Bestemmingsplan
Delfzijl - Jan Plenterstraat
Vastgesteld (gewijzigd) 19 december 2013
Artikel
7: Anti-dubbeltelregel
Artikel
8: Algemene afwijkingsregels
Artikel
9: Algemene wijzigingsregels
Artikel 1: Begrippen |
|
|
In deze regels wordt verstaan onder: |
1. |
plan: het bestemmingsplan
'Delfzijl - Jan Plenterstraat'
van de gemeente Delfzijl; |
2. |
bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat
in het GML-bestand NL.IMRO.0010.17BP9933K-OH01 met
de bijbehorende regels en bijlagen; |
3. |
aan- en uitbouw: een aan een (hoofd)gebouw aanwezig bouwwerk, dat
ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel
opzicht deel uit maakt van dat (hoofd)gebouw; |
4. |
aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien
van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; |
5. |
aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; |
6. |
aan-huis-verbonden beroep: een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud
van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen
van diensten; |
7. |
bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen
gebouwen zijnde; |
8. |
bed and breakfast: het bieden van de, ten opzichte van het
hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en
ontbijt binnen de woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben; |
9. |
bedrijf: het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan,
installeren en/of herstellen van goederen; |
10. |
bedrijfsgebouw: een gebouw, dat dient voor de uitoefening van
een bedrijf; |
11. |
bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een
terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon,
wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein
noodzakelijk is; |
12. |
bestaand: ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet
of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en de werken,
geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik bestaand ten
tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan; |
13. |
bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; |
14. |
bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde
bestemming; |
15. |
bijgebouw: een gebouw, dat ruimtelijk zowel als functioneel
ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten
dienste staat van dat (hoofd)gebouw; |
16. |
bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk,
alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van
een standplaats; |
17. |
bouwgrens: de grens van een bouwvlak; |
18. |
bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge
de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; |
19. |
bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel; |
20. |
bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden
zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten; |
21. |
bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout,
steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond
is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; |
22. |
detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder
begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen
aan personen die die goederen kopen voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit; |
23. |
erotisch getinte vermaaksfunctie: een vermaaksfunctie, welke is gericht op het
doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische
aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een
seksautomatenhal; |
24. |
extensief dagrecreatief medegebruik: een extensief dagrecreatief medegebruik van
gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit
recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden,
kanoën, vissen, picknicken, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen
medegebruik; |
25. |
gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; |
26. |
geluidsbelasting: de geluidsbelasting vanwege een weg, een
industrieterrein en/of een spoorweg; |
27. |
geluidsgevoelige objecten: gebouwen welke dienen ter bewoning of andere
geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder
en/of het Besluit geluidhinder; |
28. |
geluidsgevoelige functies: in een gebouw of op een terrein aanwezige
functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object
wordt aangemerkt; |
29. |
geluidszoneringsplichtige inrichting: een inrichting, bij welke ingevolge de Wet
geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een
geluidszone moet worden vastgesteld; |
30. |
hogere grenswaarde: een bij een bestemmingsplan in acht te nemen
maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die
hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden
vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder; |
31. |
hoofdgebouw: een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het
belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt; |
32. |
horecabedrijf en/of -instelling: een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig
dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin
bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie
met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte
vermaaksfunctie; |
33. |
horecabedrijf categorie 1: een horecabedrijf dat is gericht op het
verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van centrumvoorzieningen,
zoals ijssalons, croissanterieën, lunch- en tearooms en naar de aard en
openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven; |
34. |
horecabedrijf categorie 2: een horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden
en/of logies worden verstrekt en waar doorgaans geen overlast voor het
leefklimaat wordt veroorzaakt, zoals restaurants, hotels en pensions,
snackbars en cafetaria's; |
35. |
horecabedrijf categorie 3: een horecabedrijf, waar meestal in hoofdzaak
alcoholische dranken worden verstrekt en/of waarvan de exploitatie doorgaans
overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de
openbare orde met zich meebrengt, zoals café en bars; |
36. |
horecaterras: een al dan niet overdekt terras, behorende bij
een zelfstandig horecabedrijf; |
37. |
huishouden: een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon
of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van
dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de
entree; |
38. |
kampeermiddel: een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een
caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig
of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt
of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf; |
39. |
kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit
externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een
risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen
moet worden; |
40. |
logiesverstrekkend bedrijf: een bedrijf waar, tegen vergoeding, logies worden
verstrekt, waarbij de logieseenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf;
naast het verstrekken van logies worden accommodaties aangeboden voor
dagverblijf en maaltijdbereiding; |
41. |
maatschappelijke voorzieningen: educatieve, (sociaal-)medische,
sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten
behoeve van overheidsdienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en
ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen; |
42. |
normale exploitatie: het gebruik, dat gelet op de bestemming
toegestaan is; |
43. |
normaal onderhoud: het onderhoud, dat gelet op de bestemming
regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en
gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren; |
44. |
overkapping: elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een
overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand; |
45. |
productiegebonden detailhandel: detailhandel in goederen die ter plaatse worden
vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces,
waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie; |
46. |
prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten
van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding; |
47. |
recreatieve bewoning: de bewoning die plaatsvindt in het kader van de
weekend- en/of verblijfsrecreatie; |
48. |
risicogevoelig bouwwerk cq. object een bouwwerk c.q. object, waaronder terreinen,
die bestemd zijn voor het regelmatig verblijf van mensen, al dan niet
gedurende een gedeelte van de dag; |
49. |
risicovolle inrichting: een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit
externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het
risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het
bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten; |
50. |
verkoopvloeroppervlakte: de voor het publiek zichtbare en toegankelijke
(besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel; |
51. |
voorkeurgrenswaarde: de bij een bestemmingsplan in acht te nemen
maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals
deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het
Besluit geluidhinder; |
52. |
woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld
voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden; |
53. |
woonhuis: een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee
of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen
woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid
beschouwd kan worden. |
|
|
Artikel 2: Wijze van meten |
|
|
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: |
1. |
de dakhelling: langs het
dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; |
2. |
de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het
boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; |
3. |
de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer,
de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de
buitenzijde van daken en dakkapellen; |
4. |
de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een
gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van
ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; |
5. |
de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd
op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk. |
|
|
Artikel 3: Groen |
|
3.1 |
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen
gronden zijn bestemd voor: a.
groenvoorzieningen; met de daarbijbehorende: b.
water; c.
fiets- en voetpaden en
ontsluiting voor woningen; d.
parkeervoorzieningen; e.
speelvoorzieningen; f.
openbare nutsvoorzieningen. g.
een dierenweide. In de bestemming zijn niet
begrepen: - seksinrichtingen.
|
3.2 |
Bouwregels
|
3.2.1 |
Ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen
gebouwen mogen worden gebouwd, uitgezonderd de gronden die zijn aangeduid
voor de dierenweide waarop de bebouwing niet meer dan 20 m2 mag bedragen met
een bouwhoogte van maximaal 3 m. |
3.2.2 |
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a.
de bouwhoogte van de
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen; met dien
verstande dat de bouwhoogte van vlaggenmasten, lichtmasten, kunstobjecten en
speelvoorzieningen niet meer dan 5 m bedraagt; b.
de bouwhoogte van
terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 2 m. |
|
|
Artikel 4: Tuin |
|
4.1 |
Bestemmingsomschrijving De voor 'Tuin' aangewezen
gronden zijn bestemd voor: a. tuinen
behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen; met de daarbijbehorende: b. bouwwerken,
geen gebouwen zijnde. |
4.2 |
Bouwregels |
4.2.1 |
Ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden
gebouwd, uitgezonderd de gronden die zijn aangeduid voor de dierenweide
waarop de bebouwing niet meer dan 20 m2 mag bedragen met een
bouwhoogte van maximaal 3 m. |
4.2.2 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
regels: a.
de bouwhoogte van de
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien
verstande dat de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten niet meer dan 5
m bedraagt; b.
de bouwhoogte
van terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen. |
4.3 |
Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van een verantwoorde stedenbouwkundige
en landschappelijke inpassing, nadere eisen stellen aan de aard en de
afmetingen van de bebouwing, waarbij met name rekening zal worden gehouden
met de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
4.4 |
Afwijken van de bouwregels Mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het straat- en
bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, kan met een omgevingsvergunning
worden afgeweken van het bepaalde in: 1. lid
4.2.1 voor de bouw van erkers en toegangsportalen voor de naar de weg
gekeerde gevel van op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen tot een
diepte van 1,50 m gemeten vanuit de voorgevel en voor maximaal 75% van de
breedte van de gevel, waarbij de bouwhoogte maximaal 0,25 m meer mag bedragen
dan de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping tot een maximum van
4,00 m; 2. lid
4.2.1 voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen,
met dien verstande dat:
|
|
|
Artikel 5: Verkeer - Verblijf |
|
5.1 |
Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen
met een functie voor intern verkeer; b. fiets-
en voetpaden; c. bruggen,
dammen en/of duikers; d. parkeervoorzieningen; en in
beperkte mate voor: e. water; met de daarbijbehorende: f. openbare
nutsvoorzieningen; g. bouwwerken,
geen gebouwen zijnde. |
5.2 |
Bouwregels
|
5.2.1 |
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden
gebouwd. |
5.2.2 |
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de
volgende regel: de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling
van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen. |
5.3 |
Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve
van een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing, nadere
eisen stellen aan de plaats, de aard en de afmetingen van de bebouwing,
waarbij met name rekening zal worden gehouden met de woonsituatie, de
verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
5.4 |
Afwijken van de bouwregels Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken
van het bepaalde in lid 5.2.2 onder b in die zin dat de bouwhoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 15,00 m, mits: a.
deze afwijking voor
reclamemasten tot ten hoogste 6,00 m zal worden toegepast; b.
geen onevenredige afbreuk
wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
|
|
Artikel 6: Wonen - 3 |
|
6.1 |
Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen - 3'
aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
wonen al dan niet in
combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden
beroep en/of bedrijf; met de daarbijbehorende: b.
groenvoorzieningen en
water; c.
verkeers- en verblijfsvoorzieningen; d.
openbare nutsvoorzieningen. In de bestemming zijn niet begrepen: - seksinrichtingen.
|
6.2 |
Bouwregels
|
6.2.1 |
Voor het
bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a.
als hoofdgebouw mogen
uitsluitend woonhuizen worden gebouwd; b.
een hoofdgebouw zal binnen
een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat per hoofdgebouw één (of
in geval van hoekpercelen meerdere) gevel(s) in de naar de weg gekeerde bouwgren(s)(zen) word(t)(en) gebouwd; c.
het aantal woningen
bedraagt per bouwvlak ten hoogste het aantal woningen dat op de verbeelding
is aangegeven; d.
de woningen worden twee
aaneen en/of aaneengesloten gebouwd; e.
de afstand van de
vrijstaande zijgevels tot de zijdelingse bouwperceelsgrens
bedraagt niet minder dan 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder
is; f.
de bouwhoogte bedraagt niet
meer dan 10 m, dan wel de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze
meer bedraagt; g.
een bouwperceel mag niet
meer dan 50% worden bebouwd, dan wel het bestaande percentage indien dit meer
is. |
6.2.2 |
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen,
bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: a.
er dient 3 m achter (het
verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw te worden
gebouwd, dan wel niet minder dan de bestaande afstand indien deze minder
bedraagt; b.
de afstand tot de
zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt niet minder
dan 1 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is; c.
de goothoogte mag niet meer
dan 3,50 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is; d.
de bouwhoogte mag niet meer
dan 6 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is; e.
de gezamenlijke oppervlakte
mag niet meer dan 70 m2 bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte
indien deze hoger is; f.
de gezamenlijke oppervlakte
mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van het hoofdgebouw; g.
een bouwperceel mag voor
niet meer dan 50% worden bebouwd, dan wel het bestaande percentage indien dit
meer is. |
6.2.3 |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels: a.
de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m
bedragen; met dien verstande dat de bouwhoogte van vlaggenmasten en
lichtmasten niet meer dan 5 m bedraagt; b.
de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten
hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de
bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare
weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied
op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m
bedraagt. |
6.3 |
Nadere
eisen Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op
het voorkomen van een onevenredige aantasting van: -
de gebruiksmogelijkheden
van aangrenzende gronden; -
het straat- en
bebouwingsbeeld; -
de verkeersveiligheid; nadere
eisen stellen aan: a.
de plaats van gebouwen in
die zin dat de gebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden
gebouwd; b.
de plaats van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde. |
6.4 |
Afwijken
van de bouwregels Mits geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de sociale
veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van
het bepaalde in: a.
lid 6.2, sub 1 onder e: ten behoeve van een kleinere
afstand tot de grens van het bouwperceel, dan wel het bouwen op de grens van
het bouwperceel; b.
lid 6.2, sub 2 onder a: ten behoeve van een kleinere
afstand tot de afstand van de weg gekeerde gevel c.q. toestaan dat voor de
naar de weg gekeerde gevel wordt gebouwd; c.
lid 6.2, sub 2 onder a: voor de bouw van erkers en
toegangsportalen voor de naar de weg gekeerde gevel tot een diepte van 1,50 m
gemeten vanuit de voorgevel en voor maximaal 75% van de lengte van de gevel,
waarbij de bouwhoogte maximaal 0,25 m meer mag bedragen dan de hoogte van de
vloer van de eerste verdieping tot een maximum van 4 m; d.
lid 6.2, sub 2 onder b: ten behoeve van een kleinere
afstand tot de grens van het bouwperceel, dan wel het bouwen op de grens van
het bouwperceel; e.
lid 6.2, sub 2 onder e: - ten
behoeve van een vergroting van de oppervlakte met aan- en uitbouwen met
maximaal 45 m2, mits de vergroting ten dienste staat van de
huisvesting van mindervaliden en zorgbehoeftigen; of, - ten behoeve van een vergroting van de oppervlakte met aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen met maximaal 45 m2, mits de vergroting ten dienste staat van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep/bedrijf. Lid 5, sub b blijft overeenkomstig van toepassing.
|
6.5 |
Specifieke
gebruiksregels Tot een strijdig gebruik met deze bestemming
zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a.
het gebruik van bijgebouwen
voor bewoning; b.
het gebruik van de gronden
en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden
beroep en/of bedrijf, zodanig dat: -
de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke
begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op een bouwperceel; -
de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 45 m2; -
het nevengebruik wordt uitgeoefend door iemand anders dan de bewoner van de
woning; -
de activiteiten vergunning- of meldingplichtig zijn
ingevolge de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving; -
de bedrijfsactiviteiten niet voorkomen in of gelijk zijn te stellen met
categorie 1 als vermeld in de bijlage opgenomen staat van bedrijven; -
de activiteiten betrekking hebben op detailhandel, horeca of
seksinrichtingen; -
de beroeps- of bedrijfsmatig nevengebruik van de bebouwing nadelige invloed
heeft op de normale afwikkeling van het verkeer of onevenredige parkeerdruk
veroorzaakt, ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient
te worden geparkeerd op eigen terrein; -
reclame-uitingen worden aangebracht, met uitzondering van de op de grond van
de Algemene Plaatselijke Verordening vergunningsvrije vormen; c.
het gebruik van de gronden
voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve
van de uitvoering van krachtens deze bestemming toegelaten bouwactiviteiten
en werken en werkzaamheden; d.
het gebruik van gronden als
standplaats voor kampeermiddelen. |
|
|
Artikel 7: Anti-dubbeltelregel |
|
|
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een
bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog worden gegeven, blijft bij
de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. |
|
|
Artikel 8: Algemene afwijkingsregels |
|
8.1 |
Mits geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de
woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid, de
milieusituatie, de landschappelijke inpassing en de gebruiksmogelijkheden van
de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken
van: a. de
bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten
hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat
deze afwijkingsregel niet geldt voor reclamemasten en windturbines; b. de
bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de
aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de
verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft; c. de
bouwregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een
meetverschil daartoe aanleiding geeft; d. de
bouwregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten,
wordt vergroot tot ten hoogste 40,00 m, mits:
e. het
bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat
de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals
schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
|
|
|
Artikel 9: Algemene wijzigingsregels |
|
|
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van
wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid
en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. |
|
|
Artikel 10: Overgangsrecht |
|
10.1 |
Overgangsrecht bouwwerken a. Een
bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze
afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
b. Het
bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 10.1 sub a
een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een
bouwwerk als bedoeld in het lid 10.1 sub a met maximaal 10%. c. Lid
10.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder
vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan. |
10.2 |
Overgangsrecht gebruik a. Het
gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het
is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid
10.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan
strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en
omvang wordt verkleind. c. Indien
het gebruik, bedoeld in lid 10.2 sub a, na de inwerkingtreding van het plan
voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit
gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Lid
10.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met
het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepaling van dat plan. |
|
|
Artikel 11: Slotregel |
|
|
Deze regels kunnen worden aangehaald als: 'Regels, behorende bij het
bestemmingsplan Delfzijl - Jan Plenterstraat,
gemeente Delfzijl'. Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad d.d. 19 december 2013 onder
nummer 13. E.A. Groot, voorzitter
O. Rijkens, griffier |
|