11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bestaande bos- en natuurgebieden;
b. behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
c. beeldentuin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘cultuur en ontspanning’;
d. ijsbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘ijsbaan’;
alsmede voor:
e. cultuurgrond met daarbij behorende paden en sloten;
f. extensieve dagrecreatie.
Het behoud en/of herstel en ontwikkeling van de natuurlijke waarden van de gronden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur wordt nagestreefd door middel van het behoud, herstel en ontwikkeling van de volgende natuurlijke waarden en ruimtelijke kenmerken:
- natuurlijke waarden:
- weidevogels;
- bloemrijke graslanden;
- vochtige en natte graslanden;
- riet en ruigtebegroeiingen langs natuurlijke waterlopen;
- overwinterende ganzen/eenden en steltlopers;
- ruimtelijke kenmerken:
- reliëf: voormalig dal van het Reitdiep;
- de openheid van het landschap;
- vrijwel ontbreken van bebouwing;
- dijkrestanten en laagten van de oude loop van het Reitdiep;
- kleinschalige onregelmatige blokverkaveling;
- bochtig verloop van wegen en waterlopen.
In de bestemming is de aanleg van nieuw bos niet begrepen.
11.2 Bouwregels
a. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat deze uitsluitend zijn toegestaan in relatie tot de in lid 11.1 omschreven bestemming, met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘cultuur en ontspanning’ 4 m mag bedragen.
11.3 Afwijken van de bouwregels
a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2, sub a, voor de bouw van beheergebouwen ten behoeve van het beheer van natuur- en landschapswaarden. Per 50 ha is maximaal één gebouw toegestaan. De daarbij geldende voorwaarden zijn:
- de maximale inhoud bedraagt 150 m³;
- er dient gebouwd te worden in één bouwlaag met kap;
- onder het begrip ‘beheergebouw’ is geen woning begrepen.
b. Bij de toepassing van de afwijking dient geen afbreuk te worden gedaan aan de in lid 11.1 omschreven waarden.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen, in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeervoorzieningen en de inrichting van visoevers;
- het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
- het graven en dempen van sloten en watergangen, met dien verstande dat alleen niet-karakteristieke sloten en watergangen kunnen worden gedempt;
- het vergroten of verkleinen van het doorstromingsprofiel van sloten en watergangen;
- het verwijderen van stuwen en dammen;
- het aanbrengen van drainage of wijzigen van het greppelsysteem.
b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft die het normale onderhoud tot doel hebben.
c. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
d. De onder a bedoelde vergunning mag geen afbreuk doen aan de in lid 11.1 omschreven waarden.
11.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming van gronden wordt gewijzigd in de bestemming Agrarisch, uitsluitend in geval van wijziging van de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur en/of grondtransacties in het kader van de natuurontwikkeling.