Artikel 6                   Wonen

 

6.1             Bestemmingsomschrijving

6.1.1         Algemene bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen, één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, bergingen, groenvoorzieningen, parkeer­voorzieningen en paden en overeenkomstig de in 6.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

 

6.1.2         Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 6.1.1:

 

a   Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Binnen deze bestemming wordt het gebruik van ruimten binnen de woning en/of aan-/ uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit als gebruik overeenkomstig de bestemming in een woning of bedrijfswoning aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

1.       maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste en in totaal 50 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;

2.       degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;

3.       uitsluitend is toegestaan een inrichting type a conform het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;

4.       er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden.

 

b   Publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning als opgenomen in 11.2.

 

6.2             Bouwregels

6.2.1         Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming, zoals hoofdgebouwen in de vorm van woningen en aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen.

 

6.2.2         Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen dienen aan de volgende eisen te voldoen:

a.       hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gerealiseerd, indien wordt voldaan aan de voorwaarden zoals die zijn opgenomen in het Besluit ‘Vaststelling hogere geluidsgrenswaarden’, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels;

b.      hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

c.       hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de overeenkomstig aangeduide bouwwijze:

1.       ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’, uitsluitend woningen in de bouwwijze aaneengebouwd;

2.       ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’, uitsluitend woningen in de bouwwijze twee-aaneen, met dien verstande dat de eindwoningen vrijstaand mogen worden gebouwd;

d.      de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;

e.       het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ is aangegeven;

f.        ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’ mag de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens aan één zijde niet minder dan 3 m bedragen.

g.      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - dove gevel 1’ dienen alle gevels ter hoogte van de derde en de vierde bouwlaag, inclusief de kap, die zijn gericht naar de aanduiding ‘gevellijn’ als dove gevel te worden gebouwd en in stand te worden gehouden. 

h.       ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - dove gevel 2’ dienen alle gevels, inclusief de kap, die zijn gericht naar de aanduiding ‘gevellijn’ als dove gevel te worden gebouwd en in stand te worden gehouden.

 

6.2.3         Aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en overkappingen

Voor aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen gelden de volgende bepalingen:

a.       de aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' en de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – bijgebouwen 2';

b.       de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel 0,25 m boven de vloer van de tweede bouwlaag van de woning;

c.        de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

 

6.2.4         Vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen

Vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

a.       vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';

b.       de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;

c.        de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

 

6.2.5         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

a.       de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 2 m en daarbuiten niet meer dan 1 m;

b.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

6.2.6         Bebouwde oppervlakte

Voor de bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' geldt het volgende:

a.       De bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 60 m2 met dien verstande dat per bouwperceel niet meer dan 50% van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ mag worden bebouwd:

b.       De bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – bijgebouwen 2' mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 6 m2.

 

6.3             Afwijken van de bouwregels

6.3.1         Afwijking aan- of uitbouwen buiten 'bouwvlak' en aanduiding 'bijgebouwen'

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 6.2.3 onder a teneinde aangebouwde gebouwen in de vorm van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen buiten de aanduiding 'bouwvlak' en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a.       de breedte van de erker bedraagt maximaal 2/3 van de frontbreedte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;

b.       de diepte van de erker bedraagt maximaal 1/3 van de breedte van de erker met een maximum van 1,50 m;

c.        de diepte van de erker bedraagt maximaal 1/3 van de diepte van de grondstrook voor de voorgevelrooilijn;

d.       de goothoogte is maximaal gelijk aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer (+ 0,25 m);

e.       tussen erker en perceelsgrens of gezamenlijke hoek bedraagt de afstand minimaal 0,50 m, met dien verstande dat er geen minimale afstand geldt, indien het 2 aaneengesloten erkers betreft;

f.         het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;

g.        het behoud van een stedenbouwkundige eenheid van de desbetreffende straat wordt in acht genomen.

6.3.2         Afwijkingen ten behoeve van dove gevels

a.       Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 6.2.2 onder g ten aanzien van het bepaalde omtrent dove gevels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel 1' en toestaan dat één of meer gevels van een woning niet als dove gevel worden gerealiseerd, mits door middel van een akoestisch onderzoek is aangetoond dat er uit akoestisch oogpunt geen noodzaak is voor een dove gevel;

b.      Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 6.2.2 onder h ten aanzien van het bepaalde omtrent dove gevels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel 2' en toestaan dat één of meer gevels van een woning niet als dove gevel worden gerealiseerd, mits door middel van een akoestisch onderzoek is aangetoond dat de belangen van de bedrijven aan de Doortocht (nummer 8 tot en met 20 even) niet worden geschaad.

 

6.4             Specifieke gebruiksregels

6.4.1         Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

a.       het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

b.       het plaatsen van caravans;

c.        de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf, met uitzondering van het bepaalde in 6.1.2.a;

d.       kamerverhuur en logies;

e.       zelfstandige bewoning van vrijstaande bijgebouwen.