3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘leiding – gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en de instandhouding van een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding (diameter overeenkomstig de aanduiding, werkdruk 80 bar), overeenkomstig het profiel opgenomen in het plan, in het plangebied.
3.2 Gronddekking
De minimale gronddekking van de leiding ten tijde van aanleg bedraagt 1,50 m.
3.3 Voorrangsregels
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
3.4 Bouwregels
Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden met de bestemming Leiding - Gas, mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
De oppervlakte en de bouwhoogte van een bouwwerk mogen niet meer dan respectievelijk 10 m2 en 3 m bedragen.
3.5 Aanlegvergunning
Het is verboden op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken niet zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels drainage, leidingen, met uitzondering van hoofdaardgastransportleidingen) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
diepploegen;
het aanbrengen van gesloten verhardingen;
het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
3.6 Uitzonderingsregels
Het verbod als bedoeld in lid 3.4 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
verband houden met de aanleg van de gasleidingen, bedoeld in lid 3.1;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
normaal onderhoud betreffen.
3.7 Toetsingscriterium bij vergunningverlening
De werken en/of werkzaamheden bedoeld in lid 3.4 zijn slechts toelaatbaar indien er voor zover dit niet strijdig is met de belangen van de leidingen.
3.8 Adviesprocedure
Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning (lid 3.4) te beslissen, wint het college van burgemeester en wethouders tijdig schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.