Artikel 30 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 31 Algemene gebruiksregels
31.1 Toegestaan gebruik
Het gebruik van het hoofdgebouw van woningen en bedrijfswoningen voor het verlenen van mantelzorg is toegestaan.
31.2 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
a. het gebruik en laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
b. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
c. het gebruik van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties, en horecaterreinen en/of standplaatsen voor detailhandel, indien die activiteiten een aaneengesloten periode van meer dan 14 dagen omvatten;
d. het storten van puin en afvalstoffen;
e. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
f. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen.
Artikel 32 Algemene aanduidingsregels
32.1 Afvalwaterleiding
32.1.1 Bestemming
De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘afvalwaterleiding’ zijn mede bestemd voor het transport van afvalwater.
32.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
- het aanbrengen van diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
- het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.
b. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
- het normale onderhoud ten aanzien van de leiding of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen.
c. Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding.
32.2 Geluidzone – industrie
32.2.1 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, mogen op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone – industrie’ geen geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in de Wet geluidhinder worden gebouwd, dan wel het gebruik van gebouwen ten behoeve van niet-geluidsgevoelige functies worden omgezet in het gebruik van gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige functies.
32.2.2 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
a. de aanduiding ‘geluidzone – industrie’ wordt verwijderd, mits de betreffende activiteit ter plaatse is beëindigd.
32.3 Veiligheidszone – bevi
32.3.1 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, mogen op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – bevi’ geen kwetsbare objecten worden gebouwd.
De bouw van beperkt kwetsbare objecten op gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – bevi’, is toegestaan indien er sprake is van zwaarwegende maatschappelijke, economische en/of planologische redenen en mits is aangetoond dat er hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
32.3.2 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
a. de aanduiding ‘veiligheidszone – bevi’ wordt verwijderd, mits de betreffende risicovolle activiteit ter plaatse is beëindigd;
b. de aanduiding ’veiligheidszone – bevi’ voor een risicovolle inrichting wordt gewijzigd (verkleind), mits:
1. voor de risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend of gewijzigd;
2. de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
3. zich binnen de gewijzigde zone geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten bevinden.
32.4 Veiligheidszone - leiding
32.4.1 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, gelden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – leiding’ de volgende regels:
a. er mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd;
b. de bouw van beperkt kwetsbare objecten is toegestaan mits:
1. er sprake is van zwaarwegende maatschappelijke, economische en/of planologische redenen;
2. is aangetoond dat er hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen;
3. de leidingbeheerder om advies is gevraagd.
32.4.2 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
a. de aanduiding ‘veiligheidszone – leiding’ wordt verwijderd, mits de betreffende aardgascondensaatleiding is verlegd, verwijderd of buiten gebruik is gesteld.
b. de aanduiding ’veiligheidszone – leiding’ voor de aardgascondensaatleiding wordt gewijzigd (verkleind), mits door maatregelen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar is gereduceerd.
32.5 Veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen
Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen’ gelden de volgende aanvullende regels.
32.5.1 Bouwregels
a. Binnen een afstand van 20 meter uit het hart van de N46 en binnen een afstand van 11 meter uit het hart van de spoorlijn mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd;
b. Binnen een afstand van 20 meter uit het hart van de N46 en binnen een afstand van 11 meter uit het hart van de spoorlijn is de bouw van beperkt kwetsbare objecten toegestaan, mits:
- sprake is van zwaarwegende maatschappelijke, economische en/of planologische redenen;
- is aangetoond dat er hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen;
c. de bouw van objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen is niet toegestaan.
32.5.2 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden gebouwen en/of terreinen te gebruiken als:
- kwetsbaar object binnen een afstand van 20 meter uit het hart van de N46 en binnen een afstand van 11 meter uit het hart van de spoorlijn;
- object ten behoeve van minder zelfredzame personen.
32.6 Vrijwaringszone – molenbiotoop
32.6.1 Omschrijving gebiedsaanduiding
Ter plaatse van de gebiedsaanduidingen ‘vrijwaringszone - molenbiotoop 1’ en ‘vrijwaringszone – molenbiotoop 2’ gelden, naast de in de voorgaande bestemmingen gegeven regels, regels ter bescherming van openheid met het oog op een vrije windvang voor de molen.
32.6.2 Bouwregels
Om voor de molen vrije windvang te garanderen en het zicht op de molen veilig te stellen geldt dat:
a. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop 1’ geen nieuwe bebouwing met een grotere hoogte dan de stellinghoogte van de molen ten opzichte van het N.A.P mag worden opgericht;
b. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop 2’ geen nieuwe bebouwing met een grotere hoogte dan 1/50 van de afstand gemeten tussen het bouwwerk en de voet van de molen vermeerderd met de stellinghoogte, verminderd met 2 meter, mag worden opgericht.
32.6.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en hoogte van de bebouwing voor zover de gronden zijn gelegen binnen de aanduidingen ‘vrijwaringszone - molenbiotoop 1’ en ‘vrijwaringszone – molenbiotoop 2’, teneinde aantasting van de vrije windvang voor de molen te voorkomen.
32.6.4 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, afwijken van:
- het bepaalde in lid 32.6.2 en toestaan dat hogere bouwwerken, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de vereniging ‘De Hollandsche Molen’.
32.6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
1. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop 1’:
a. het ophogen van gronden hoger dan de op grond van de in lid 32.6.2, onder a maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
b. het aanbrengen van opgaande beplanting die in volgroeide toestand hoger is dan de op grond van de in lid 32.6.2, onder a maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in lid 32.6.2, onder a maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
2. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop 2’:
a. het ophogen van gronden hoger dan de op grond van de in lid 32.6.2, onder b maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
b. het aanbrengen van opgaande beplanting die in volgroeide toestand hoger is dan de op grond van de in lid 32.6.2, onder b maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in 32.6.2, onder b maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken.
b. Het in artikel 32.6.5 onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1. het normale onderhoud betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
c. De in artikel 32.6.5 onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend na inwinning van advies van de vereniging ‘De Hollandsche Molen’.
32.7 Vrijwaringszone – vaarweg
32.7.1 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden bestemmingen geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – vaarweg’:
- geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, met uitzondering van de bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- de bouw van objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen niet is toegestaan.
32.7.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 32.7.1, en toestaan dat gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
a. de bouwregels van de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen dit mogelijk maken;
b. het geen objecten betreft ten behoeve van minder zelfredzame personen binnen de zone van 25 meter gemeten vanaf de boveninsteek van de watergang;
c. vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de vaarweg omtrent de vraag of dit uit een oogpunt van doelmatig beheer en onderhoud bezwaren oplevert.
32.7.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden gebouwen en/of terreinen te gebruiken als object ten behoeve van minder zelfredzame personen.
Artikel 33 Algemene afwijkingsregels
33.1 Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
a. de in het plan gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen;
b. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennemasten ten behoeve van telecommunicatie, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 40 meter mag bedragen, met uitzondering van de gronden met de bestemming Natuur, Bos, Waarde - Geomorfologie, Waarde - Invloedsgebied wierden en Waarde – Landschap, waar alleen antennemasten met een bouwhoogte van ten hoogste 5 meter mogen worden gebouwd, mits:
- wordt voorzien in een goede landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing;
c. het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 meter bedraagt;
d. het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
e. het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
f. het bepaalde in het plan ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en worden toegestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10 meter, met dien verstande dat de hoogte van reclamemasten ten hoogste 6 meter mag bedragen, mits wordt gezorgd voor een goede landschappelijke inpassing;
g. het bepaalde in het plan ten aanzien van de plaatsing van windturbines met een ashoogte van niet meer dan 15 meter, mits wordt gezorgd voor een goede landschappelijke inpassing en mits de afstand van de windturbine tot de dubbelbestemmingen Leiding – Gas, Leiding – Hoogspanning en Leiding – Hoogspanningsverbinding groter is dan de masthoogte + 1/3 wieklengte.
33.2 De onder lid 33.1, sub a bedoelde afwijkingsmogelijkheden gelden niet ten aanzien van:
- de hoogte van reclamemasten (ten hoogste 6 meter),
- de ashoogte van windturbines (ten hoogste 15 meter);
- het uitbreidingspercentage van de oppervlakte van gebouwen voor niet-agrarische functies (ten hoogste 20%);
- de maximale oppervlakte van woningen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen (ten hoogste 300 m2);
- de hoogte van antennemasten voor mobiele telecommunicatie (ten hoogste 40 meter respectievelijk 5 meter in bestemming Natuur, Bos, Waarde - Geomorfologie, Waarde - Invloedsgebied wierden en Waarde – Landschap).
33.3 de onder 33.1 sub b en c toegelaten bouwwerken mogen er niet toe leiden dat in gebieden, waarin geen bebouwing mag worden opgericht, zoals bebouwingsvrije zones, bebouwing wordt opgericht.
33.4 De onder 33.1 bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid.
33.5 Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde ten aanzien van het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen voor tijdelijke inwoning van een hulpbehoevende, met als doel het verlenen van mantelzorg, mits:
1. de hulpbehoevende een naast familielid, vriend of kennis is;
2. de hulpbehoevendheid is geïndiceerd;
3. er sprake is van langdurige verzorging (minimaal 371 dagen);
4. er geen sprake is van een zelfstandige woning.
Artikel 34 Algemene wijzigingsregels
34.1 Natuur
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming van gronden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) of die door Gedeputeerde Staten zijn aangewezen als ‘zoekgebied robuuste verbindingszone’ wordt gewijzigd in de bestemming Natuur, onder voorwaarde dat:
- het verwerven van gronden ten behoeve van natuurontwikkeling dient plaats te vinden op basis van vrijwilligheid;
- de realisatie van de ecologische hoofdstructuur en/of het verhogen van het grondwaterpeil niet mag leiden tot beperkingen op aangrenzende landbouwgronden;
- het verhogen van het waterpeil in natuurgebieden pas aan de orde is als grotere aaneengesloten waterhuishoudkundig beheerbare gebieden zijn verworven;
- een bestemmingswijziging pas aan de orde is als de gronden zijn verworven of als de grondeigenaar een beschikking heeft voor particulier natuurbeheer.
34.2 Niet-agrarische bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Bedrijf, Horeca, Maatschappelijk en Recreatie wijzigen ten behoeve van:
a. wonen;
b. aan het landelijk gebied gebonden niet-agrarische bedrijven;
c. een bedrijf behorend tot de milieucategorieën 1 en 2, alsmede behorend tot categorie 3.1 voor zover naar aard en invloed op de omgeving met de categorieën 1 en 2 gelijk te stellen bedrijvigheid van de publicatie Bedrijven en Milieuzonering van de VNG (zie Staat van bedrijven, bijlage 3);
d. recreatieve functies in de vorm van groepsaccommodaties, hotels en/of pensions;
e. maneges en pensionstallen;
f. opslag van caravans en daarmee vergelijkbare kampeermiddelen.
Aan deze functiewijzigingen zijn de volgende voorwaarden verbonden:
- de activiteiten onder b tot en met f zijn uitsluitend toegestaan in combinatie met de woonfunctie;
- de activiteiten dienen plaats te vinden binnen de gebouwen;
- de bestaande maatvoering, die wordt bepaald door de goothoogte, dakhelling, nokhoogte, nokrichting en oppervlakte, blijft gehandhaafd, behoudens geringe uitwendige aanpassingen;
- er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven;
- er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het milieu, de kwaliteit van de bodem en het grond- en oppervlaktewater;
- er dient zorg te worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
- er mag geen onaanvaardbare verkeersaantrekkende werking ontstaan;
- de opslag van materialen of goederen op het terrein, anders dan voor het verwezenlijken van de bestemming, is uitgesloten;
- de vestiging van maneges is uitsluitend toegestaan in de nabijheid van kernen.
Artikel 35 Overige regels
35.1 Aanvullende werking welstandscriteria
De in het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria, daaronder begrepen de welstandsnota voor het buitengebied.
35.2 Rijksmonumenten
De in het plangebied aanwezige beschermde monumenten (Rijksmonumenten) zijn opgenomen in de bij de regels behorende bijlage 4 Rijksmonumenten.
Het beschermingsregime voor deze gebouwen is geregeld in de Monumentenwet 1988.