INHOUDSOPGAVE
Artikel 7 Algemene
gebruiksregels
Artikel 8 Algemene
afwijkingsregels
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS-
EN SLOTREGELS
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan ‘Made Zandstraat 2012‘ met identificatienummer NL.IMRO.1719.1bp12zandstraat-vg01van de gemeente Drimmelen;
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten, met bijbehorende regels;
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
aaneengebouwde
woning:
een woning die aan beide zijgevels aangebouwd is aan/niet vrij staat van andere hoofdgebouwen, alsmede een hoekwoning aan een dergelijke woning;
aan-huis-verbonden
beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
afhankelijke
woonruimte:
een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht;
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1719.1bp12zandstraat-vg01
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bijbehorend bouwwerk:
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op
hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen
aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal,die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;
gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
gestapelde bebouwing:
bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten;
twee-aan-een
gebouwde woning:
een woning waarvan het hoofdgebouw aan slechts een zijgevel vrij staat van /niet aangebouwd is aan andere hoofdgebouwen;
hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
mantelzorg:
het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huidhouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak;
ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;
overig bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig –constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
peil:
a voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m;
b in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m;
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;
raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;
voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;
voorgevelrooilijn:
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;
vrijstaande woning:
een woning waarvan het hoofdgebouw vrijstaat van/niet aangebouwd is aan andere hoofdgebouwen;
woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstand tot de zijdelingse
perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
bebouwd oppervlak van een
bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;
breedte, diepte c.q. lengte
van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeen-schappelijke scheidingsmuren;
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a groenvoorzieningen;
b bermen en beplantingen;
c speelvoorzieningen;
d water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
e voorzieningen voor langzaam verkeer;
f nutsvoorzieningen;
g in ondergeschikte mate voorzieningen voor verkeer, waaronder begrepen parkeervoorzieningen, en verblijf.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 m.
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd:
a voorzieningen voor verkeer en verblijf;
b parkeervoorzieningen;
c groenvoorzieningen;
d speelvoorzieningen;
e water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.
b De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen;
b aan-huis-verbonden beroepen;
c tuinen, erven en verhardingen,
Voor het bouwen van hoofd- en bijgebouwen geldt de volgende bepaling:
a Het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 70%.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Op de in artikel 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend vrijstaande woningen, twee-aan-een gebouwde woningen en aaneen gebouwde woningen worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding ‘maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden’ het door middel van die aanduiding aangegeven aantal aaneen te bouwen woningen niet mag worden overschreden;
b Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het als zodanig op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
c De voorgevel van het hoofdgebouw moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn, met dien verstande dat de voorgevelrooilijn uitsluitend mag worden overschreden door een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1. De overschrijding door een balkon, luifel of erker mag niet meer bedragen dan 1 m.
d De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
e De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.
f De dakhelling mag niet minder bedragen dan 35° en niet meer dan 60°.
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a Bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b Bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd op een afstand van niet minder dan 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, behoudens het bepaalde artikel 5.2.2 sub c. Bij hoekwoningen mogen géén aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen.
c De goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,3 m.
d De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 m.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen binnen en buiten het bouwvlak, worden gebouwd.
b De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn en op minder dan 1 m van openbaar gebied niet mag bedragen dan 1 m.
c De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan, mits:
a niet meer oppervlakte voor de uitoefening van dit beroep in gebruik is of zal zijn dan 40% van de oppervlakte van de begane grondlaag van het legaal gerealiseerde hoofdgebouw en van legaal gerealiseerde bijbehorend bouwwerk;
b de beroepsuitoefening (mede) geschied door een bewoner van de desbetreffende woning;
c er geen detailhandel plaatsvindt;
d de uitoefening van dit beroep niet plaatsvindt in een vrijstaand bijgebouw bij aaneengebouwde woningen (inclusief hoekwoningen daarbij).
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Onder verboden gebruik in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in
artikel 7.2 onder b van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.1 lid 1 onder
c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
a het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 onder b en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
- een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
- het gebruik als afhankelijke woonruimte uitsluitend plaatsvindt in één of in meer aangebouwde bijgebouwen;
- de oppervlakte die wordt gebruikt als afhankelijk woonruimte, niet meer bedraagt dan de maximaal toegestane gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 60 m²,
een en ander met dien verstande dat het bevoegd gezag de vergunning kan intrekken, indien de noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. Alvorens het bevoegd gezag omtrent een aanvraag om af te wijken als in deze bepaling bedoeld beslist, dient de aanvrager aan het bevoegd gezag de gegevens en bescheiden te verstrekken waaruit blijkt dat het verlenen van mantelzorg noodzakelijk is.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
a de planregels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
b de planregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
2 de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
c de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
1 ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 20 m;
2 ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m;
d de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
1 de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
2 de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
9.1 Uitsluiting aanvullende
werking Bouwverordening
De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven, overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige regels;
b de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en
e de ruimte tussen bouwwerken.
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzage-legging van het ontwerpbestemmingsplan.
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
a
Een bouwwerk dat op het
tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering
is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het
plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden
vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan
binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b
Burgemeester en
wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor
het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder
a met maximaal 10%.
c
Het bepaalde onder a is
niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd
met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat
plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
a
Het gebruik van grond en
bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b
Het is verboden het met
het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te
veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik,
tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c
Indien het gebruik,
bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden
dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in
strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen
van dat plan.
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
‘Regels van het bestemmingsplan Made Zandstraat 2012 van de gemeente Drimmelen’
Gorinchem/Dordrecht, 22 mei 2013
Welmers Burg Stedenbouw BV
Visser Silfhout Advocaten