19.1 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;
b. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
c. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;
d. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 25 m mag bedragen, met dien verstande dat:
- de noodzaak voor plaatsing van de antenne is aangetoond waarbij het gedeelde gebruik van masten moet zijn overwogen;
- bebouwingsbeeld van de omgeving niet wordt verstoord;
- de antenne in de onmiddellijke nabijheid van hoge gebouwen en/of bouwwerken of langs grote infrastructurele lijnen (zoals hoogspanningsleidingen en (spoor)wegen) wordt geplaatst;
e. het bepaalde in het plan voor het bouwen van zendmasten voor radioamateurs tot een bouwhoogte van maximaal 15 m, met dien verstande dat het bebouwingsbeeld van de omgeving niet wordt verstoord.
19.2 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het oprichten van een kleinschalig verblijfsrecreatieterrein, met dien verstande dat:
- het aantal kampeermiddelen niet meer dan 15 bedraagt;
- het terrein uitsluitend gedurende de periode van 15 maart tot 31 oktober in gebruik is;
- geen stacaravans worden opgericht;
- de afstand ten opzichte van een ander kampeerterrein minimaal 500 m bedraagt;
- de afstand van het terrein tot de erfgrens van direct aangrenzende woningen minimaal 50 m bedraagt;
- het kampeerterrein direct grenst aan de woning van de beheerder;
- per terrein maximaal twee trekkershutten met een maximale oppervlakte van 20 m² zijn toegestaan. De twee trekkershutten worden in mindering gebracht op de 15 toegestane kampeermiddelen;
- permanente bewoning anders dan van dienstwoningen niet is toegestaan;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken als seksinrichting niet is toegestaan;
- een goede landschappelijke inpassing is gewaarborgd, ten behoeve waarvan burgemeester en wethouders bevoegd zijn nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van de kampeerplaatsen en landschappelijke inpassingen, onder andere door het aanbrengen van beplantingen.
19.3 De in lid 19.1 en lid 19.2 bedoelde ontheffingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
- de verkeersveiligheid;
- het bebouwingsbeeld.
|