gemeente: Zeewolde   status: Vastgesteld
plannaam: Harderhaven   datum: 02-12-2010
 

2 bestemmingsregels

 

Artikel 3 bedrijventerrein

 

3.1 bestemmingsomschrijving

 

3.1.1 De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:

      1. bedrijfsactiviteiten tot en met maximaal categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan, zoals opgenomen in de bijlage van deze regels met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’ tevens watergerelateerde bedrijfsactiviteiten tot en met maximaal categorie 3.2 zijn toegestaan zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

      2. volumineuze detailhandel in boten en motoren voor boten;

      3. ondergeschikte detailhandel in artikelen ten behoeve van de watersport met een verkoopvloeroppervlakte van maximaal 100 m² per bouwperceel;

      4. horeca in de categorieën 1 en 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met categorie 2’;

      5. een uitkijktoren is toegestaan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein - uitkijktoren’;

      6. zelfstandige kantoren zijn uitgesloten;

      7. het percentage bruto vloeroppervlak kantoorhoudendheid per bouwperceel ten hoogste 50% bedraagt;

      8. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen zijn uitgesloten;

      9. er maximaal 1 antennemast is toegestaan.

Op de gronden zijn eveneens toelaatbaar bij de bestemming behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, wegen, paden en/of verhardingen, water, bruggen en waterhuishoudkundige voorzieningen (zoals steigers).

3.2 bouwregels

Op de tot Bedrijventerrein bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels:

      1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 70% bedraagt;

      2. voor gebouwen geldt dat:

        1. deze worden gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ aangegeven bouwhoogte;

        3. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens op een bouwperceel minimaal 3 m bedraagt.

      3. voor bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat de maximale bouwhoogte van:

        1. de antennemast bedraagt 40 m;

        2. bedrijfsinstallaties waaronder een botenlift, licht- en vlaggenmasten bedraagt 10 m;

        3. de uitkijktoren ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein - uitkijktoren’ bedraagt 8 m;

        4. erfafscheidingen bedraagt 2,5 m;

        5. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt 6 m.

3.3 nadere eisen

Ten aanzien van het bedrijventerrein kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bebouwing ten behoeve van de:

      1. milieusituatie;

      2. sociale veiligheid;

      3. verkeersveiligheid;

      4. gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gebouwen.

3.4 afwijking van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2 sub b onder 3 voor het bouwen van gebouwen tot in de zijdelingse perceelsgrens mits dit toelaatbaar is vanuit het oogpunt van bereikbaarheid, parkeergelegenheid en stedenbouw.

3.5 specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval verstaan:

      1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan:

        1. detailhandel als bedoeld in artikel 3.1.1 onder b en c;

        2. detailhandel in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen;

        3. detailhandel in goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen, waarvan de verkoop een ondergeschikte nevenactiviteit vormt van de totale bedrijfsvoering;

      2. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van een bedrijfswoning;

      3. het bouwen van windmolens en kassen.

3.6 afwijking van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

      1. artikel 3.1.1 sub a ten behoeve van bedrijfsactiviteiten uit een naast hoger gelegen categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijfsactiviteiten die niet in deze lijst zijn genoemd, maar die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de aangegeven categorieën, mits de activiteiten in vergelijking met de aangegeven categorieën geen grotere en/of onevenredige afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van naastgelegen gronden en het woon-, werk- en leefmilieu door hinder en/of gevaar;

      2. artikel 3.1.1 sub b ten behoeve van detailhandel in brandstoffen voor de scheepvaart.

3.7 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve het realiseren van maximaal een bedrijfswoning per bouwperceel indien aangetoond is dat de bedrijfswoning uit oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is. Tevens dient voldaan te worden aan de bepaling in de Wet geluidhinder dat de gevelbelasting als gevolg van verkeerslawaai niet hoger mag zijn dan 50 dB(A). Een bedrijfswoning mag een maximale inhoud hebben van 800 m³.

Artikel 4 groen

 

4.1 bestemmingsomschrijving

 

4.1.1 De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. groenvoorzieningen (waaronder begrepen fiets- en voetpaden, toegangswegen en -paden naar percelen, water en waterberging, taluds);

      2. plantsoenen;

      3. steigers uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘aanlegsteiger’;

      4. verhardingen;

      5. beplanting;

      6. speelvoorzieningen;

      7. ontmoetingsplek;

      8. straatmeubilair;

      9. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;

      10. sluisbouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘sluis’.

4.2 bouwregels

 

4.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Op de tot Groen bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels:

      1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,5 meter bedragen;

      2. de bouwhoogte van steigers mag niet meer dan 4 meter bedragen;

      3. de bouwhoogte van palen en masten mag ten hoogste 6 meter bedragen;

      4. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 5 meter bedragen.

4.2.2 Afwijking

In afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.1 zijn ter plaatse van de aanduiding ‘sluis’ gebouwen toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 meter.

4.3 afwijking van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2 ten behoeve van een gebouw met dien verstande dat de inhoud van dit gebouw ten hoogste 100 m³ mag bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 4 meter mag bedragen.

Artikel 5 maatschappelijk

 

5.1 bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. maatschappelijke voorzieningen;

      2. verblijfsrecreatie in de vorm van mobiele kampeermiddelen uitsluitend ten behoeve van de bestemming;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, installaties (zoals een botenlift), verhardingen, wegen en paden, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding (zoals steigers), tuinen en erven.

5.2 bouwregels

Op de tot Maatschappelijk bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels:

      1. gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;

      2. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal de ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;

      3. de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 2,5 m, bouwhoogte van andere bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal 10 m.

5.3 specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval verstaan:

      1. het kamperen (artikel 5.1sub b) buiten de periode van 15 maart tot 1 november;

      2. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van een bedrijfswoning.

5.4 afwijking van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.3 en worden toegestaan dat kamperen buiten de periode van 15 maart tot 1 november ten hoogste twee maal per kalenderjaar is toegestaan gedurende een aaneengesloten periode van maximaal twee weken.

Artikel 6 recreatie - volkstuin

 

6.1 bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Volkstuin aangewezen gronden zijn bestemd voor volkstuinen.

6.2 bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1 m.

Artikel 7 tuin

 

7.1 bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. tuinen met daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, waaronder steigers;

      2. bebouwing ten behoeve van woonschepen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’.

7.2 bouwregels

 

7.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Op de tot Tuin bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels:

      1. de bouwhoogte van palen en masten mag ten hoogste 6 meter bedragen;

      2. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 1 meter bedragen.

7.2.2 Afwijking

In afwijking van het bepaalde in artikel 7.2.1 zijn ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ per woonschip gebouwen toegestaan die voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. goothoogte maximaal 3 m;

      2. bouwhoogte maximaal 6 m;

      3. oppervlakte maximaal 50 m2.

7.2.3 Uitzondering

In afwijking van het bepaalde in artikel 7.2.1 bedraagt ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ de bouwhoogte van:

      1. steigers maximaal 3 m;

      2. erf- en terreinafscheidingen maximaal 2,5 meter.

Artikel 8 verkeer - 2

 

8.1 bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. wegen, straten, paden, en pleinen met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie, parkeervoorzieningen en voet- en fietspaden, bermen, beplanting en straatmeubilair, met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zoals bruggen), water en groenvoorzieningen;

      2. een standplaats ten behoeve van ambulante handel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel - ambulante handel’;

      3. sluisbouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘sluis’;

      4. steigers uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘aanlegsteiger’;

      5. een nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding ´nutsvoorziening´;

      6. garageboxen ter plaatse van de aanduiding ‘garage’.

8.2 bouwregels

Op de tot Verkeer - 2 bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming met dien verstande:

      1. dat gebouwen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduidingen ´nutsvoorziening´ en ‘garage’, waarbij geldt dat:

        1. gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;

        2. de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 3 meter mag bedragen;

      2. dat de bouwhoogte van steigers ten hoogste 4 meter mag bedragen;

      3. dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer dan 9 meter mag bedragen.

Artikel 9 water

 

9.1 bestemmingsomschrijving

 

9.1.1 De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. water(-huishouding);

      2. scheepvaartverkeer;

      3. recreatie met dien verstande dat een jachthaven niet is toegestaan;

      4. beplantingen en verhardingen;

      5. ontvangst, berging en/of afvoer van water;

      6. instandhouding en onderhoud van de waterkering;

      7. aanlegplaats voor boten ten behoeve van de aangrenzende functie op de oever/kade, ter plaatse van de aanduiding ‘aanlegsteiger’;

      8. sluisbouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘sluis’;

      9. bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de aangrenzende bedrijfsfunctie ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - bedrijfsbouwwerken’;

      10. bij de bestemming behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers;

      11. aanlegplaats voor een vissersschip ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - vissersschip’.

9.1.2 De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘woonschepenligplaats’ zijn mede bestemd voor:

      1. het permanent afmeren van maximaal het ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal woonschepen’ aangegeven aantal woonschepen, met dien verstande dat:

        1. per (water)perceel maximaal 1 woonschip mag worden afgemeerd;

        2. de bouwhoogte van een woonschip niet meer bedraagt dan 5 m;

        3. per woonschip maximaal 1 ander vaartuig mag worden neergelegd met een lengte kleiner dan 14 m;

      2. aan huis verbonden beroepen;

een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals steigers.

9.2 bouwregels

Op de tot Water bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels:

      1. aanlegplaatsen zijn slechts toegestaan ter plaatse van de aanduidingen ‘aanlegsteiger’, ‘woonschepenligplaats’ en ‘specifieke vorm van bedrijf - vissersschip’;

      2. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van waterstaatkundige of recreatieve doeleinden maximaal 25 m² per gebouw bedraagt;

      3. de goothoogte van gebouwen ten behoeve van waterstaatkundige of recreatieve doeleinden maximaal 6 m bedraagt;

      4. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 4 m.

9.3 specifieke gebruiksregels

 

9.3.1 Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval verstaan:

      1. het gebruik van het water buiten de aanduiding ‘woonschepenligplaats’ als ligplaats voor woonschepen;

      2. het gebruik van een vaartuig, niet zijnde een woonschip, ten behoeve van permanente bewoning.

9.3.2 Medegebruik woning

Voor het medegebruik van een woning en/of de daarbij toegelaten aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep gelden de volgende gebruiksbepalingen:

      1. het gebruik is uitsluitend toegestaan aan de bewoner(-s) van de woning;

      2. het gebruik dient geen onevenredige parkeerdruk met zich mee te brengen;

      3. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefklimaat van de buurt;

      4. het ruimtebeslag dient van ondergeschikte betekenis te zijn, met dien verstande dat ten hoogste 30% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen tot een maximum van 50 m² mag worden aangewend ten behoeve van een aan een huis verbonden beroep.

      5. per bedrijfsuitoefening één reclame en/of naambord aan de gevel of op het bouwperceel is toegestaan van ten hoogste 0,50 m²;

      6. een kappersbedrijf is niet toegestaan;

      7. detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan.

9.4 afwijking van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.3 en het medegebruik van een woning en/of de daarbij toegelaten aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsuitoefening aan huis worden toegestaan, met dien verstande dat:

      1. de bedrijfsuitoefening aan huis uitsluitend is toegestaan aan de bewoner(-s) van de woning;

      2. uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan als genoemd in de categorieën 1 en 2 van de 'lijst van bedrijven aan huis' dan wel naar aard en omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen met de aangegeven categorieën;

      3. het ruimtebeslag van ondergeschikte betekenis dient te zijn, met dien verstande dat ten hoogste 30% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen tot een maximum van 50 m2 mag worden aangewend ten behoeve van de bedrijfsuitoefening aam huis;

      4. geen afbreuk mag worden gedaan aan het woon- en leefklimaat van de buurt;

      5. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich mee dient te brengen;

      6. per bedrijfsuitoefening één reclame en/of naambord aan de gevel of op het bouwperceel is toegestaan van ten hoogste 0,50 m²;

      7. detailhandelsactiviteiten niet zijn toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel.

Artikel 10 wonen - 1

 

10.1 bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, met daarbijbehorende:

      1. hoofdgebouwen;

      2. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

      3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

      4. erven;

      5. bijbehorende voorzieningen.

10.2 bouwregels

Op de tot Wonen - 1 bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels:

      1. Binnen het bouwvlak:

        1. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

        2. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

        3. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal de ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte.

      2. Buiten het bouwvlak:

Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen:

        1. buiten het bouwvlak zijn aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan met inachtneming van de onder 2 tot en met 6 genoemde bouwregels;

        2. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan bedraagt ten minste 1 meter;

        3. overkappingen mogen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan worden gebouwd;

        4. de gezamenlijke oppervlakte van de onder a genoemde bouwwerken bedraagt maximaal 50 m² met dien verstande het bebouwingspercentage per erf (inclusief bouwwerken geen gebouwen zijnde) ten hoogste 50% bedraagt;

        5. de goothoogte van de onder 1 bedoelde bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter;

        6. de bouwhoogte van de onder 1 bedoelde bouwwerken bedraagt maximaal 6 meter.

      1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

        1. buiten het bouwvlak zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan met inachtneming van de onder 2 en 3 genoemde bouwregels;

        2. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;

        3. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter met uitzondering van vlaggenmasten, hiervan bedraagt de bouwhoogte maximaal 6 meter.

10.3 afwijking van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10.2 onder a sub 3 en worden toegestaan dat de bouwhoogte, ten behoeve van de oprichting van een dakopbouw, wordt verhoogd, met dien verstande dat:

      1. de maximale bouwhoogte na realisatie van de dakopbouw ten hoogste 9 meter bedraagt;

      2. de dakopbouw 2 meter terugliggend ten opzichte van de bestaande voorgevel van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd;

      3. de dakopbouw 1 meter terugliggend ten opzichte van de bestaande achtergevel van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd.

10.4 specifieke gebruiksregels

Voor het medegebruik van een woning en/of de daarbij toegelaten aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep gelden de volgende gebruiksbepalingen:

      1. het gebruik is uitsluitend toegestaan aan de bewoner(-s) van de woning;

      2. het gebruik dient geen onevenredige parkeerdruk met zich mee te brengen;

      3. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefklimaat van de buurt;

      4. het ruimtebeslag dient van ondergeschikte betekenis te zijn, met dien verstande dat ten hoogste 30% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen tot een maximum van 50 m² mag worden aangewend ten behoeve van een aan een huis verbonden beroep.

      5. per bedrijfsuitoefening één reclame en/of naambord aan de gevel of op het bouwperceel is toegestaan van ten hoogste 0,50 m²;

      6. een kappersbedrijf is niet toegestaan;

      7. detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan.

10.5 afwijking van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10.1 en het medegebruik van een woning en/of de daarbij toegelaten aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsuitoefening aan huis worden toegestaan, met dien verstande dat:

      1. de bedrijfsuitoefening aan huis uitsluitend is toegestaan aan de bewoner(-s) van de woning;

      2. uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan als genoemd in de categorieën 1 en 2 van de 'lijst van bedrijven aan huis' dan wel naar aard en omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen met de aangegeven categorieën;

      3. het ruimtebeslag van ondergeschikte betekenis dient te zijn, met dien verstande dat ten hoogste 30% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen tot een maximum van 50 m² mag worden aangewend ten behoeve van de bedrijfsuitoefening aam huis;

      4. geen afbreuk mag worden gedaan aan het woon- en leefklimaat van de buurt;

      5. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich mee dient te brengen;

      6. per bedrijfsuitoefening één reclame en/of naambord aan de gevel of op het bouwperceel is toegestaan van ten hoogste 0,50 m²;

      7. detailhandelsactiviteiten niet zijn toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel.

Artikel 11 waterstaat - waterkering

 

11.1 bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

      1. de berging en afvoer van oppervlaktewater, sediment en ijs;

      2. de waterhuishouding;

      3. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, beplantingen en verhardingen.

11.2 bouwregels

Op de tot Waterstaat - Waterkering bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van waterstaatkundige doeleinden, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 3 m mag bedragen.

11.3 afwijking van de bouwregels

 

11.3.1 Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

      1. het bepaalde in lid 11.2 en worden toegestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen;

      2. het bepaalde in lid 11.2 en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 9 m mag bedragen.

11.3.2 De in lid onder a genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend:

      1. indien de waterstaatkundige belangen zich daartegen niet verzetten;

      2. nadat de dijkbeheerder daaromtrent is gehoord.