|
|||||||||
|
|||||||||
|
|||||||||
|
|||||||||
Algemene afwijkingsregels |
|||||||||
|
|||||||||
32.1
|
Burgemeester
en wethouders kunnen met het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken
van: a. de op de verbeelding of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages; b. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven; c. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; d. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits: -
de inhoud per gebouwtje niet meer dan e.
het bepaalde in het plan voor het bouwen van
antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste - de noodzaak voor plaatsing van de antenne is aangetoond waarbij het gedeelde gebruik van masten moet zijn overwogen; - bebouwingsbeeld van de omgeving niet wordt verstoord; - de antenne in de onmiddellijke nabijheid van hoge gebouwen en/of bouwwerken of langs grote infrastructurele lijnen (zoals hoogspanningsleidingen en (spoor)wegen) wordt geplaatst. |
||||||||
32.2
|
De onder lid 32.1 bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van: - de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken; - de verkeersveiligheid; - het straat- en bebouwingsbeeld. |
||||||||
|
|
||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|