12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘recreatie – recreatiewoning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. jachthaven;
b. kampeerplaatsen (camping);
c. trekkershutten;
d. sport- en spelvoorzieningen en vaarrecreatieve voorzieningen;
e. recreatiewoningen;
f. wonen ten behoeve van het bedrijf, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden bedrijf of een bed and breakfast;
met de daarbij behorende:
g. bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning;
h. tuinen, erven, terreinen, waterlopen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, wegen, straten, paden en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. de totale vloeroppervlakte van de vanaf 17 juni 2009 aanwezige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van trekkershutten en recreatiewoningen, mag eenmalig met 20% worden vergroot, mits deze uitbreiding niet leidt tot een onevenredige aantasting van landschap, natuur en milieu en niet leidt tot verkeersoverlast;
2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, mogen ten hoogste 4,5 m respectievelijk 8 m bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
3. de oppervlakte van een trekkershut bedraagt ten hoogste 30 m2;
4. de bouwhoogte van een trekkershut bedraagt ten hoogste 3,5 m;
5. de oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt ten hoogste 80 m2.
b. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
1. per bedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
2. de goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk maximaal 4,5 m en 9 m, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen en mits wordt gebouwd in één bouwlaag met kap;
3. de bedrijfswoning moet zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling minimaal 30° en maximaal 60° dient te bedragen;
4. de oppervlakte van de bedrijfswoning inclusief de bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 300 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze groter is;
5. de goot- en bouwhoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 5,5 m, dan wel de bestaande hoogten indien deze hoger zijn;
6. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op het erf binnen 30 m uit een gevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met uitzondering van bestaande bijgebouwen die op een grotere afstand zijn geplaatst.
c. Voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte mag ten hoogste 3 m mag bedragen, met uitzondering van de bouwhoogte van reclamemasten die ten hoogste 6 m mag bedragen;
2. een steiger wordt evenwijdig aan de oeverlijn gebouwd en heeft een lengte respectievelijk een breedte van ten hoogste 4 m.
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het landschapsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
nadere eisen stellen aan:
- de afstand tussen de gebouwen. Hierdoor kan worden voorkomen dat het op geconcentreerd bouwen gerichte streven wordt aangetast;
- de afstand tot de weg;
- de plaats van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van gebouwen.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
a. het gebruik van de gronden en gebouwen voor permanente bewoning, met uitzondering van bedrijfswoningen;
b. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf, zodanig dat:
1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of bedrijf meer bedraagt dan een derde deel van de oppervlakte van de gebouwen op een bouwperceel, met een maximum oppervlakte van 50 m2;
2. de woonfunctie onevenredig wordt aangetast;
3. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, geen bewoner van de woning is;
4. er detailhandel plaatsvindt die geen verband houdt met het aan huis verbonden beroep of bedrijf;
5. de activiteiten qua aard, omvang en uitstraling niet passen in een woonomgeving;
6. de activiteiten meldingsplichtig zijn volgens het Activiteitenbesluit of vergunningplichtig als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
7. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving onevenredig toeneemt;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een bed and breakfast, zodanig dat:
1. het aantal kamers ten behoeve van bed and breakfast meer dan twee bedraagt;
2. het parkeren niet op eigen terrein plaatsvindt.