Externe
Veiligheid
Aan de productie, het
gebruik, de opslag en het
transport van bepaalde
stoffen (bv. chloor, ammoniak,
benzine, kerosine,
LPG, etc.) zijn risico’s verbonden,
zoals brand,
explosies, giftigheid. De risico’s worden
door twee factoren
bepaald, namelijk de kans dat
zich een ongeval
voordoet en de effecten van dat
ongeval. Het externe
veiligheidsbeleid is ervoor om
de risico’s te
beheersen of te verminderen. Daarnaast
bestaat ook beleid dat
gericht is op de vermindering
van risico’s door het
vliegverkeer.
Voor de beoordeling
van risico’s worden twee
risicomaten gebruikt,
namelijk het plaatsgebonden
risico (PR) en het
groepsrisico (GR). Het PR geeft de
kans per jaar aan dat
een persoon op die plaats
overlijdt als
rechtstreeks gevolg van een ongeval bij
een risicovolle
activiteit, als die persoon zich een heel
jaar lang 24 uur per
dag op die plaats bevindt.
Het GR houdt in de
kans dat per jaar in één keer een
groep van tenminste
een vooraf bepaalde grootte het
slachtoffer wordt van
een ongeval.
In 2003 zullen er voor
het PR wettelijke normen
worden vastgelegd die
in de externe veiligheid al
vele jaren worden
gehanteerd. Voor nieuwe situaties
geldt als maximaal
toelaatbaar niveau een kans van
één op één miljoen per
jaar. Op termijn gaat deze
norm ook gelden voor
bestaande situaties.
Voor het GR geldt
vooralsnog een oriënterende
waarde met een
groepsrisico dat onder de lijn van
één op de 100.000 voor
10 slachtoffers en één op de
10.000.000 voor 100
slachtoffers rond inrichtingen en
spoorwegemplacementen
ligt. Voor transportrisico’s
zijn deze waarden per
kilometer tracé één op de
10.000 voor 10
slachtoffers en één op de 1.000.000
voor 100
slachtoffers.
Voor risicogevoelige
bestemmingen is het belangrijk
te weten waar deze
zich bevinden, zodat risico-
bronnen en deze
bestemmingen zoveel mogelijk
worden
gescheiden.
Rond de luchthaven
Schiphol zijn door het Rijk
risicocontouren
aangegeven. Voor het vliegveld
Hilversum zijn deze
contouren nog niet bekend,
maar dit zal in de
nabije toekomst worden geregeld.
Bezien wordt of het
veiligheidsbeleid rond Schiphol
voor de kleine
luchtvaart consequenties, in de zin
van risicocontouren,
kent.
Enkele bedrijven,
waarvoor wij bevoegd zijn tot
verlening van
vergunningen, hebben hoeveelheden
gevaarlijke stoffen in
opslag, productie of gebruik.
Rondom deze bedrijven
is dan ook sprake van een
veiligheidscontour.
Deze contouren leggen
beperkingen op aan de
functies en bestemmingen.
Verder zijn er
bedrijven waarvoor het Rijk, de
gemeente of het
waterschap bevoegd gezag is.
Ook voor deze
bedrijven geldt dat de veiligheids-
contouren ruimtelijke
beperkingen opleggen. Met
deze
veiligheidscontouren dient daarom in de
bestemmingsplannen
rekening te worden gehouden.
Langs de
transportassen en buisleidingen die
gevaarlijke stoffen
vervoeren toetsen wij ruimtelijke
plannen aan de normen
voor externe veiligheid.
Wij beoordelen daarbij
of bebouwing gewenst is
binnen 200 meter vanaf
de transportas. Buiten de
200 meter van de
transportas zijn in principe geen
restricties, maar
zullen wij voor objecten met hoge
dichtheid van personen
afwegen of de bouw hiervan
gewenst is. Dit in
verband met een mogelijke over-
schrijding van het
groepsrisico.
Ruimtelijke
beperkingen voortkomend uit de
wetgeving voor
geluid, luchtverontreiniging en
externe
veiligheid
De stiltegebieden en
de ruimtelijke beperkingen ten
gevolge van de
geluidszones rond de industrie zijn
op de kaart:
milieubeschermingsgebieden, geluids-
en veiligheidszones en
technische infrastructuur,
aangegeven.
Rond de grote
chemische inrichtingen in het gebied
gelden ook vanuit
externe veiligheid forse afstand-
beperkingen rond de
bron. In de meeste gevallen
zullen de geluidszones
echter het meest bepalend
zijn voor de
ruimtelijke beperkingen.
Ook veel kleinere
inrichtingen leveren risico’s voor