In deze regels wordt verstaan onder:
1.2
plan:
het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Reeuwijk-Dorp" van de gemeente
Bodegraven-Reeuwijk.
1.3
plankaart:
de analoge verbeelding van het GML-bestand NL.IMRO.1901.ReeuwijkDorp-BP80.
1.4
aan- of uitbouw:
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een aan een (bedrijfs)woning gebouwd gebouw,
dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de (bedrijfs)woning.
1.5
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden.
1.6
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 aan-huis-gebonden
beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een (bedrijfs)woning wordt uitgeoefend,
waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat
een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in
overeenstemming is.
1.9
agrarisch bedrijf:
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het
telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
a. akker- en
vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet
begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt;
b. grondgebonden
veehouderij: het houden van melkvee en ander vee (nagenoeg) geheel op open
grond;
c. intensieve
veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en
(na-genoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de
agrarische grond als productiemiddel;
d. glastuinbouw:
de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
e. sierteelt:
de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet
gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
f. intensieve
kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve
veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
g. boomkwekerij:
een bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de
verhandeling daarvan.
1.10 ander
bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.11 antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.12 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al
dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij
behorende bevestigingsconstructie.
1.13 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.14 bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft
dat maximaal mag worden bebouwd.
1.15 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken,
installeren of verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen
van diensten, waarbij detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig
onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter
plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in
rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.16 bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor bewoning
door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is,
gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.17 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van
de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.18 Besluit
omgevingsrecht (Bor):
Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht (Besluit omgevingsrecht), Staatsblad 2010, 143.
1.19 bestaand
gebruik:
gebruik van gronden en bouwwerken die bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.20 bestaande
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen:
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het
tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn, dan wel
tot stand kunnen komen krachtens een omgevingsvergunning.
1.21 bestaande
bouwwerken:
bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning.
1.22 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.23 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.24 bijbehorend
bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde
perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op
de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.25 bijgebouw:
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw, dat in bouwkundig opzicht
ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (bedrijfs)woning
(bijvoorbeeld garages, bergingen etc.).
1.26 bouwen:
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.27 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.28 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van kelderlagen,
onderbouw- en kapverdiepingen.
1.29 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.30 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.31 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.32 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal,
die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond.
1.33 consumentenvuurwerk:
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.34 dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en
de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is
gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.36 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling voor verkoop),
verkopen en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen
die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.37 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van
diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek.
1.38 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij
een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik
van dat gebouw.
1.39 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.40 geluidshinderlijke
inrichtingen:
bedrijven als bedoeld in Bijlage I, onderdeel D van het Bor.
1.41 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de
geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op
het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.42 horecabedrijf:
een bedrijf gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:
a. het
verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
b. het
exploiteren van zaalaccommodatie;
c. het
verstrekken van nachtverblijf.
1.44 kap:
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en
minder dan 65°.
1.45
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten :
het in een (bedrijfs)woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen
van activiteiten, waarvoor geen vergunningplicht op grond van Bijlage I van het
Bor geldt, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie
behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in
overeenstemming is.
1.46 landhoofd:
uitbouwsel van de oever, dat de overgang vormt van een grondlichaam naar een
kunstwerk, zoals een brug.
1.47 ligplaats:
een gedeelte van water, bestemd en geschikt om door een (plezier)vaartuig te
worden gebruikt.
1.48 mantelzorg:
noodzakelijke zorg voor een zieke of gehandicapte die in duur en in intensiteit
een meer gebruikelijke gang van zaken overstijgt en niet in georganiseerd
verband en niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt verleend.
1.49 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes,
gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties,
gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse)
afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.50 onderbouw:
een kelder of een souterrain.
1.51 openbaar
toegankelijk gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet
1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar
gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen
uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.52 opslag:
het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen
zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel
en/of activiteiten van administratieve aard.
1.53 overkapping:
een ander bouwwerk voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één
zijde een gesloten wand.
a. voor
bouwwerken waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die
weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b. in andere
gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
c. ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kaasbewerking': indien
het maaiveld aan de voor- en achterzijde van een gebouw niet even hoog ligt,
wordt voor de bepaling van de goot- en bouwhoogte uitgegaan van het peil ter
plaatse van de voorgevel, waarbij in voorkomende gevallen gemeten wordt vanaf
de hoogte van het laadperron.
1.55 pleziervaartuig:
elk vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm
van pleziervaart, waterrecreatie of watersport, met uitzondering van een
surfplank.
1.56 praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen
van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch,
medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen
gebied.
1.57 professioneel
vuurwerk:
vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.
1.58 risicovolle
inrichting:
inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid
inrichtingen.
1.59 Staat
van Bedrijfsactiviteiten:
de bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.60 Staat
van Horeca-activiteiten:
de bijlage Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.61 seksuele
dienstverlening:
een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele
handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen.
1.62 steiger:
constructie aan of loodrecht op een oever, die tot ligplaats dient voor één of
meerdere pleziervaartuigen.
1.63 straatmeubilair:
voorwerpen die in de openbare ruimte staan, zoals verkeerszuilen, lichtmasten,
bewegwijzeringen, afvalbakken, telefooncellen, brievenbussen, banken en daarmee
gelijk te stellen voorwerpen.
1.64 tuinmeubilair:
voorzieningen ten behoeve van particuliere tuinen in de vorm van meubilair,
verlichtingsvoorzieningen, parasols, speelhuisjes, zandbakken, schommels en
daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
1.66 voorgevel:
de gevel van een (bedrijfs)woning die naar aard, functie, constructie dan wel
gelet op uitstraling en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan
worden aangemerkt.
1.67 voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een (bedrijfs)woning alsmede
het verlengde daarvan en vanaf de hoeken van de (bedrijfs)woning evenwijdig aan
de weg loopt.
1.68 woning
in niet-gestapelde vorm:
een woning, welke een zelfstandig gebouw vormt en direct toegankelijk is vanaf
het aangrenzende maaiveld.
1.69 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één
afzonderlijk huishouden.
1.70 woongebouw:
een gebouw dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar
gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid
beschouwd kan worden.
1.71 woonschip:
elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt
als woning of als recreatieverblijf.
1.72 zijerf:
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en)
van het hoofdgebouw of voor een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.73 zijgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de zijgevel van een (bedrijfs)woning loopt
tot aan de erfgrens.
2.1
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
b. de
goothoogte van een bouwwerk:
1. vanaf het
peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeibord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2. indien
zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen
bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 70% van de
gevelbreedte, wordt de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord
of daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de dakkapel of dakopbouw als
goothoogte aangemerkt.
c. de inhoud
van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidsmuren)en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
d. de
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk,
geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
e. de
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk.
f. de
oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenste verticale projecties van het dakvlak, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk.
g. breedte
van een aan- of uitbouw aan een woning:
de afstand tussen de gevelwand waaraan wordt gebouwd en de lijn die evenwijdig
daaraan loopt, in welke lijn enig snijpunt valt van een of meer wanden van de
aan of uitbouw.
h. afstanden:
afstanden tussen bouwwerken, perceelsgrenzen en andere lijnen worden daar gemeten
waar deze afstanden het kleinst zijn.
i. bebouwd
oppervlak van een bouwperceel:
de gezamenlijke oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige gebouwen.
Artikel 3
Agrarisch
a. het
uitoefenen van een agrarisch bedrijf;
c. bij deze
functie behorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, nutsvoorzieningen,
groenvoorzieningen en water.
Bouwregels
3.2
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
gebouwen
a. er mogen
geen gebouwen worden gebouwd;
andere bouwwerken
b. de
maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt 1 meter.
Specifieke gebruiksregels
3.3
Het gebruik van gronden voor de opslag van goederen met een totale
stapelhoogte van meer dan 4 meter is niet toegestaan.
3.4
In afwijking van het bepaalde in lid 3.1 is ter plaatse van de
aanduiding ‘parkeerterrein’ een parkeerplaats toegestaan.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
3.5
Het is niet toegestaan op of in de gronden met de in lid 3.1 genoemde bestemming zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de
volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. afgraven
en bodemverlagen;
b. egaliseren
van de bodem;
c. aanleggen
van dijken, taluds of andere verhogingen en bodemverhogen;
d. vergraven
of ontgraven van al bestaande dijken of taluds;
e. aanbrengen
van beplanting en houtgewassen;
f. aanleggen
of verharden van paden;
g. aanbrengen
van oppervlakteverharding;
h. aanleggen,
vergraven of verruimen van waterlopen;
i. dempen
van waterlopen;
j. vellen
of rooien van beplanting en houtgewassen;
k. aanleggen
damwand;
l. aanleggen
harde oeverbescherming;
m. aanleggen
paardenbakken.
3.6
Het verbod als bedoeld in lid 3.5 is niet van toepassing op werken of
werkzaamheden die:
a. normaal
onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
b. mogen
worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
3.7
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.5 zijn slechts
toelaatbaar, indien daardoor de landschapskwaliteiten, als bedoeld in lid 3.1, sub b, niet onevenredig worden of zullen worden aangetast, dan wel de aantasting
voldoende wordt gecompenseerd.
Artikel
4 Bedrijf
Bestemmingsomschrijving
e. niet
publieksgerichte aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
f. nutsvoorzieningen;
g. bij deze
functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water,
nutsvoorzieningen, toegangswegen en paden, parkeervoorzieningen en laad- en
losvoorzieningen.
Bouwregels
4.2
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
gebouwen
a. gebouwen
mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat
ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' uitsluitend nutsvoorzieningen
mogen worden gebouwd;
b. de totale
oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag ten hoogste het met de
maatvoeringaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel
bedragen; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage
van 100% van het bouwperceel;
c. de
onderlinge afstand tussen gebouwen dient tenminste 5 meter te bedragen, tenzij die gebouwen aaneengesloten zijn gebouwd;
d. ten
behoeve van de activiteiten als bedoeld in lid 4.1, sub d is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw) ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
f. in
afwijking van de inhoud als bedoeld sub e, mag ter plaatse van de aanduiding
'maximum oppervlakte (m²)' een bedrijfswoning met een maximum vloeroppervlak
van 260 m² worden gerealiseerd;
g. de hoogte
van gebouwen mag ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte
bedragen, met dien verstande dat indien geen hoogte is aangegeven, de hoogte
van de bestaande bebouwing niet mag worden vergroot;
andere bouwwerken
h. de
maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt 3 meter.
Specifieke gebruiksregels
1. 'specifieke
vorm van bedrijf - kaasbewerking' tevens een kaasbewerkingsbedrijf toegestaan
2. 'specifieke
vorm van bedrijf - kaasopslag' tevens een gekoelde kaasopslag toegestaan;
3. 'specifieke
vorm van bedrijf - schoonmaakbedrijf' tevens een schoonmaakbedrijf toegestaan;
4. 'specifieke
vorm van bedrijf - siersmederij' tevens een siersmederij toegestaan;
5. 'specifieke
vorm van bedrijf - metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf' tevens een
metaaloppervlaktebehandelings-, staalstraal- en gritstraalbedrijf toegestaan;
6. 'specifieke
vorm van bedrijf - slachterij' tevens een slachterij toegestaan;
7. 'bedrijf
tot en met categorie 3.1' respectievelijk 'bedrijf tot en met categorie 3.2', bedrijven
tot en met de desbetreffende categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan;
b. kantoren
als bedoeld in lid 4.1, sub b, zijn uitsluitend toegestaan als
niet-zelfstandige kantoren, met dien verstande dat per bedrijf de oppervlakte
van kantooractiviteiten niet meer mag bedragen 50% van het totale
bedrijfsvloeroppervlak (bvo), met een maximum van 3.000 m² bvo per vestiging;
c. uitoefening
van detailhandel als bedoeld in lid 4.1, sub c is uitsluitend toegestaan voor
zover dit een ondersteunend en ondergeschikt bestandsdeel vormt van de
bedrijfsuitoefening en met dien verstande dat de oppervlakte van
detailhandelsactiviteiten niet meer mag bedragen 125 m² bvo met een maximum van 25% van het bedrijfsvloeroppervlak per vestiging;
d. ter
plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' zijn uitsluitende nutsvoorzieningen
toegestaan;
e. opslag van
goederen is toegestaan, mits:
1. achter de
voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
2. de hoogte
niet meer dan 3 meter bedraagt;
f. parkeren
is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
g. opslag van
meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
h. risicovolle
inrichtingen zijn niet toegestaan.
a. het
vloeroppervlak niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief
aan- en uitbouwen, met een maximum van 60 m²;
b. degene die
de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
c. de
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de
normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of
detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de
uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
Afwijking van de gebruiksregels
a. om
bedrijven toe te laten in één bedrijfscategorie hoger dan in lid 4.3, sub a genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de
omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm)
geacht kan worden te behoren tot de in lid 4.3, sub a genoemde
bedrijfscategorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
b. om
bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn
genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving
geacht kan worden te behoren tot de in lid 4.3, sub a genoemde
bedrijfscategorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande geluidshinderlijke
en risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan.
4.6
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond
van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening,
afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van publieksgerichte aan-huis-gebonden
beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, onder de voorwaarde dat in
voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien.
Artikel
5 Detailhandel
Bestemmingsomschrijving
a. detailhandel;
b. dienstverlening;
d. niet
publieksgerichte aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
e. bij deze
functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen,
parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
Bouwregels
5.2
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
gebouwen
a. gebouwen
mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ten
behoeve van de activiteiten als bedoeld in lid 5.1, sub c is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen' de bouw van woningen toegestaan;
c. de hoogte
van gebouwen mag ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte
bedragen.
andere bouwwerken
d. de
maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt:
1. 1 meter voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
2. 2 meter voor erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
3. 3 meter voor overige andere bouwwerken.
Specifieke gebruiksregels
5.3
Voor de gronden gelden de volgende regels:
a. ter
plaatse van de aanduiding 'wonen' is het niet toegestaan om de begane grond te
gebruiken voor wonen indien de verdiepingen in gebruik zijn voor detailhandel;
b. opslag van
goederen buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
c. opslag van
goederen binnen het bouwvlak is toegestaan, mits:
1. achter de
voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
2. de hoogte
niet meer dan 3 meter bedraagt;
d. opslag van
meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
e. detailhandel
in volumineuze goederen is niet toegestaan;
f. het
is verboden om bijgebouwen te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige
of als onafhankelijke woonruimte.
5.4
Het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van de uitoefening van
niet-publieksgerichte aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige
bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:
a. het
vloeroppervlak niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief
aan- en uitbouwen, met een maximum van 60 m²;
b. degene die
de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
c. de
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de
normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of
detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de
uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
Artikel
6 Groen
Bestemmingsomschrijving
6.1
De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. beplantingen,
groenstroken, plantsoenen en bermen;
b. bij deze
functies behorende voorzieningen, zoals straatmeubilair, speelvoorzieningen,
voet- en fietspaden en andere verhardingen, nutsvoorzieningen en water.
Bouwregels
gebouwen
a. op deze
gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend gebouwen ten behoeve
van nutsvoorzieningen worden gebouwd;
andere bouwwerken
b. de
maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt:
1. 12 meter voor straatmeubilair;
2. 3 meter voor overige andere bouwwerken.
Artikel 7 Horeca
Bestemmingsomschrijving
a. horeca;
c. niet
publieksgerichte aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
d. bij deze
functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water,
nutsvoorzieningen, toegangswegen en paden, parkeervoorzieningen en laad- en
losvoorzieningen.
Bouwregels
7.2
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
gebouwen
a. gebouwen
mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ten behoeve
van de activiteiten als bedoeld in lid 7.1, sub b is uitsluitend ter plaatse
van de aanduiding:
1. 'wonen' de
bouw van woningen toegestaan;
2. 'bedrijfswoning'
(bw) ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
c. de inhoud
van een bedrijfswoning inclusief erfbebouwing mag ten hoogste 650 m³ bedragen;
d. de hoogte
van gebouwen mag ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte
bedragen.
andere bouwwerken
e. de
maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt:
1. 1 meter voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
2. 2 meter voor erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
3. 3 meter voor overige andere bouwwerken.
Specifieke gebruiksregels
7.3
Voor de gronden gelden de volgende regels:
a. ter
plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1' respectievelijk
'horeca tot en met horecacategorie 2' zijn horecabedrijven tot en met de
desbetreffende categorie van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan;
b. ter
plaatse van de aanduiding 'wonen' is het niet toegestaan om de begane grond te
gebruiken voor wonen indien de verdiepingen in gebruik zijn voor horeca;
c. opslag van
goederen buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
d. opslag van
goederen binnen het bouwvlak is toegestaan, mits:
1. achter de
voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
2. de hoogte
niet meer dan 3 meter bedraagt;
e. het is
verboden om bijgebouwen te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige of
als onafhankelijke woonruimte.
7.4
Het gebruik van gedeelten van (bedrijfs)woningen ten behoeve van de
uitoefening van niet-publieksgerichte aan-huis-gebonden beroepen en
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:
a. het
vloeroppervlak niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief
aan- en uitbouwen, met een maximum van 60 m²;
b. degene die
de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
c. de
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de
normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of
detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de
uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
Artikel
8 Kantoor
Bestemmingsomschrijving
8.1
De voor "Kantoor" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. kantoren;
b. praktijkruimten;
c. bij deze
functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water,
nutsvoorzieningen, toegangswegen en paden, parkeervoorzieningen en laad- en
losvoorzieningen.
Bouwregels
8.2
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
gebouwen
a. gebouwen
mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. de hoogte
van de bestaande bebouwing niet mag worden vergroot.
andere bouwwerken
c. de
maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt:
1. 1 meter voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
2. 2 meter voor erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
3. 3 meter voor overige andere bouwwerken.
Artikel
9 Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving
a. onderwijs,
religieuze instellingen, gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd- en kinderopvang,
jeugdwerk, verenigingsleven, sociaal-culturele instellingen en openbare
dienstverlening;
c. niet
publieksgerichte aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
d. begraafplaatsen;
e. kunstobjecten;
f. bij
deze functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water,
nutsvoorzieningen, toegangswegen en paden, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
Bouwregels
9.2
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
gebouwen
a. gebouwen
mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. in
afwijking van het bepaalde sub a mag ter plaatse van de aanduiding
'begraafplaats' buiten een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat
maximaal 50 m² per begraafplaats mag worden gebouwd;
c. ten
behoeve van de activiteiten als bedoeld in lid 9.1, sub b is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw) ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
d. de totale
oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag ten hoogste het met de
maatvoeringaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel
bedragen; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage
van 100% van het bouwperceel;
e. de hoogte
van gebouwen mag ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte
bedragen, met dien verstande dat indien geen hoogte is aangegeven, de hoogte
van de bestaande bebouwing niet mag worden vergroot.
andere bouwwerken
f. de
maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken:
1. bedraagt 1 meter voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
2. bedraagt 2 meter voor erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
3.
bedraagt 3 meter voor overige andere bouwwerken;
4. mag in
afwijking van het bepaalde onder 3 voor kunstobjecten ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kunstobject' 10 meter bedragen.
Specifieke gebruiksregels
9.3
Het gebruik van gedeelten van bedrijfswoningen ten behoeve van de
uitoefening van niet-publieksgerichte aan-huis-gebonden beroepen en
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:
a. het
vloeroppervlak niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief
aan- en uitbouwen, met een maximum van 60 m²;
b. degene die
de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
c. de
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de
normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of
detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de
uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
Afwijking van de gebruiksregels
9.4
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond
van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening,
afwijken van het bepaalde in lid 9.1 ten behoeve van publieksgerichte
aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, onder
de voorwaarde dat in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt
voorzien.
Artikel
10 Sport
Bestemmingsomschrijving
10.1 De
voor "Sport" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. sport en
de daarbij horende (gebouwde) sportvoorzieningen, zoals kleedruimte, sanitaire
voorzieningen en kantine;
b. bij deze
functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, speelvoorzieningen,
water, nutsvoorzieningen, toegangswegen en paden en parkeervoorzieningen.
Bouwregels
10.2 Voor
het bouwen gelden de volgende regels:
gebouwen
b. in
afwijking van het bepaalde sub a zijn buiten het bouwvlak alleen ondergeschikte
gebouwen toegestaan zoals dug-outs, met een maximale bouwhoogte van 3,5 meter en een maximum oppervlak van 15 m²;
c. de totale
oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag ten hoogste het met de
maatvoeringaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel
bedragen; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage
van 100% van het bouwperceel;
d. de
oppervlakte van sportkantines bedraagt maximaal 200 m² b.v.o. per kantine;
e. de hoogte
van gebouwen mag ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte
bedragen.
andere bouwwerken
f. de
maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt:
1. 15 meter voor lichtmasten;
2. 10 meter voor ballenvangers;
3. 3 meter voor overige andere bouwwerken.
Nadere eisen
10.3 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering en
afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken indien dit noodzakelijk is:
a. ter
bescherming van de beleving en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden
en bouwwerken;
b. ten
behoeve van de bereikbaarheid van hulpdiensten;
c. ter
bevordering van de verkeersveiligheid.
Artikel
11 Tuin
Bestemmingsomschrijving
11.1 De
voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. tuinen,
behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
b. bij deze
functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen,
paden, terrassen, verhardingen, parkeren.
Bouwregels
11.2 Voor
het bouwen gelden de volgende regels:
gebouwen
a. de bouw
van gebouwen is niet toegestaan;
andere bouwwerken
b. de
maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt:
1. 1 meter voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
2. 2 meter voor erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
3. 3 meter voor overige andere bouwwerken.
Nadere eisen
11.3 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering en
afmetingen van andere bouwwerken indien dit noodzakelijk is:
a. ten
behoeve van een samenhangend straatbeeld;
b. ten behoeve
van een goede woonsituatie;
c. ter
bescherming van de beleving en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden
en bouwwerken;
d. ter
bevordering van de verkeersveiligheid.
Artikel 12
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
12.1 De
voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen,
woonstraten en fiets- en voetpaden;
b. bij deze
functies behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen,
straatmeubilair, bruggen en landhoofden, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen,
speelvoorzieningen, water, parkeervoorzieningen.
Bouwregels
12.2 Voor
het bouwen gelden de volgende regels:
gebouwen
a. de bouw
van gebouwen is niet toegestaan;
andere bouwwerken
b. de
maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt:
1. 12 meter voor straatmeubilair;
2. 3 meter voor overige andere bouwwerken.
Artikel
13 Water
Bestemmingsomschrijving
13.1 De
voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de
waterhuishouding, waaronder vaarwegen, waterlopen en waterberging;
b. bij deze
functie behorende voorzieningen, zoals duikers, bruggen en landhoofden, steigers,
ligplaatsen, bermen, keermuren, oevers/oeverbeschoeiingen, rietkragen en taluds,
alsmede voor nutsvoorzieningen.
Bouwregels
13.2 Voor
het bouwen gelden de volgende regels:
gebouwen
a. de bouw
van gebouwen is niet toegestaan;
andere bouwwerken
b. de
maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt:
1. 12 meter voor straatmeubilair;
2. 3 meter voor overige andere bouwwerken.
bruggen
c. per woning
en per bedrijf is maximaal 1 brug toegestaan;
d. de breedte
van bruggen ten behoeve van percelen met de bestemmingen "Agrarisch"
en "Bedrijf" en "Horeca" mag maximaal 4 meter bedragen en ter plaatse van een landhoofd maximaal 8 meter;
e. de breedte
van bruggen ten behoeve van percelen met de bestemming "Wonen" mag
maximaal 3 meter bedragen en ter plaatse van een landhoofd maximaal 6 meter.
steigers
f. de
oppervlakte van steigers mag ten hoogste:
1. 2,5 m² bedragen in watergangen met een breedte van tenminste 3 meter;
2. 5 m² bedragen in watergangen met een breedte van tenminste 10 meter
g. voor de
hoogte van steigers geldt dat deze niet meer bedraagt dan 1 meter boven het waterpeil;
h. ter
plaatse van de aanduiding 'steiger uitgesloten' is de bouw van steigers en
vlonders niet toegestaan.
Nadere eisen
13.3 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering en
afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken indien dit noodzakelijk is:
a. ter
bescherming van de beleving en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden
en bouwwerken;
b. ten
behoeve van de bereikbaarheid van hulpdiensten;
c. ter
bevordering van de verkeersveiligheid;
d. ten
behoeve van de vrije doorvaartbreedte.
Specifieke gebruiksregels
13.4 Het
aanmeren van woonschepen is niet toegestaan.
Wijzigingsbevoegdheid
13.5 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd de het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone
– wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemmingen "Bedrijf", met
dien verstande dat met het Hoogheemraadschap bindende afspraken zijn gemaakt
over compensatie.
Artikel
14 Wonen
Bestemmingsomschrijving
a. wonen;
b. niet
publieksgerichte aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
c. tuinen en
erven;
d. bij deze
functies behorende voorzieningen, zoals groen- en speelvoorzieningen, water,
nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en verhardingen.
Bouwregels
14.2 Voor
het bouwen gelden de volgende regels:
hoofdgebouwen
a. hoofdgebouwen
mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. plaatse
van de aanduiding 'vrijstaand' is uitsluitend een vrijstaande woning toegestaan,
met dien verstande dat de inhoud van de woning inclusief aan- en uitbouwen en
aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen maximaal
650 m³ bedraagt;
c. uitsluitend
ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn woongebouwen toegestaan;
d. de hoogte
van gebouwen mag ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte
bedragen, met dien verstande dat gebouwen òf plat òf met een kap dienen te
worden afgedekt;
e. het aantal
woningen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het bestaande aantal
woningen, met dien verstande dat, voor zover is aangegeven, ter plaatse van de
aanduiding 'aantal wooneenheden' het aantal woningen niet meer mag bedragen dan
is aangegeven;
f. balkons
en dakterrassen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
g. in
afwijking van het bepaalde in lid 14.1 is ter plaatse van de aanduiding
'dienstverlening' een geldautomaat toegestaan;
h. in
afwijking van het bepaalde in lid 14.1, is ter plaatse van de aanduiding
'praktijkruimte' een praktijkruimte toegestaan, met dien verstande dat het
oppervlak niet meer mag bedragen dan 150 m² b.v.o.
erfbebouwing
j. daar
waar al op minder dan 1 meter afstand is gebouwd, mag in afwijking van hetgeen
genoemd sub i in het verlengde van de aanwezige aan- of uitbouw of het
bijgebouw worden gebouwd;
k. woningen
mogen aan de achterzijde over een diepte van ten hoogste 3,5 meter achter de achtergevel worden uitgebreid;
m. in afwijking van
het sub l vermelde, mag een aan-, uitbouw of (aangebouwd) bijgebouw een breedte
van 40% van het zijerf hebben, indien het bij een woning behorende zijerf een
breedte heeft van meer dan 10 meter;
n. de afstand
tussen erfbebouwing en water dient tenminste 1 meter te bedragen;
p. de sub o genoemde 50 m² mag vermeerderd worden met 10% van het oppervlak dat het betrokken
erf groter is dan 125 m² tot een maximum van 80 m² met dien verstande dat van geen bouwwerk het grondoppervlak meer dan 50 m² mag bedragen;
q. op de sub o genoemde gronden dient tenminste 25 m² onbebouwd en onoverdekt te blijven;
r. voor
aan- en uitbouwen geldt een maximale goothoogte van 3,25 meter;
s. voor
bijgebouwen (vrijstaand of aangebouwd) geldt een maximale goothoogte van 3 meter;
t. ter
plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn uitsluitend (gemeenschappelijke)
bijgebouwen toegestaan en geldt een maximale goothoogte van 3 meter en bouwhoogte van 4,5 meter.
andere bouwwerken
u. de
maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt:
1. 1 meter voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
2. 2 meter voor erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
3. 3 meter voor overige andere bouwwerken.
Nadere eisen
14.3 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering en
afmetingen van andere bouwwerken indien dit noodzakelijk is:
a. ten behoeve
van een samenhangend straatbeeld;
b. ten
behoeve van een goede woonsituatie;
c. ter
bescherming van de beleving en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden
en bouwwerken;
d. ter
bevordering van de verkeersveiligheid.
Afwijking van de bouwregels
14.4 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de bouwregels ten behoeve van het realiseren
van een paardenbak ten behoeve van hobbymatige paardenhouderij op het
bouwperceel ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' onder de voorwaarde dat:
a. maximaal
1 paardenbak is toegestaan;
b. de
paardenbak als volgt wordt gesitueerd:
1. achter de
hoofdgebouwen;
2. tenminste
30 meter uit de rand van de weg;
3. tenminste
1,5 meter uit de slootranden;
4. maximaal
50 meter achter de bestaande bebouwing;
5. minimaal
20 meter van woningen van derden;
c. de omvang
van de paardenbak niet meer bedraagt dan 20 meter bij 40 meter;
d. de
bouwhoogte van een hek rondom een paardenbak niet meer bedraagt dan 1,50 meter;
e. indien de
paardenbak vanaf de weg zichtbaar is, afschermende gebiedseigen beplanting wordt
aangebracht, mits hierdoor geen doorbreking plaatsvindt van bestaande
zichtlijnen op het open weidegebied;
f. de
paardenbak wordt voorzien van waterdoorlatend bodemmateriaal;
g. er geen
verlichting wordt gerealiseerd bij de paardenbak;
h. er geen
onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en woonkwaliteit van aangrenzende
en overige nabij gelegen gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt.
Specifieke gebruiksregels
a. het
vloeroppervlak niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief
aan- en uitbouwen, met een maximum van 60 m2;
b. degene die
de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
c. de
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de
normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of
detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de
uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
Afwijking van de gebruiksregels
14.6 Burgemeester
en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in
artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van het bepaalde
in lid 14.5 ten behoeve van publieksgerichte aan-huis-gebonden beroepen en
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, onder de voorwaarde dat in de
parkeerbehoefte op eigen terrein wordt voorzien.
Artikel 15
Leiding
Bestemmingsomschrijving
Bouwregels
15.2
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd tot een
maximale bouwhoogte van 3 meter.
b. overleg
heeft plaatsgevonden met de leidingbeheerder.
15.4
Het bepaalde in lid 15.3, sub a is niet van toepassing, indien het
belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt
geschaad en mits de bij die betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels in
acht worden genomen.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van
een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.5
Het is niet toegestaan op of in de gronden met de in lid 15.1 genoemde bestemming zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de
volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. afgraven
en bodemverlagen;
b. egaliseren,
woelen en mengen van de bodem;
c. aanbrengen
van beplanting en houtgewassen;
d. aanleggen
of verharden van paden;
e. aanbrengen
van oppervlakteverharding;
f. aanleggen,
vergraven of verruimen van waterlopen;
g. rooien van
beplanting en houtgewassen;
h. aanleggen
damwand;
i. aanleggen
van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven,
en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of
apparatuur.
15.6 Het
verbod, zoals in lid 15.5 bedoeld, is niet van toepassing, indien de werken en
werkzaamheden:
a. normaal
onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
b. mogen
worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
c. noodzakelijk
zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 15.2 tot en met lid 15.4 in acht is genomen.
15.7 De
werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 15.5 zijn slechts toelaatbaar,
indien het leidingbelang door de werken of werkzaamheden niet onevenredig wordt
geschaad.
Artikel 16 Waterstaat
– Waterkering
Bestemmingsomschrijving
a. instandhouding
van waterkeringen en bijbehorende beschermingszone(s);
b. bij deze
functies behorende waterstaatkundige voorzieningen.
Bouwregels
16.2
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte
van 3 meter.
Afwijking van de bouwregels
16.4 Burgemeester
en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in
artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van het
bepaalde in lid 16.3 voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van de
aangegeven onderliggende bestemmingen op voorwaarde dat:
a. het
waterstaatkundige belang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
b. de bij die
betrokken bestemming(en) geldende (bouw)voorschiften in acht worden genomen.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
16.5
Het is niet toegestaan op of in de gronden met de in lid 16.1 genoemde bestemming zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de
volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. afgraven
en bodemverlagen;
b. egaliseren,
woelen en mengen van de bodem;
c. aanbrengen
van beplanting en houtgewassen;
d. aanleggen
of verharden van paden;
e. aanbrengen
van oppervlakteverharding;
f. aanleggen,
vergraven of verruimen van waterlopen;
g. rooien van
beplanting en houtgewassen;
h. aanleggen
damwand;
i. aanleggen
van andere kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende
constructies, installaties of apparatuur.
16.6 Het
verbod, zoals in lid 16.5 bedoeld, is niet van toepassing, indien de werken en
werkzaamheden:
a. normaal
onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
b. mogen
worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
c. noodzakelijk
zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 16.2 tot en met lid 16.3 in acht is genomen.
16.7 De
werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 16.5 zijn slechts toelaatbaar,
indien het belang van de waterkering door de werken of werkzaamheden niet
onevenredig wordt geschaad.
17.1 Grond
die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Overschrijding bouwgrenzen
18.1 De
bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen binnen de bestemmingsgrenzen
in afwijking van hoofdstuk 2 van de regels en van de kaart, uitsluitend worden
overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen),
galerijen, hellingbanen, funderingen, entreeportalen, afdaken, erkers, serres
en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet
meer dan 1,5 meter bedraagt.
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
18.2 De
regels van stedenbouwkundige aard van de bouwverordening zijn uitsluitend van
toepassing, voor zover het betreft:
a. bereikbaarheid
van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
b. brandweeringang;
c. bereikbaarheid
van gebouwen voor gehandicapten;
d. de ruimte
tussen bouwwerken;
e. parkeergelegenheid
en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Bestaande afstanden en ander maten
18.5 In
het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 18.3 en 18.4 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
Afwijkende maten en overschrijding bouwgrenzen
20.1
Burgemeester en wethouders kunnen -tenzij
op grond van hoofdstuk 2 van de regels reeds bij omgevingsvergunning kan worden
afgeweken‑ bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in
artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van de
regels in het bestemmingsplan voor:
a. afwijkingen
van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
b. overschrijding
van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is
voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks
noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de
overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
c. het bouwen
van antenne-installaties tot een hoogte van 15 meter;
d. het bouwen
van overige andere bouwwerken tot een hoogte van 10 meter.
Mantelzorg
20.2 Burgemeester
en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in
artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken om een
woning, aan- of uitbouw of bijgebouw als tijdelijke woonruimte bij een woning
ten behoeve van mantelzorg te gebruiken met dien verstande dat:
a. het
maximaal aantal woningen op het bouwvlak niet mag toenemen;
b. de
toegestane maximale maten en afstanden van de woning, aan- en uitbouwen en
bijgebouwen niet mogen worden overschreden;
c. de woning
dient bij gebruik door twee huishoudens een duidelijke uitstraling te hebben
van één woning met eventueel bijgebouwen;
d. er geen
extra inritten of bruggen mogen worden aangelegd;
e. de woning
maximaal één toegang mag hebben;
f. de
zorgbehoefte moet zijn aangetoond via een indicatiebesluit of verklaring van de
GGD, met uitzondering van zorgbehoevenden ouder dan 75 jaar;
g. bij
beëindiging van de mantelzorg het gebruik van de woning, aan- of uitbouw of bijgebouw
als tijdelijke woonruimte wordt beëindigd.
Gastenverblijf
a. het
maximaal aantal woningen op het bouwvlak niet mag toenemen;
b. de
toegestane maximale maten en afstanden van de woning, aan- en uitbouwen en
bijgebouwen niet mogen worden overschreden;
c. het
oppervlakte van het bijgebouw dat wordt gebruikt als gastenverblijf niet meer
dan 80 m² mag bedragen;
d. er mogen
geen extra inritten of bruggen worden aangelegd;
e. de woning
maximaal één toegang mag hebben;
f. de
gebruiker dient een reëel hoofdverblijf elders te hebben;
g. de woning
dient bij gebruik door twee huishoudens een duidelijke uitstraling te hebben
van één woning met eventueel bijgebouwen.
20.4 Een
omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.1 tot en met 20.3 wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming
gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
21.1 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen
ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van
belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken
dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand
van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
21.2 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd de het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone
– wijzigingsgebied 2' te wijzigen in de bestemmingen "Wonen", "Tuin",
"Groen" en "Water" ten behoeve van de bouw van één woning,
met dien verstande dat:
a. de
aangegeven maximale goothoogte en het maximum bebouwingspercentage bij de bouw
van het hoofdgebouw niet mogen worden overschreden;
b. uit
milieukundig bodemonderzoek blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor woningbouw;
c. aangetoond
is dat de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven niet wordt belemmerd;
d. de
voorgevel ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient te worden gebouwd.
Procedures
Werking wettelijke regels
23.1 De
wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden
zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
Sloopvergunning cultuurhistorische waarden
23.3 Het
in lid 23.2 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
a. waarvoor
ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is
verleend;
b. die het
normale onderhoud betreffen;
c. die reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
23.4 De
in lid 23.2 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:
a. indien de
instandhouding van het gebouw geen bijdrage meer levert aan de cultuurhistorische
waarde van het gebouw en de omgeving; en/of
b. indien het
gebouw niet meer beschikt over de eigenschappen die het gebouw de cultuurhistorische
waarden heeft verschaft;
c. indien het
een deel van een gebouw betreft dat geen cultuurhistorische waarden heeft
gehad.
23.5 Alvorens
een besluit te nemen omtrent het verlenen van een sloopvergunning winnen
burgemeester en wethouders advies in van de monumentencommissie omtrent de
vraag of door het verlenen van de sloopvergunning geen onevenredige afbreuk
wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het gebouw en
de omgeving.
Overgangsrecht bouwwerken
a. gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
b. na het
teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt
gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
24.2 Burgemeester
en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 24.1 een omgevingsvergunning
verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het
eerste lid met maximaal 10%.
24.3 Lid
24.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip
van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in
strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling
van dat plan.
Overgangsrecht gebruik
24.5 Het
is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 24.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat bestemmingsplan
strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt verkleind.
24.6 Indien
het gebruik, bedoeld in lid 24.4, na de inwerkingtreding van het
bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het
verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
24.7
Lid 24.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd
was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsregels van dat bestemmingsplan.
Hardheidsclausule
24.8 Voor
zover toepassing van lid 24.4 tot en met 24.7 leidt tot een onbillijkheid van
overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kan het bevoegd gezag
ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht bij een
omgevingsvergunning afwijken.
25.1 Deze
regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Reeuwijk-Dorp.