3.1 bestemmingsomschrijving
3.1.1 De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
bedrijfsactiviteiten tot en met maximaal categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan, zoals opgenomen in de bijlage van deze regels met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’ tevens watergerelateerde bedrijfsactiviteiten tot en met maximaal categorie 3.2 zijn toegestaan zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
volumineuze detailhandel in boten en motoren voor boten;
ondergeschikte detailhandel in artikelen ten behoeve van de watersport met een verkoopvloeroppervlakte van maximaal 100 m² per bouwperceel;
horeca in de categorieën 1 en 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met categorie 2’;
een uitkijktoren is toegestaan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein - uitkijktoren’;
zelfstandige kantoren zijn uitgesloten;
het percentage bruto vloeroppervlak kantoorhoudendheid per bouwperceel ten hoogste 50% bedraagt;
bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen zijn uitgesloten;
er maximaal 1 antennemast is toegestaan.
Op de gronden zijn eveneens toelaatbaar bij de bestemming behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, wegen, paden en/of verhardingen, water, bruggen en waterhuishoudkundige voorzieningen (zoals steigers).
3.2 bouwregels
Op de tot Bedrijventerrein bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels:
het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 70% bedraagt;
voor gebouwen geldt dat:
deze worden gebouwd binnen het bouwvlak;
de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ aangegeven bouwhoogte;
de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens op een bouwperceel minimaal 3 m bedraagt.
voor bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat de maximale bouwhoogte van:
de antennemast bedraagt 40 m;
bedrijfsinstallaties waaronder een botenlift, licht- en vlaggenmasten bedraagt 10 m;
de uitkijktoren ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein - uitkijktoren’ bedraagt 8 m;
erfafscheidingen bedraagt 2,5 m;
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt 6 m.
3.3 nadere eisen
Ten aanzien van het bedrijventerrein kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bebouwing ten behoeve van de:
milieusituatie;
sociale veiligheid;
verkeersveiligheid;
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gebouwen.
3.4 afwijking van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2 sub b onder 3 voor het bouwen van gebouwen tot in de zijdelingse perceelsgrens mits dit toelaatbaar is vanuit het oogpunt van bereikbaarheid, parkeergelegenheid en stedenbouw.
3.5 specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval verstaan:
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan:
detailhandel als bedoeld in artikel 3.1.1 onder b en c;
detailhandel in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen;
detailhandel in goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen, waarvan de verkoop een ondergeschikte nevenactiviteit vormt van de totale bedrijfsvoering;
het gebruik van bouwwerken ten behoeve van een bedrijfswoning;
het bouwen van windmolens en kassen.
3.6 afwijking van de gebruiksregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
artikel 3.1.1 sub a ten behoeve van bedrijfsactiviteiten uit een naast hoger gelegen categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijfsactiviteiten die niet in deze lijst zijn genoemd, maar die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de aangegeven categorieën, mits de activiteiten in vergelijking met de aangegeven categorieën geen grotere en/of onevenredige afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van naastgelegen gronden en het woon-, werk- en leefmilieu door hinder en/of gevaar;
artikel 3.1.1 sub b ten behoeve van detailhandel in brandstoffen voor de scheepvaart.
3.7 wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve het realiseren van maximaal een bedrijfswoning per bouwperceel indien aangetoond is dat de bedrijfswoning uit oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is. Tevens dient voldaan te worden aan de bepaling in de Wet geluidhinder dat de gevelbelasting als gevolg van verkeerslawaai niet hoger mag zijn dan 50 dB(A). Een bedrijfswoning mag een maximale inhoud hebben van 800 m³. |