Veel van het landschap
in Noord-Holland Noord is door mensenhanden gemaakt. We rijden nu door
polders die vroeger
meren waren. We verbouwen tulpen waar eeuwen geleden haring zwom. Door
bijna onvoorstelbare
metamorfoses is dit landschap gevormd, in een continue dynamiek. Deze
dyna-
miek gaat door om
antwoord te geven op de wensen die er zijn en problemen die de komende
decennia
op ons afkomen. Deze
problemen hebben we vertaald in regionale problemen. We geven met dit Ont-
wikkelingsbeeld
richting en duidelijkheid over de oplossingen van die problemen. In hoofdstuk
2
komen we hier op
terug.
Dit Ontwikkelingsbeeld
kent meerdere dimensies. Het is niet opgesteld vanuit één blikveld.
Natuurlijk
zijn wonen, werken en
bereikbaarheid belangrijke thema’s, maar leefbaarheid, identiteit en de
aan-
trekkingskracht van de
regio heeft ook alles te maken met een gewogen balans tussen welvaarts- en
welzijnselementen.
Uiteindelijk bepaalt deze balans de kwaliteit van de omgeving. Iedereen heeft
een
andere beleving bij
het begrip ruimtelijke kwaliteit. Vandaar dat het ook belangrijk is dit zoveel
mogelijk
te objectiveren.
‘Kwaliteit van de
ruimte’ loopt als een rode draad door het Ontwikkelingsbeeld. Maar wat versta
je
daaronder en hoe
realiseer je dit? In de gebieden waar ontwikkeling en ingrepen in de
ruimtelijke
ordening worden
toegestaan is het maken van een Beeldkwaliteitsplan (BKP) verplicht. In dit,
door
gemeenten zelf op te
stellen, plan worden uitgangspunten opgenomen voor de kwaliteitsdimensies
waar planontwikkelaars
zich aan dienen te houden en die wij zullen beoordelen. Juist het oog
hebben
voor bijvoorbeeld
bebouwingskarakteristieken, landschappelijke inpassing,
woningbouwdifferentiatie,
cultuurhistorie en
ruimtelijke verscheidenheid dienen in het BKP te zijn uitgewerkt en bepalend te
zijn
voor de uitvoering.
Hiervoor gestelde criteria dienen objectief te kunnen worden beoordeeld om
onszelf
en planontwikkelaars
juridische duidelijkheid te geven.
Wij, als provinciale
overheid, zijn bij uitstek ook de overheidslaag om de vaak sectorale
beleidslijnen
vanuit het Rijk in
samenhang bij elkaar te brengen en hierin een praktische benadering te volgen
zodat
de mogelijkheden voor
uitvoering groter worden. Hierbij werken wij vanuit de behoefte en wensen
die
partners in de regio
aangeven. Juist het Ontwikkelingsbeeld is hiermee het integratiekader voor
het
brede ruimtelijk
relevante beleid. Geen plan waarin alleen de aandacht is gevestigd op ‘bakstenen
en
asfalt’, maar waar
ruimte is voor bovenstaande dimensies die kwaliteit aan de ruimtelijke
inrichting
toekennen. In
hoofdstuk 3 vindt de integratie plaats van sectorale beleidslijnen met daarbij
een
ruimtelijke vertaling
in woord en beeld van de consequenties van die integratie. In hoofdstuk 5
geven
we het beleid weer
voor het bestaand stedelijk gebied, de zoekgebieden en de
uitsluitingsgebieden.