Regels
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
het plan: het inpassingsplan Hoofdaardgastransportleiding Bornerbroek-Duitsland;
inpassingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0000.ripBornerbroekEpe-0401 met de bijbehorende regels;
aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
aanduidinggrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
afsluiterlocatie: een (eventueel fysiek) afgebakend terrein waarop/waarin zich een installatie bevindt, met als doel het kunnen afsluiten van hogedruk aardgastransportleidingen in geval van onderhoudswerkzaamheden en/of calamiteiten;
bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
bouwgrens: de grens van een bouwvlak;
bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel;
bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
de hoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van bouwwerken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Leiding - Gas
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘leiding – gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en de instandhouding van een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding (diameter overeenkomstig de aanduiding, werkdruk 80 bar), overeenkomstig het profiel opgenomen in het plan, in het plangebied.
3.2 Gronddekking
De minimale gronddekking van de leiding ten tijde van aanleg bedraagt 1,50 m.
3.3 Voorrangsregels
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
3.4 Bouwregels
Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden met de bestemming Leiding - Gas, mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
De oppervlakte en de bouwhoogte van een bouwwerk mogen niet meer dan respectievelijk 10 m2 en 3 m bedragen.
3.5 Aanlegvergunning
Het is verboden op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken niet zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels drainage, leidingen, met uitzondering van hoofdaardgastransportleidingen) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
diepploegen;
het aanbrengen van gesloten verhardingen;
het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
3.6 Uitzonderingsregels
Het verbod als bedoeld in lid 3.4 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
verband houden met de aanleg van de gasleidingen, bedoeld in lid 3.1;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
normaal onderhoud betreffen.
3.7 Toetsingscriterium bij vergunningverlening
De werken en/of werkzaamheden bedoeld in lid 3.4 zijn slechts toelaatbaar indien er voor zover dit niet strijdig is met de belangen van de leidingen.
3.8 Adviesprocedure
Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning (lid 3.4) te beslissen, wint het college van burgemeester en wethouders tijdig schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
Artikel 4 Bedrijf - Afsluiterlocatie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘bedrijf – afsluiterlocatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor
een afsluiterlocatie en bijbehorende gebouwen en bouwwerken en daarbij behorend(e):
ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen;
groenvoorzieningen;
verkeersvoorzieningen;
water.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:
de oppervlakte en de bouwhoogte mogen niet meer dan respectievelijk 10 m2 en 3 m bedragen;
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 6 Overgangsrecht
Overgangsrecht
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 7 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: ‘Regels van het inpassingsplan Hoofdaard-gastransportleiding Bornerbroek-Duitsland’.
Aldus vastgesteld door de Minister van Economische Zaken en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer d.d. 28-05-2010.
