29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘waarde – natuur’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van natuurlijke waarden in de vorm van een zeer belangrijk weidegebied dat dient als rust- en broedgebied voor weidevogels en dat van betekenis is voor de overwinterende en doortrekkende vogels.
29.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden op of in de als ‘waarde – natuur’ bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanbrengen van houtwallen en -singels, lijnvormige houtopstanden, uitgezonderd erfbeplanting;
- het afgraven en ophogen van gronden;
- het egaliseren van gronden;
- het graven en dempen van sloten en watergangen;
- diepploegen en mengwoelen van gronden;
- het wijzigen van het greppelsysteem.
b. Het onder a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
c. De omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend, indien is gebleken dat de onder a genoemde werken en werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een achteruitgang van de aanwezige natuurwaarden.