20.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding ‘wro - zone – wijzigingsgebied’ de bestemming te wijzigen ten behoeve van een woonfunctie, met dien verstande dat:
- het aantal wooneenheden per voormalig maatschappelijke functie niet meer bedraagt dan één;
- het aantal wooneenheden moet passen binnen het gemeentelijk en provinciaal volkshuisvestingsbeleid;
- de uiterlijke verschijningsvorm van de oorspronkelijke bebouwing wordt gehandhaafd;
- er geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag plaatsvinden;
- geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven en woningen.
20.2 De in lid 20.1 bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- een goede woonsituatie;
- een goede milieusituatie.