7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. cultuurgrond;
b. de instandhouding en/of de verhoging van de landschappelijke waarden van de gronden;
c. het behoud, herstel en de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
d. extensieve dagrecreatie;
e. bijenstal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – bijenstal’;
met de daarbij behorende:
f. paardenbakken, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – paardenbak’;
g. parkeervoorzieningen, wegen en paden, water, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
In de bestemming zijn niet begrepen:
- boom- en fruitteelt, met uitzondering van de teelt van niet-opgaande gewassen;
- houtteelt en de aanleg van bos, met uitzondering van bestaande houtteelt en productiebos.
De bestemming extensieve dagrecreatie is beperkt tot de inrichting en het gebruik van dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeervoorzieningen, visoevers, voorzieningen voor de kanovaart en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
Onder de instandhouding en/of de verhoging van de landschappelijke waarden van de gronden en het behoud, herstel en de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke waarden van de gronden wordt in elk geval begrepen de bescherming van de kleinschaligheid van het Nationaal Landschap Drentsche Aa, de vrij meanderende beek de Drentsche Aa, alsmede de samenhang van essen, bossen, heides en moderne ontginningen en het vrije uitzicht vanaf de A28 op het Nationaal Landschap Drentsche Aa
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden is het bouwen van gebouwen en overkappingen uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – bijenstal’, overeenkomstig de bestaande situatie.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat lichtmasten uitsluitend zijn toegestaan bij de paardenbakken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – paardenbak’;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
a. het landschapsbeeld;
b. de verkeersveiligheid;
c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
nadere eisen stellen aan:
- de plaats van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 voor het bouwen van een schuilgelegenheid, met dien verstande dat:
a. de oppervlakte van een schuilgelegenheid maximaal 25 m2 mag bedragen en de bouwhoogte maximaal 3 m;
b. de aanvrager aantoonbaar dient te beschikken over minimaal 1,5 ha aaneengesloten grondoppervlakte;
c. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de agrarische landschappelijke, natuurwetenschappelijke waarden en verkeerstechnische belangen.
7.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
a. het gebruik van gronden voor mestopslag, behalve ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
b. het gebruik van gronden voor een paardenbak, anders dan voor bestaande paardenbakken, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – paardenbak’;
c. het gebruik van gronden voor tuin.
7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het kappen of rooien van houtsingels en/of houtwallen;
- het verharden van perceels- en kavelonsluitingswegen en/of het verharden van zandwegen;
- het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen, in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeervoorzieningen, de inrichting van visoevers en voorzieningen voor de kanovaart;
- het aanleggen en/of verharden van fiets-, voet- en ruiterpaden;
- het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
- het afgraven, egaliseren, ophogen van gronden of op een andere manier wijzigen van de gevarieerde hoogteligging van de gronden.
b. De onder a bedoelde vergunning is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
1. het normale onderhoud tot doel hebben;
2. reeds in uitvoering zijn of aanwezig zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening;
3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
c. De onder a bedoelde vergunning kan slechts verleend worden indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden.
d. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.