Artikel 33 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 34 Algemene bouwregels
34.1 Woonschepen
Voor het bouwen van bergingen bij woonschepen gelden de volgende regels:
1. er mag per woonschip ten hoogste één berging worden gebouwd;
2. de oppervlakte van een berging mag ten hoogste 10 m2 bedragen;
3. de bouwhoogte van een berging mag ten hoogste 2 m bedragen.
34.2 Bebouwingsvrije zone
a. Binnen een afstand van 5 m gemeten vanaf de bestemmingsgrens van de bestemming Water mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van de bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en met uitzondering van de situatie bij ligplaatsen van woonschepen.
b. In afwijking van het bepaalde onder a dient voor het Reitdiep een bebouwingsvrije zone van 20 m te worden aangehouden, gerekend vanaf de oeverlijn, met uitzondering van de situatie bij ligplaatsen van woonschepen.
c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a, en worden toegestaan dat gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij het betreffende waterschap.
Artikel 35 Algemene gebruiksregels
35.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
a. het gebruik en laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie, met uitzondering van de in de bestemming toegelaten verblijfsrecreatie;
c. de opslag van materialen of goederen op het erf, anders dan voor het verwezenlijken van de bestemming;
d. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten (bouw)activiteiten en werken en werkzaamheden;
e. het storten van puin en afvalstoffen;
f. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
g. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen.
Artikel 36 Algemene aanduidingsregels
36.1 Speciale beschermingszone
Ter plaatse van de aanduiding ‘speciale beschermingszone’ geldt dat deze gronden zijn aangewezen als Natura 2000-gebied Waddenzee.
Voor de instandhoudingsdoelstellingen wordt verwezen naar het aanwijzingsbesluit.
De regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik zijn opgenomen in de bestemming Natuur.
36.2 Veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen
Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen’ gelden de volgende aanvullende regels.
36.2.1 Bouwregels
-
Binnen een afstand van 11 m uit het hart van de spoorlijn Groningen-Sauwerd, Sauwerd-Oosterhorn en Sauwerd-Eemshaven mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd.
-
Binnen een afstand van 11 m uit het hart van de spoorlijn Groningen-Sauwerd, Sauwerd-Oosterhorn en Sauwerd-Eemshaven is de bouw van beperkt kwetsbare objecten toegestaan mits:
1. er sprake is van zwaarwegende maatschappelijke, economische en/of planologische redenen;
2. is aangetoond dat er hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
c. De bouw van objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen is binnen de gehele zone van 30 m niet toegestaan.
36.2.2 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden gebouwen en/of terreinen te gebruiken als;
-
kwetsbaar object binnen een afstand van 11 m uit het hart van de spoorlijn Groningen-Sauwerd, Sauwerd-Oosterhorn en Sauwerd-Eemshaven;
-
object ten behoeve van minder zelfredzame personen.
36.3 Vrijwaringszone - molenbiotoop
36.3.1 Omschrijving gebiedsaanduiding
Ter plaatse van de aanduidingen ‘vrijwaringszone - molenbiotoop 1’ en ‘vrijwaringszone – molenbiotoop 2’ gelden, naast de in de voorgaande bestemmingen gegeven regels, regels ter bescherming van openheid met het oog op een vrije windvang voor de molen.
36.3.2 Bouwregels
Om voor de molen vrije windvang te garanderen en het zicht op de molen veilig te stellen geldt dat:
a. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop 1’ geen nieuwe bebouwing met een grotere hoogte dan de stellinghoogte van de molen ten opzichte van het N.A.P. mag worden opgericht;
b. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop 2’ geen nieuwe bebouwing met een grotere hoogte dan 1/50 van de afstand gemeten tussen het bouwwerk en de voet van de molen, vermeerderd met de stellinghoogte, verminderd met 2 m, mag worden opgericht.
36.3.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en hoogte van de bebouwing voor zover de gronden zijn gelegen binnen de aanduidingen ‘vrijwaringszone - molenbiotoop 1’ en ‘vrijwaringszone – molenbiotoop 2’, teneinde aantasting van de vrije windvang voor de molen te voorkomen.
36.3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, afwijken van:
- het bepaalde in lid 36.3.2 en toestaan dat hogere bouwwerken, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de vereniging ‘De Hollandsche Molen’. Het advies van de vereniging is bindend.
36.3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
1. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop 1’:
a. het ophogen van gronden hoger dan de op grond van de in lid 36.3.2, onder a maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
b. het aanbrengen van opgaande beplanting die in volwassen toestand hoger wordt dan de op grond van de in lid 36.3.2, onder a maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in lid 36.3.2, onder a maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
2. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop 2’:
a. het ophogen van gronden hoger dan de op grond van de in lid 36.3.2, onder b maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
b. het aanbrengen van opgaande beplanting die in volwassen toestand hoger wordt dan de op grond van de in lid 36.3.2, onder b maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in 36.3.2, onder b maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken.
b. Het in artikel 36.3.5 onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1. het normale onderhoud betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
c. De in artikel 36.3.5 onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend na inwinning van advies van de vereniging ‘De Hollandsche Molen’.
Artikel 37 Algemene afwijkingsregels
37.1 Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
a. de in het plan gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen;
b. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennemasten ten behoeve van telecommunicatie, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 40 m mag bedragen, met uitzondering van de gronden met de bestemming Natuur, Waarde - Beschermd dorpsgezicht, Waarde - Landschap, Waarde – Natuur, Waarde – Open gebied en Waarde – Wierde invloedszone, waar alleen antennemasten met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m mogen worden gebouwd, mits:
- wordt voorzien in een goede landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing;
Het bouwen van antennemasten dient tevens te worden getoetst aan het gemeentelijk antennebeleid;
c. het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 m bedraagt;
d. het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of --intensiteit daartoe aanleiding geven;
e. het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
f. het bepaalde in het plan ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en worden toegestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10 m, met dien verstande dat de hoogte van reclamemasten ten hoogste 6 m mag bedragen.
37.2 De onder lid 37.1, sub a bedoelde afwijkingsmogelijkheden gelden niet ten aanzien van:
- de hoogte van reclamemasten (ten hoogste 6 m),
- de ashoogte van windturbines (ten hoogste 15 m);
- het uitbreidingspercentage van de oppervlakte van gebouwen voor niet-agrarische functies (ten hoogste 20%);
- de maximale oppervlakte van woningen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen (ten hoogste 300 m2);
- de hoogte van antennemasten voor mobiele telecommunicatie (ten hoogste 40 m respectievelijk 5 m (in bestemming Natuur, Waarde - Beschermd dorpsgezicht, Waarde - Landschap, Waarde – Natuur, Waarde – Open gebied en Waarde – Wierde invloedszone).
37.3 De onder 37.1, sub b en c toegelaten bouwwerken mogen er niet toe leiden dat in gebieden, waarin geen bebouwing mag worden opgericht, zoals bebouwingsvrije zones, bebouwing wordt opgericht.
37.4 De onder 37.1 bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid.
Artikel 38 Algemene wijzigingsregels
38.1 Natuur
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming van gronden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) of die door Gedeputeerde Staten zijn aangewezen als ‘zoekgebied robuuste verbindingszone’ wordt gewijzigd in de bestemming Natuur, onder voorwaarde dat:
- het verwerven van gronden ten behoeve van natuurontwikkeling dient plaats te vinden op basis van vrijwilligheid;
- de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur en/of het verhogen van het grondwaterpeil niet mogen leiden tot beperkingen op aangrenzende landbouwgronden;
- het verhogen van het waterpeil in natuurgebieden pas aan de orde is als grotere aaneengesloten waterhuishoudkundig beheerbare gebieden zijn verworven;
- een bestemmingswijziging pas aan de orde is als de gronden zijn verworven ten behoeve van natuurontwikkeling of als de grondeigenaar een beschikking heeft voor particulier natuurbeheer.
38.2 Niet-agrarische bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Bedrijf, Horeca, Maatschappelijk, Recreatie - Recreatiewoning en Sport-Manege wijzigen ten behoeve van:
a. wonen;
b. aan het landelijk gebied gebonden niet-agrarische bedrijven;
c. een bedrijf behorend tot de milieucategorieën 1 en 2, alsmede behorend tot categorie 3.1 voor zover naar aard en invloed op de omgeving met de categorieën 1 en 2 gelijk te stellen bedrijvigheid van de publicatie Bedrijven en Milieuzonering van de VNG (zie Staat van bedrijven, bijlage 1);
d. recreatieve functies in de vorm van groepsaccommodaties, hotels en/of pensions;
e. maneges en pensionstallen.
Aan deze functiewijzigingen zijn de volgende voorwaarden verbonden:
- de activiteiten onder b tot en met e zijn uitsluitend toegestaan in combinatie met de woonfunctie;
- de activiteiten dienen plaats te vinden binnen de gebouwen;
- de bestaande maatvoering, die wordt bepaald door de goothoogte, dakhelling, nokhoogte, nokrichting en oppervlakte, blijft gehandhaafd, behoudens geringe uitwendige aanpassingen;
- er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven;
- er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het milieu, de kwaliteit van de bodem en het grond- en oppervlaktewater;
- er dient zorg te worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
- er mag geen onaanvaardbare verkeersaantrekkende werking ontstaan;
- de opslag van materialen of goederen op het terrein, anders dan voor het verwezenlijken van de bestemming, is uitgesloten;
- de vestiging van maneges is uitsluitend toegestaan in de nabijheid van kernen.
38.3 Karakteristieke sloot
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch binnen het gebied Middag-Humsterland, zoals begrensd op het kaartje dat is opgenomen in bijlage 3 bij deze regels, wijzigen in de bestemming Water – Karakteristieke sloot, met dien verstande dat:
-
van de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend gebruik gemaakt kan worden, indien toepassing is of wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 17 lid 5;
-
de aan te wijzen sloot wat betreft karakteristiek, profiel, eventueel na te verrichten aanpassingen, vergelijkbaar is met de te dempen of te vergraven sloot;
-
de aan te wijzen sloot bij voorkeur een historische sloot betreft, dan wel wordt hergraven op een plaats waar een sloot is geweest;
-
de lengte van de aan te wijzen sloot indien mogelijk vergelijkbaar is met de te dempen of te vergraven sloot;
-
voor de aan te wijzen sloot de in artikel 17 lid 5 bedoelde wijzigingsbevoegdheid weer wordt opgenomen.
Artikel 39 Overige regels
39.1 Natuurtoets
Bij toepassing van afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden en alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, dient te zijn aangetoond dat op voorhand redelijkerwijs is te verwachten dat:
- een Natuurbeschermingswetvergunning, indien vereist, kan worden verleend;
- een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet, indien vereist, kan worden verleend.
39.2 Aanvullende werking welstandscriteria
De in het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria, daaronder begrepen de welstandsnota voor het buitengebied.
39.3 Woonschepenverordening
Met uitzondering van de locaties en het aantal ligplaatsen zoals aangeduid op de bij besluit van 18 oktober 2005 van de raad van de gemeente Winsum vastgestelde kaart ‘Ligplaatsenkaart behorende bij de woonschepenverordening’, onderdeel uitmakend van de Woonschepenverordening, vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Winsum van 16 juni 2004, verzet het bestemmingsplan zich tegen het in openbaar vaarwater innemen van ligplaatsen voor woonschepen.
39.4 Watertoets
Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van de bouw- of gebruiksregels of voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, dan wel toepassing te geven aan een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening, dient de aanvraag te worden voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies in het kader van artikel 3.1.1 Bro.