ARTIKEL 1. BEGRIPPEN
In deze voorschriften
wordt verstaan onder:
1.
Project:
het Projectbesluit
Hoofdstraat 93 te Tolbert.
2.
Aanduiding:
een geometrisch
bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van
deze gronden.
3.
Aanbouw/Uitbouw:
een gebouw dat als
afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe
verbinding staat, dan wel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd
aan een hoofdgebouw, welk gebouw (door de vorm) onderscheiden kan worden van
het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw.
4.
Aanduidingsgrens:
de grens van een
aanduiding indien het een vlak betreft.
5.
Achtergevel:
de van de weg
afgekeerde gevel met inbegrip van inspringingen;
6.
Ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen
gebouw zijnde.
7.
Ander werk:
een werk, geen
bouwwerk zijnde.
8.
Bebouwing:
één of meerdere
gebouwen en/of andere bouwwerken geen gebouwen
zijnde.
9.
Bestaand:
bij
bebouwing: bebouwing zoals aanwezig bij het in werking treden van het
bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip
aangevraagde vergunning;
10.
Bestemmingsgrens:
de grens van een
bestemmingsvlak.
11.
Bestemmingsvlak:
een geometrisch
bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
12.
Bijgebouw:
een vrijstaand of met
het hoofdgebouw niet verbonden gebouw dat door zijn ligging en
verschijningsvorm een ondergeschikte bouwmassa vormt.
13.
Bouwen:
het plaatsen, het
geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van
een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats.
14.
Bouwgrens:
de grens van een
bouwvlak.
15.
Bouwperceel:
een aaneengesloten
stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
16.
Bouwperceelgrens:
een grens van een
bouwperceel.
17.
Bouwvlak:
een geometrisch
bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
18.
Bouwwerk:
elke constructie van
enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct
hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun
vindt in of op de grond.
19.
Dakhelling:
schuin
beloop van een dak;
20.
Detailhandel:
het bedrijfsmatig te
koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van
goederen aan personen die die goederen
kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
21.
Erfafscheiding:
schuttingen, muren,
terrasschermen en andere gebouwde verticale afscheidingen welke al dan niet op
de erfgrens zijn geplaatst.
22.
dienstverlenende voorzieningen:
het beroepsmatig
verlenen van diensten, met uitzondering van prostitutie, waarbij onderscheid
gemaakt kan worden in:
a. administratieve, financiële en zakelijke
dienstverlening e.d.:
het verrichten van
administratieve en daarmee gelijk te stellen
werkzaamheden, al dan
niet met daaraan ondergeschikte
baliewerkzaamheden;
b. publieksgerichte dienstverlening:
dienstverlening door
een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak
baliewerkzaamheden
verricht of andere diensten verleent gericht op
het publiek, zoals
stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures,
makelaars, reis- en uitzendbureaus,
e.d.;
23.
Garage:
een niet voor
bewoning bestemd gebouw ten behoeve van de stalling van voertuigen dat in
bouwkundig opzicht, dan wel gelet op de bestemming ondergeschikt is aan een op
hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw. De garage kan aan het hoofdgebouw
zijn gebouwd of daar vrij van staan;
24.
Gebouw:
elk bouwwerk, dat een
voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
25.
Hoofdgebouw:
een gebouw dat gelet
op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te
merken.
26.
Kampeermiddel:
een tent, een
tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander
voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel
wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is
waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist;
27.
Maatschappelijke voorzieningen:
educatieve,
sociaal medische, sociaal culturele, levensbeschouwelijke, sport en recreatieve
voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook
ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;
28.
Met het wonen verenigbare functies:
a. zakelijke en persoonlijke dienstverlening:
het bedrijfsmatig
verlenen van diensten aan bedrijven of personen,
zoals
administratiekantoor, advocatenkantoor, reisbureau,
artsenpraktijk,
schoonheidssalon, kapsalon en dergelijke al dan niet
met hieraan
ondergeschikte detailhandel;
b. praktijkpand, praktijkruimte, kantoor,
atelier:
een gebouw of een
gedeelte van een gebouw dat door de indeling en
inrichting bestemd is
als beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte voor
medische,
administratieve, artistieke, ambachtelijke en daarmee gelijk
te stellen beroepen
al dan niet met hieraan ondergeschikte
detailhandel;
mits de woning in
overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de ruimtelijke uitwerking of
uitstraling met de woonfunctie in overeenstemming
is;
29.
Nieuwe woningen:
woningen die niet
bestonden ten tijde van de ter inzagelegging van het ontwerp van dit plan;
30.
Nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten
behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations,
schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen
ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur
voor telecommunicatie.
31.
Overkapping:
een bouwwerk, geen
gebouw zijnde, dat een voor mensen toegankelijke oppervlakte overdekt,
bestaande uit een dakconstructie en voorzien van ten hoogste één wand.
32.
Peil:
a. Voor een bouwwerk op een perceel,
waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- De hoogte van de weg ter plaatse van
die hoofdtoegang;
b. In andere gevallen:
- De gemiddelde hoogte van het
aansluitende maaiveld;
c. Indien in of op het water wordt
gebouwd:
- Het Normaal Amsterdams Peil (of een
ander plaatselijk aan te houden waterpeil).
33.
Seksinrichting:
de voor het publiek
toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van
erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
34.
Voorgevel:
de gevel van het
hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op
uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
35.
Voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn die
strak loopt langs de naar de voorgevel(s) van hoofdgebouwen voor zover op dat
deel van de openbare weg voorgevels zijn gericht;
36.
Watergang/waterloop:
een werk al of niet
overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af
te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en
onderhoudspaden daaronder mede verstaan.
37.
Weg:
een voor het openbaar
verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en
duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.
38.
Wet:
Wet ruimtelijke
ordening zoals deze gold ten tijde van de vaststelling van
dit bestemmingsplan.
39.
Woning:
een complex van
ruimten, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.
40.
Woningwet:
de Woningwet zoals
deze luidde ten tijde van de vaststelling van dit plan.
ARTIKEL
2 WIJZE VAN METEN
2.1 Bij toepassing van deze voorschriften
wordt als volgt gemeten:
De bouwhoogte van een
bouwwerk:
vanaf het peil tot
aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,
met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
De goothoogte van een
bouwwerk:
vanaf het peil tot
aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee
gelijk te stellen constructiedeel.
De dakhelling:
langs het dakvlak ten
opzichte van het horizontale vlak.
De oppervlakte van
een bouwwerk:
tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk.
De inhoud van een
bouwwerk:
tussen de onderzijde
van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
De afstand tot de
perceelgrens:
vanaf de kortste
afstand van enig punt van een bouwwerk tot de perceelgrens.
De lengte, de breedte
en de diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen,
getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van
scheidingsmuren).
De
bruto-vloeroppervlakte:
gemeten op
vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die
de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen.
2.2 Bij de toepassing van het bepaalde ten
aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden
ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken
buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. de bestemmingsgrens met niet
meer dan 1,5 m wordt overschreden.
ARTIKEL
3. WONEN - 1
3.1 Projectomschrijving
De voor ‘Wonen - 1’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor met het wonen verenigbare functies;
b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
met
daaraan ondergeschikt:
c. groenvoorzieningen;
d. nutsvoorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
f. water;
g. wegen, straten en paden;
met
de daarbijbehorende:
h. tuinen en erven;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a. als hoofdgebouw zullen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
c. per bouwvlak zal ten hoogste één hoofdgebouw worden gebouwd;
d. in afwijking van het bepaalde in sub c. zal ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal hoofdgebouwen per bouwvlak ten hoogste het aangegeven aantal bedragen;
e. een hoofdgebouw zal vrijstaand of half-vrijstaand worden gebouwd;
f. in afwijking van het bepaalde in sub e. zal, ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden’, het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen ten hoogste het aangegeven aantal bedragen;
g.
ter
plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ zal de voorgevelrooilijn van een
hoofdgebouw in de gevellijn worden gebouwd;
h. de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
i. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goothoogte als maximum geldt;
j. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 9,00 m bedragen;
k. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedragen;
l. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
3.2.2 Voor het bouwen
van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 70 m² bedragen;
b. in afwijking van het bepaalde in sub a. zal, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - grotere oppervlakte bijgebouwen’, de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen;
c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;
d. de goot- en bouwhoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw zal ten hoogste de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw bedragen, met dien verstande dat:
1. de goothoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw ten hoogste 3,00 m bedraagt;
2. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw ten hoogste 5,50 m bedraagt;
e. de afstand van aan- of uitbouwen en bijgebouwen tot de perceelgrens zal ten minste 1,00 m bedragen, tenzij het gebouw op de erfgrens wordt geplaatst.
3.2.3
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
bepalingen:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
c. de oppervlakte van overkappingen zal ten hoogste 30 m² bedragen;
d. overkappingen zullen achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot
een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van mantelzorg;
c. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor met het wonen verenigbare functies, zodanig dat:
1. het bedrijfsvloeroppervlak in bijgebouwen ten behoeve van een met het wonen verenigbare functie meer bedraagt dan 50% van het vloeroppervlak van de bijgebouwen op een bouwperceel;
2. de functie ernstige of onevenredige hinder oplevert voor de woonomgeving en afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
3. er detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan met het wonen verenigbare functies;
4. de functie een zodanig verkeersaantrekkende werking heeft waardoor verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een bed & breakfast;
f. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
g. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
i. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.