrijfsgebouwen (inclusief inpandige bedrijfswoningen) mag niet meer dan 4,5 m bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande hoogte indien deze meer is;
-
de bouwhoogte van voormalige bedrijfsgebouwen (inclusief inpan-dige bedrijfswoningen) mag niet meer dan 12 m bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande hoogte indien deze meer is;
-
de dakhelling van voormalige inpandige bedrijfswoningen en bedrijfsgebouwen mag niet minder dan 15° bedragen, met uitzondering van een oppervlakte van maximaal 100 m², dan wel ten minste het bestaande aantal graden indien dit minder is;
-
in afwijking van het hiervoor onder 2 gestelde, is het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitsluitend toegestaan indien de oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning en de voormalige bedrijfsgebouwen gezamenlijk minder dan 300 m² bedraagt;
-
de gezamenlijke oppervlakte per woning van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 50 m², dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 3 m, dan wel ten hoogste de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd indien deze meer is;
-
de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
-
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) dan wel de aangegeven gevel(s) ter plaatse van de aanduiding “gevellijn” van de voormalige bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen te worden gebouwd, met uitzondering van één aan- en uitbouw in de vorm van een serre/erker ter plaatse van de aanduiding “gevellijn”.
BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
uitsluitend omgevingsvergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in samenhang met artikel 2.3 lid 2 Besluit omgevingsrecht mogen worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt dat de bouwhoogte van bestaande windturbines niet meer mag bedragen dan de bestaande hoogte.
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de –bereikbaarheid,
nadere eisen stellen aan:
-
de plaats van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien de afstand tot de weg;
-
de goothoogte en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met het oog op de ondergeschiktheid van de maatvoering aan de voormalige bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen.
12.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de –bereikbaarheid,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
HOGERE GOOTHOOGTE
-
het bepaalde in lid 11.2 sub a, onder 4 tot een maximum goothoogte van 6 m;
OPPERVLAKTE ONDERGESCHIKTE BEBOUWING
-
het bepaalde in lid 11.2 sub a, onder 11 tot ten hoogste 70 m², uitsluitend indien het bouwperceel groter is dan 800 m²;
OPPERVLAKTE AAN-HUIS-VERBONDEN BEROEP OF BEDRIJF DAN WEL HET HOBBYMATIG HOUDEN VAN VEE
-
het bepaalde in lid 11.2, sub a, onder 11 tot niet meer dan 150 m2 voor zover de noodzaak voor deze grotere oppervlakte kan worden aangetoond vanuit een situatie waarbij sprake is van wonen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf dan wel het hobbymatig houden van vee;
ANDERE BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE
-
het bepaalde in lid 11.2 sub b, onder 1, tot een maximum bouwhoogte van 3 m.
12.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken voor gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
12.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de –bereikbaarheid,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 ten behoeve van de volgende nevenactiviteiten:
-
paardenhouderij (paardenpension, geen manegeactiviteiten);
-
aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;
-
niet-agrarische bedrijvigheid, mits:
-
de bedrijven zijn opgenomen in categorie 1 of 2 de Staat van Bedrijven die als bijlage 3 bij deze regels is opgenomen, alsmede bedrijven die niet in deze Staat van Bedrijven worden genoemd, maar naar aard en schaal vergelijkbaar zijn met in deze lijst genoemde bedrijven in categorie 1 of 2;
-
de bedrijven geen grote verkeersaantrekkende werking hebben;
-
de bedrijvigheid niet gepaard gaat met opslag en/of stalling buiten bedrijfsgebouwen;
-
bêd & brochje;
-
stalling en/of opslag van vaartuigen of kampeermiddelen;
-
recreatieappartementen (inpandig) met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² vloeroppervlakte per appartement;
-
boerderijwinkel ten behoeve van verkoop van ‘streekproducten’ met een netto verkoopvloeroppervlakte van ten hoogste 100 m²;
-
groepsaccommodatie;
-
theeschenkerij;
-
ontvangstruimten ten behoeve van maatschappelijke, zorg- en/of recreatieve activiteiten,
met dien verstande dat:
-
voornoemde activiteiten uitsluitend zijn toegestaan als nevenactiviteit bij de woonfunctie;
-
de nevenactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan in bestaande voormalige bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, en woningen;
-
ten hoogste 1/3 deel van de voormalige bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, en woningen voor de voornoemde nevenactiviteiten mogen worden gebruikt.
12.7 Wijzigingsbevoegdheid
KAMPEERTERREIN
-
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de –bereikbaarheid,
de bestemming wijzigen ten behoeve van de realisatie van een nieuw kampeerterrein met dien verstande dat:
-
het kampeerterrein op of in aansluiting bij het erf wordt gerealiseerd;
-
de oppervlakte van het kampeerterrein, exclusief afschermende beplanting, niet meer dan 0,75 hectare mag bedragen;
-
alvorens de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, de initiatiefnemer een beplantingsplan overlegt aan burgemeester en wethouders, dat in overeenstemming is met het bepaalde in de ‘Handleiding aanleg en onderhoud van bossingels rond bedrijven in het buitengebied van Boarnsterhim’ welke als bijlage 4 bij deze regels is opgenomen;
-
het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen ten hoogste 25 mag bedragen;
-
er geen stacaravans of kampeerbungalows mogen worden gebouwd/ geplaatst.
-
Op een besluit tot wijziging als bedoeld in sub a is de procedure als opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
Artikel 13 Leiding - Gas
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Gas’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) tevens bestemd voor een aardgastransportleiding.
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
13.2 Bouwregels
-
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mag op of in deze gronden niet worden gebouwd, anders dan voor deze bestemming.
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de aardgastransportleiding, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 12.2 sub a en lid 12.2 sub b en toestaan dat de in de andere bestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
-
het bepaalde in lid 12.2 sub a en lid 12.2 sub c en toestaan dat de in de andere bestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van het bevoegd gezag kan, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of hoogopgaande beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
-
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
-
het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
-
het aanbrengen van gesloten verhardingen;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
-
het aanbrengen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
-
het permanent opslaan van goederen.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor normaal onderhoud, gebruik en beheer.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend nadat vooraf advies is ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 14 Leiding - Hoogspanning
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Hoogspanning’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), tevens bestemd voor bovengrondse hoogspanningsleidingen.
14.2 Bouwregels
-
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mogen op of in deze gronden niet worden gebouwd, anders dan voor deze bestemming.
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 50 m bedragen, waarbij in afwijking van het bepaalde in artikel 2, wordt gemeten vanaf NAP.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de desbetreffende leiding, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 13.2 sub a en lid 13.2 sub b en toestaan dat de in de andere bestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
-
het bepaalde in lid 13.2 sub a en lid 13.2 sub c en toestaan dat de in de andere bestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 15 Waarde - Archeologie
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) tevens bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden.
15.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
-
bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 50 m² wordt uitgebreid;
-
bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m² ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2, sub a en sub b, voor het bouwen van bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met meer dan 50 m² wordt uitgebreid en voor het bouwen van bouwwerken, met een oppervlakte groter dan 50 m², mits:
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
-
de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
-
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
-
een verplichting tot het doen van opgravingen; of
-
een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien het bevoegd gezag kan voornemens is om aan de afwijking voorwaarden te verbinden als bedoel in sub c, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de afwijking niet verleend.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van het bevoegd gezag kan de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 30 cm;
-
het graven van watergangen;
-
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
-
het verlagen van het waterpeil.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien:
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;
-
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
-
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
-
een verplichting tot het doen van opgravingen; of
-
een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten zorg.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in sub b, onder 3, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
-
Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
-
het normale onderhoud betreffen. Onder normaal onderhoud van drainage wordt in ieder geval verstaan vervang van drainage in inmiddels gedraineerde percelen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
-
op archeologisch onderzoek gericht zijn.
15.5 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden de bestemming ‘Waarde – Archeologie’ wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
-
Alvorens de sub a bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de wijziging niet toegepast.
-
Op een besluit tot wijziging als bedoeld in sub a is de procedure als opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 16 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 17 Algemene gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met dit plan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen. In ieder geval de volgende gebruiksvormen worden als strijdig gebruik aangemerkt:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 18 Algemene aanduidingsregels
18.1 Gebiedsaanduiding “geluidzone – industrie”
De gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding “geluidzone - industrie” zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) aangeduid voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting vanwege een industrieterrein op geluidgevoelige objecten.
18.1.1 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:
-
er mogen geen nieuwe geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd.
18.1.2 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelige objecten.
18.2 Gebiedsaanduiding “veiligheidszone”
De gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone” zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) aangeduid voor het tegengaan van het realiseren van (beperkt) kwetsbare objecten.
Artikel 19 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de –bereikbaarheid,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
-
de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 m bedraagt.
Artikel 20 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het ruimtelijk beeld van een op de landschapskaart aangegeven en in bijlage 2 van de regels beschreven gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
externe veiligheid;
-
de verkeersveiligheid en de –bereikbaarheid,
het plan wijzigen:
WIJZIGEN VAN GEBOUWEN EN BEHOEVE VAN OPENBAAR NUT
-
in die zin dat een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken van openbaar nut mogen worden gebouwd tot een inhoud van ten hoogste 400 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste 4 m;
WIJZIGEN IN VERBAND MET GEWIJZIGDE REGELGEVING
-
in die zin dat de in het plan opgenomen verwijzing naar wetten, verordeningen, circulaires, publicaties, instanties en dergelijke wordt geactualiseerd; de wijziging wordt uitsluitend toegepast indien het handhaven van de in de voorschriften opgenomen redactie tot onduidelijkheden en/of onjuistheden leidt; een eventueel bij de actualisering op te nemen verwijzing naar de aangepaste wetten, verordeningen, circulaires, publicaties en instanties wordt alleen opgenomen indien deze aanpassingen geen inhoudelijke beleidswijziging betreffen;
WIJZIGEN NAAR ‘ARCHEOLOGISCH WAARDEVOL GEBIED’
-
in die zin dat aan de gronden de bestemming ‘Waarde – Archeologie’ wordt toegekend, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de begrenzing van de gronden met de bestemming archeologisch waardevol gebied, gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 21 Overige regels - Afstemming
-
Algemene Plaatselijke Verordening:
Middels de bepaling omtrent het kappen van beplantingen in de Algemene Plaatselijke Verordening wordt gestreefd naar het behoud van erfbeplantingen.
-
Vaarwegenverordening Friesland:
Ingevolge de Vaarwegenverordening Friesland is binnen:
-
een zone van 30 m uit de oever van het Prinses Margrietkanaal;
-
een zone van 30 m uit de oever van het Van Harinxmakanaal;
-
een zone van 30 m uit de oever van de vaarweg naar Drachten (Lange Sleatten/Sydsdjip/Fokkesleat/Headamsleat);
-
een zone van 30 m uit de oever van de vaarweg naar Heerenveen (Krúswetter/Meinesleat/It Deel);
-
een zone van 25 m uit de oever van de Djipsleat en Polsleat;
-
een zone van 20 m uit de oever van de Rjochte Grou;
-
een zone van 15 m uit de oever van het Langdeel, Wartenster Wiid en Rochsleat;
-
een zone van 15 m uit de oever van De Boarn;
-
een zone van 10 m uit de oever van De Mear, de Neare Galle, Pomprak, Koldykster Rak, Eagumer Djip, Wergeaster Feart en de Omliedingskanalen, Noard/Súd;
-
een zone van 10 m uit de oever van De Boarn (ged.) en de Meinesleat;
-
een zone van 10 m uit de geul door het Pikmar, de geul door de Wide Ie, De Greft, Douwe Tseardsrak, Burstumer Rak, de geul door het Bokkumer Mar, Sylroede, De Boarn (ged.), en Nijdjip,
ontheffing nodig voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.
Voornoemde afstanden tot de kant van het water, gemeten tot de waterlijn op 0,52 m - NAP dienen te worden aangehouden. Voor waterlopen welke niet zijn aangegeven bedraagt deze afstand 5 m.
-
Verordeningen ten aanzien van aanleggen en ligplaats innemen van vaartuigen:
De aanwezigheid van aanlegplaatsen en ligplaatsen is in algemene zin in de daarvoor in aanmerking komende bestemmingen begrepen; de regeling ten aanzien van plaats, tijdsduur en dergelijke wordt nader bepaald in gemeentelijke verordeningen.
-
Waterschap:
Bij activiteiten waarbij ook belangen van het waterschap een rol spelen, vindt overleg plaats met het waterschap. De keur van het waterschap is onverminderd van toepassing.
-
Wegenverordening Friesland:
Ingevolgde de wegenverordening Friesland dienen de volgende afstanden tot de in de onderstaande genoemde wegen in acht te worden genomen:
-
30 meter tot de bestemmingsgrens van de bestemming ‘Verkeer – Wegverkeer’ voor zover het de A-32, N-31 en de N354 betreft;
-
25 meter tot de as van de overige met de bestemming ‘Verkeer – Wegverkeer’ aangegeven wegen;
-
10 m tot de as van de niet met een afzonderlijke bestemming aangegeven wegen.
-
Welstand:
De toetsing van bouwplannen, in het kader van het omgevingsvergunningenbeleid voor het bouwen, dient plaats te vinden op basis van voor dit gebied geldende welstandscriteria zoals die door de raad zijn vastgesteld.
Hoofdstuk 4 Hoofdstuk
Artikel 22 Overgangsrecht
22.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
22.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 23 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2008 Eerste partiële
herziening”.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 21 mei 2013