16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'woongebied 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen;
b. openbare nutsvoorzieningen;
c. fiets- en voetpaden;
en tevens voor:
d. bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', alsmede voorzover betrekking hebbend op woningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie f', 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie g' en 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie h' tevens voor bedrijven, mits:
- deze bedrijven wat betreft geur, stof, geluid en gevaar toelaatbaar zijn naast woningen, dan wel indien van de bestaande bedrijven de bestaande bedrijfsvoering blijft gehandhaafd;
- de uitbreiding is beperkt tot 110% van de bestaande oppervlakte van het hoofdgebouw en bijgebouwen;
e. horeca, voorzover betrekking hebbend op woningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie h';
en ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' tevens voor:
f. weg met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden.
De gronden zijn tevens bestemd voor maatschappelijke voorzieningen en kantoren, voorzover betrekking hebbend op woningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie f', 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie g' en 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie h'.
Uitgegaan wordt van parkeren op het erf behorende bij een woning.
De bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie e' dient te zijn gesitueerd in het verlengde van het Westerdiep ter benadrukking van de kortsluiting in het dubbele kanaalsysteem. De inrichting van het sluisgebied en de architectuur van de gebouwen dienen recht te doen aan de herkenbaarheid van het dubbele kanaalsysteem en het zicht op de Nulwijk.
Naast het uitgangspunt dat bij de inrichting van het plangebied wordt gestreefd naar optimalisering van duurzaamheidsprincipes, geldt als uitgangspunt dat bestaande groen- en waterstructuren worden versterkt.
In de bestemming zijn inrichtingen bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder niet begrepen.
Onder bedrijfsactiviteiten wordt detailhandel uitsluitend begrepen voorzover deze is aan te merken als rechtstreeks voortvloeiend uit de activiteiten van het bedrijf en daaraan ondergeschikt is.
Openbare nutsvoorzieningen dienen zodanig te worden gesitueerd en/of ingepland, dat de directe (woon)omgeving in voldoende mate wordt gevrijwaard van visuele en andere hinder.
De toelaatbaarheid van bedrijven met het oog op het woon- en leefklimaat wordt bepaald aan de hand van de bij de regels gevoegde Staat van bedrijven. Bedrijven die wat betreft geur, stof, gevaar en geluid vergelijkbaar zijn met de bedrijven genoemd in categorie 1, zijn zonder meer toelaatbaar.
Voorzover een bedrijf niet of in een naast hogere categorie in de Staat van bedrijven voorkomt, dan wel daarmee vergelijkbaar is, gaan burgemeester en wethouders bij een verzoek om ontheffing na of het betreffende bedrijf, naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woningen, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, gevaar en geluid kan worden gelijkgesteld met de bedrijven genoemd in categorie 1 van de Staat van bedrijven.
Met dien verstande dat tevens toelaatbaar is het houtverwerkingsbedrijf en de bruidsboetiek aan de Sportterreinstraat 7, uitsluitend overeenkomstig de bedrijfsvoering zoals neergelegd in de melding Wet milieubeheer van 10 maart 1997.
16.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van hoofdbouwvolume gelden de volgende regels:
1. het aantal woningen bedraagt niet meer dan 182;
2. voor de woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie a' gelden de volgende regels:
a. de woningen worden vrijstaand of twee aaneen gebouwd;
b. de voorgevel van de woningen wordt in, of maximaal 3 m achter, de ter plaatse aangeduide 'gevellijn' gebouwd;
c. de afstand van een niet aangebouwde gevel van een woning tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 5 m, dan wel de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelgrens indien deze afstand minder bedraagt;
d. de goothoogte bedraagt ten hoogste 6 m;
e. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 10 m, met dien verstande dat bij toepassing van een lessenaarsdak de bouwhoogte maximaal 8 m bedraagt;
f. de afstand van de woning tot de achterperceelgrens bedraagt minimaal 10 m;
3. voor de woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie b' gelden de volgende regels:
a. de woningen worden vrijstaand gebouwd;
b. de voorgevel van de woningen wordt in, of maximaal 3 m achter de ter plaatse aangeduide 'gevellijn' gebouwd;
c. de afstand van een niet aangebouwde gevel van een woning tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 5 m;
d. de goothoogte bedraagt ten hoogste 7 m;
e. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 10 m, met dien verstande dat bij de toepassing van een lessenaarsdak de bouwhoogte maximaal 8 m bedraagt;
f. de woningen worden gebouwd in een strook van 13 m gemeten vanuit de ter plaatse aangeduide 'gevellijn';
4. voor de woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie c' gelden de volgende regels:
a. de woningen worden vrijstaand gebouwd;
b. de woningen worden binnen het bouwvlak gebouwd, met dien verstande dat de voorgevel van de woningen in de ter plaatse aangeduide 'gevellijn' wordt gebouwd;
c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 7,5 m;
d. de afstand tussen de woningen bedraagt ten minste 7 m;
5. voor de woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie d' gelden de volgende regels:
a. de woningen worden vrijstaand gebouwd;
b. de voorgevel van de woningen wordt in de ter plaatse aangeduide 'gevellijn' gebouwd;
c. de afstand van een woning tot beide zijdelingse perceelgrenzen bedraagt gezamenlijk ten minste 12 m, met dien verstande dat de afstand tot een van de zijdelingse perceelgrenzen minimaal 5 m bedraagt;
d. de goothoogte bedraagt ten hoogste 6 m;
e. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 10 m, met dien verstande dat bij de toepassing van een lessenaarsdak, waarvan de nokrichting haaks op de weg is geprojecteerd, de bouwhoogte maximaal 10,5 m bedraagt;
f. de woningen worden gebouwd in een strook van 12 m gemeten vanuit de ter plaatse aangeduide 'gevellijn';
6. voor de woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie e', ‘specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie g’ en 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie h’ gelden de volgende regels:
a. de gebouwen worden binnen een bouwvlak gebouwd;
b. de woningen worden vrijstaand, aaneen of in gestapelde bouwvorm gebouwd;
c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 13 m;
7. voor de woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie f' gelden de volgende regels:
a. de gebouwen worden binnen een bouwvlak gebouwd;
b. de woningen worden in gestapelde bouwvorm gebouwd;
c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 16 m;
d. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg' geldt dat woningen die binnen de 48 dB-geluidszone wegverkeer worden gebouwd en waarvan de vloer meer dan 11 m boven peil is gelegen, moeten worden voorzien van een dove gevel. Dit is een gevel (daaronder ook begrepen het dak) die bestaat uit een constructie zonder te openen delen en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en een binnenniveau van 33 dB;
8. voor de woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie i' gelden de volgende regels:
a. de woningen worden vrijstaand of twee aaneen gebouwd;
b. de voorgevel van de woningen wordt in de ter plaatse aangeduide 'gevellijn' gebouwd;
c. de afstand van een niet-aangebouwde gevel van een woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m. Deze bepaling is niet van toepassing in die gevallen waarbij, conform het gestelde onder 6, een zijgevel in de ter plaatse aangeduide 'gevellijn' wordt gebouwd;
d. de goothoogte bedraagt ten hoogste 6 m;
e. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 10 m, met dien verstande dat bij toepassing van een lessenaarsdak de bouwhoogte maximaal 8 m bedraagt;
f. de afstand van de woning tot de achterperceelsgrens bedraagt minimaal 10 m;
9. voor de woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie j' gelden de volgende regels:
a. de woningen worden aaneen gebouwd;
b. de gebouwen worden binnen een bouwvlak gebouwd;
c. de voorgevel van de woningen wordt in de ter plaatse aangeduide 'gevellijn' gebouwd;
d. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 15 m;
10. voor de woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie k' en 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie l' gelden de volgende regels:
a. de woningen worden vrijstaand gebouwd;
b. de gebouwen worden binnen een bouwvlak gebouwd;
c. de voorgevel van de woningen wordt in de ter plaatse aangeduide 'gevellijn' gebouwd;
d. de goothoogte bedraagt ten hoogste 6 m;
e. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 10 m, met dien verstande dat bij toepassing van een lessenaarsdak de bouwhoogte maximaal 8 m bedraagt;
f. de afstand van een niet aangebouwde gevel van een woning tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 5 m;
g. de afstand van de woning tot de achterperceelgrens bedraagt minimaal 10 m;
h. in aanvulling op het bepaalde onder a tot en met g geldt voor de woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie l', dat de afstand van een woning tot de beide zijdelingse perceelsgrenzen gezamenlijk ten minste 12 m bedraagt, met dien verstande dat de afstand tot een van de zijdelingse perceelgrenzen minimaal 5 m bedraagt;
11. aan- en uitbouwen dienen aan het hiervoor gestelde te voldoen, dan wel aan het gestelde onder b.
b. Voor het bouwen van bijbouwvolume bij woningen gelden de volgende regels:
1. de gezamenlijke oppervlakte, inclusief de oppervlakte aan bijbouwvolume dat niet voldoet aan het bepaalde voor woningen, bedraagt niet meer dan 50 m², met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bouwperceel wordt bebouwd, met uitzondering van de woning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 135 m² bedraagt;
2. het bijbouwvolume dient ten minste 6 m achter de ter plaatse aangeduide 'gevellijn' te worden gebouwd;
3. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 6 m;
4. de afstand van het bijbouwvolume tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 2 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
5. in afwijking van en in aanvulling op het bepaalde onder 1 tot en met 4 geldt voor de woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie a' dat de afstand van het bijbouwvolume tot de achterperceelgrens en de zijdelingse perceelgrens aan de wegzijde ten minste 5 m bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
6. in afwijking van en in aanvulling op het bepaalde onder 1 tot en met 4 geldt voor de woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie b' dat het bijbouwvolume wordt gebouwd in een strook van maximaal 15 m gemeten vanuit de ter plaatse aangeduide 'gevellijn' en dat de afstand tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5 m bedraagt;
7. in afwijking van het bepaalde onder 1 tot en met 4 geldt voor de woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie c' dat het bouwen van bijbouwvolume niet is toegestaan;
8. in afwijking van en in aanvulling op het bepaalde onder 1 tot en met 4 geldt voor de woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie d' dat bijbouwvolume aan één zijde tot in de zijdelingse perceelgrens en tot op het verlengde van de voorgevel van de woning mag worden gebouwd;
9. in afwijking van en in aanvulling op het bepaalde onder 1 tot en met 4 geldt voor de woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie i' dat bijbouwvolume in de zijdelingse perceelsgrens grenzend aan de bestemming Groen mag worden gebouwd;
10. in afwijking van en in aanvulling op het bepaalde onder 1 tot en met 4 geldt voor de woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie j' dat de afstand van het bijbouwvolume tot de achterperceelsgrens en de zijdelingse perceelsgrens aan de wegzijde ten minste 5 m bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
11. in afwijking van en in aanvulling op het bepaalde onder 1 tot en met 4 geldt voor de woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie l' dat bijbouwvolume aan één zijde tot in de zijdelingse perceelsgrens en tot het verlengde van de voorgevel van de woning mag worden gebouwd.
c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte bedraagt op tuinen en erven niet meer dan 5 m;
2. de oppervlakte aan overkappingen bij woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie c' mag ten hoogste 22 m² bedragen en de oppervlakte aan overkappingen bij de overige woningen dient te worden meegerekend bij de gezamenlijke oppervlakte van bijbouwvolume zoals genoemd onder lid 16.2, sub b;
3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt.
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
a. de situering van de woningen en bijbouwvolume;
b. de situering van nutsvoorzieningen;
c. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m;
d. de situering van uitritten;
e. de situering van steigers;
f. de diepte van de bouwstrook.
16.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
ontheffing verlenen van het bepaalde in:
a. lid 16.2, sub a, onder 1:
tot een maximum aantal van 199 woningen met dien verstande dat dit aantal moet passen binnen het gemeentelijk en provinciaal volkshuisvestingsbeleid.
b. lid 16.2, sub b, onder 1:
tot een oppervlakte van 80 m², met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bouwperceel wordt bebouwd en de ontheffing niet kan worden gehanteerd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsdifferentiatie d';
c. lid 16.2, sub b, onder 2:
voor het bouwen van bijbouwvolume tot op het verlengde van de voorgevel van de woningen.
16.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving,
16.6 Ontheffing van de gebruiksregels
a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de gebruiksregels voor de vestiging van bedrijven, genoemd in een naast hogere categorie en bedrijven die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar daarmee kunnen worden gelijkgesteld.
b. Burgemeester en wethouders kunnen, mits:
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de verkeersveiligheid;
- geen extra parkeervoorzieningen buiten het eigen bouwperceel noodzakelijk zijn;
ontheffing verlenen van de gebruiksregels voor het gebruik van woningen voor aan huis gebonden beroepen tot een maximum van 30% van het gezamenlijk oppervlak van de woning en het bijbouwvolume tot een maximum van 50 m².