Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 23 Algemene bouwregels
De bouwgrenzen mogen, in afwijking van de bestemmingen in deze regels, uitsluitend worden overschreden door:
a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m;
Artikel 24 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in elk geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
c. het opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 25 Algemene aanduidingsregels
25.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop
25.1.1 Omschrijving gebiedsaanduiding
Ter plaatse van de gebiedsaanduidingen 'vrijwaringszone - molenbiotoop 1' en 'vrijwaringszone - molenbiotoop 2' gelden, naast de in de voorgaande bestemmingen gegeven regels, regels ter bescherming van openheid met het oog op een vrije windvang voor de molen.
25.1.2 Bouwregels
Om voor de molen vrije windvang te garanderen en het zicht op de molen veilig te stellen geldt dat:
a. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 1' geen nieuwe bebouwing met een grotere hoogte dan de stellinghoogte van de molen ten opzichte van N.A.P. (7,9 m +N.A.P.) mag worden opgericht;
b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 2' geen nieuwe bebouwing met een grotere hoogte dan 1/50 van de afstand gemeten tussen het bouwwerk en de voet van de molen vermeerderd met de stellinghoogte (7,9 m +N.A.P.) verminderd met 2 m, mag worden opgericht.
25.1.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en hoogte van de bebouwing voor zover de gronden zijn gelegen binnen de aanduidingen 'vrijwaringszone - molenbiotoop 1' en 'vrijwaringszone - molenbiotoop 2', teneinde aantasting van de vrije windvang voor de molen te voorkomen.
25.1.4 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, afwijken van:
- het bepaalde in lid 25.1.2 en toestaan dat hogere bouwwerken, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de vereniging 'De Hollandsche Molen'.
25.1.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 1':
a. het ophogen van gronden hoger dan de op grond van de in lid 25.1.2, onder a maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
b. het aanbrengen van opgaande beplanting hoger dan de op grond van de in lid 25.1.2, onder a maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in lid 25.1.2, onder a maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
2. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 2':
a. het ophogen van gronden hoger dan de op grond van de in lid 25.1.2, onder b maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
b. het aanbrengen van opgaande beplanting hoger dan de op grond van de in lid 25.1.2, onder b maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in 25.1.2, onder b maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken.
b. Het in artikel 25.1.5 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1. het normale onderhoud betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
c. De in artikel 25.1.5 genoemde vergunning kan slechts worden verleend na inwinning van advies van de vereniging 'De Hollandsche Molen'.
Artikel 26 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van het bepaalde voor de bouwhoogte van reclamemasten
b. de bestemmingsregels voor het realiseren, uitbreiden, veranderen en vernieuwen van kleinschalige milieuvoorzieningen van algemeen belang, zoals riolering en een bergbezinkbassin, mits:
1. de bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste 3,5 m zal bedragen;
2. de oppervlakte van de gebouwen ten hoogste 25 m2 zal bedragen;
c. de bestemmingsregels voor het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
d. de bestemmingsregels voor het overschrijden van de bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
e. de bestemmingsregels voor het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot ten hoogste 10 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van reclamemasten ten hoogste 6 m mag bedragen;
f. het bepaalde in de artikelen 7 (Groen) en 10 (Sport) voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van sport, recreatie of cultuur, zoals een kleedgebouw, dierenverblijf of kunstobject en daarmee vergelijkbare bouwwerken, mits:
1. het gebruik van de gebouwen en andere bouwwerken in relatie tot de (aard van de) directe omgeving niet hinderlijk van aard is;
2. de oppervlakte van de gebouwen en andere bouwwerken ten hoogste 20 m2 zal bedragen;
g. de bestemmingsregels voor het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het scheepvaartverkeer, de waterhuishouding, natuurbeheer of het recreatief (mede)gebruik van het water of aansluitende gronden, zoals brugwachtershuisjes, sanitaire voorzieningen, kademuren, afrasteringen en plankieren, mits:
1. de bouwhoogte van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3,5 m zal bedragen;
2. de oppervlakte van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 m2 zal bedragen;
h. de bestemmingsregels voor het vergroten van de maximale bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot ten hoogste 30 m, mits:
1. de noodzaak tot plaatsing wordt aangetoond;
2. bij de plaatsing wordt aangesloten bij bestaande verticale elementen, zoals bestaande masten of anderszins bestaande bouwwerken;
3. door de plaatsing de beeldkwaliteit van de omgeving niet wordt verstoord;
i. het bepaalde voor het vergroten van de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
2. de vergroting leidt tot een hoogte die ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.
Artikel 27 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
het plan wijzigen in die zin dat:
de bestemmingen Bedrijf en Detailhandel worden gewijzigd in de bestemmingen Tuin of Wonen - 1, mits:
-
de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;
b. de woonfunctie geen onevenredige afbreuk doet aan de ontwikkelingsmogelijkheden van functies in de omgeving, met name niet aan die van naburige bedrijven;
c. er voldoende parkeergelegenheid in de directe omgeving is;
d. de woningen op een adequate wijze worden ontsloten;
e. een goede stedenbouwkundige inpassing wordt gerealiseerd, waarbij wordt aangesloten op de ruimtelijke structuur en de kwaliteiten van de omgeving;
f. het aantal woningen niet toeneemt ten opzichte van het bestaande aantal;
g. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde.
Na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden zijn de regels van respectievelijk de artikelen 11 of 15 van toepassing.
27.1 Wro-zone - wijzigingsgebied 1
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 1' de bestemming wordt gewijzigd in Wonen – 1 en Tuin, mits:
- er maximaal één vrijstaande woning wordt gebouwd;
- niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd;
- de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt;
- de cultuurhistorische, landschappelijke en stedenbouwkundige waarden worden gerespecteerd en/of versterkt;
- indien sprake is van een zone langs een weg als bedoeld in de Wet geluidhinder, de geluidsbelasting van de gevel, vanwege de weg, niet meer bedraagt dan de hoogst toelaatbare waarde als bedoeld in de Wet geluidhinder;
- door middel van ecologisch onderzoek is aangetoond dat wordt voldaan aan het bepaalde in de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998;
- de overige benodigde milieuonderzoeken zijn uitgevoerd.
Na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van artikel 11 en 15 van overeenkomstige toepassing.
27.2 Wro-zone - wijzigingsgebied 2
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 2' de bestemming wordt gewijzigd in Wonen -1 en Tuin, mits:
- er maximaal één vrijstaande woning wordt gebouwd;
- niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd;
- de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt;
- aangesloten wordt bij de vorm en karakteristiek van de bestaande naastgelegen bebouwing;
- de cultuurhistorische, landschappelijke en stedenbouwkundige waarden (waarbij rekening wordt gehouden met de kenmerken van het authentieke dorpskarakter) worden gerespecteerd en/of worden versterkt;
- indien sprake is van een zone langs een weg als bedoeld in de Wet geluidhinder, de geluidsbelasting van de gevel, vanwege de weg, niet meer bedraagt dan de hoogst toelaatbare waarde als bedoeld in de Wet geluidhinder;
- door middel van ecologisch onderzoek is aangetoond dat wordt voldaan aan het bepaalde in de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998;
- de overige benodigde milieuonderzoeken zijn uitgevoerd.
Na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van artikel 11 en 15 van overeenkomstige toepassing.
27.3 Wro-zone - wijzigingsgebied 3
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 3' de bestemming wordt gewijzigd in Wonen – 1 en Tuin, mits:
- er maximaal één vrijstaande woning wordt gebouwd;
- niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd;
- de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt;
- de cultuurhistorische, landschappelijke en stedenbouwkundige waarden worden gerespecteerd en/of worden versterkt;
- de woning zorgvuldig ruimtelijk wordt ingepast (locatie dorpsrand);
- indien sprake is van een zone langs een weg als bedoeld in de Wet geluidhinder, de geluidsbelasting van de gevel, vanwege de weg, niet meer bedraagt dan de hoogst toelaatbare waarde als bedoeld in de Wet geluidhinder;
- door middel van ecologisch onderzoek is aangetoond dat wordt voldaan aan het bepaalde in de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998;
- de overige benodigde milieuonderzoeken zijn uitgevoerd.
Na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van artikel 11 en 15 van overeenkomstige toepassing.