Bestemmingsplan
landgoed nooren
REGELS
Artikel 5. Anti-dubbeltelregel
Artikel 6. Algemene bouwregels
Artikel 7. Algemene gebruiksregels
Artikel 8. Algemene wijzigingsregels
1.1 plan
het bestemmingsplan Landgoed Nooren met identificatienummer NL.IMRO.1714.bplandgcadzand-VG01 van de gemeente Sluis
1.2 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels, ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden, regels worden gesteld.
1.3 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.4 aan - huis - gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.5 antenne - installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.6 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.7 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.8 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.9 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.10 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.11 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.12 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.13 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.14 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.15 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.16 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.17 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.18 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.19 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.20 extensieve dagrecreatie
niet - gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.21 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.22 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.23 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning of bijgebouw door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.24 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
1.25 landschaps- en natuurdeskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake landschapswaarden en/of natuurwaarden.
1.26 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet - levende natuur.
1.27 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.28 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.29 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie - instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.
1.30 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.31 openbaar toegankelijk
het vrij toegankelijk zijn van gronden voor derden van zonsopgang tot zonsondergang, met dien verstande dat nadere regels gesteld kunnen worden aan openstelling teneinde onevenredige schade en hinder te voorkomen.
1.32 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.33 peil
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.34 woning
een (gedeelte van een) gebouw, dat bestaat uit een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden.
2.1 Meetregels
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.8 vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten de hoofdmassa van het gebouw uitsteken, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, licht-, antenne- en vlaggenmasten, windvanen, wolfseinden, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, balkon- en terrashekken en dergelijke, dakkapellen, andere ondergeschikte dakopbouwen, liftschachten, en overige overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. behoud, herstel en ontwikkeling van aanwezige en potentiële natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden;
b. extensieve dagrecreatie met bijbehorende (kleinschalige dagrecreatieve) voorzieningen;
c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – landgoed': tevens ontwikkeling, behoud en / of herstel van natuur- en landschapswaarden ten behoeve van een landgoed
d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals de ontsluitingsweg naar de landgoedkavels, fiets- en wandelpaden, bermen, waterpartijen, kleinschalige nutsvoorzieningen en duikers.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:
a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd.
b. De bouwhoogte van erfafscheidingen ten behoeve van het houden van vee bedraagt ten hoogste 1 m¹ met dien verstande dat ten behoeve van de toegang tot het landgoed een poortconstructie mogelijk is met een hoogte van maximaal 3 meter.
c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen, overkappingen of erfafscheidingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m¹.
3.3 Specifieke gebruiksregels
a. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landgoed' zijn openbaar toegankelijk.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden
3.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en ophogen;
c. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
a. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
b. het aanleggen van dammen, kades, duikers, vlonders, schoeiingen of aanlegplaatsen voor recreatievaartuigen.
3.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod van lid 3.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
d. noodzakelijk zijn voor de realisatie van de landschappelijke inpassing en ecologische verbetering, een en ander conform het inrichtingsplan in bijlage 1 van deze regels.
3.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de
natuur-, landschaps- en/of cultuurhistorische waarden:
a. niet worden aangetast of;
b. niet significant worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien nodig mitigerende en zo nodig compenserende maatregelen worden getroffen.
3.3.4 Advisering
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of
werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de
landschaps- en natuurdeskundige of aan de voorwaarde als bedoeld in lid 3.4.3 wordt voldaan.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het wonen met aan - huis - gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – landgoed': het wonen op een landgoed;
c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:
4.2.1 Algemeen
a. Hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen alsmede bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b. De afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt tenminste 3 m¹.
c. Indien gebouwen op het bestemmingsvlak niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van tenminste 3 m¹.
4.2.2 Hoofdgebouwen
a. Per bouwvlak is ten hoogste één hoofdgebouw toegestaan.
b. De maximale goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt 6 m¹.
c. De maximale totale hoogte van een hoofdgebouw bedraagt 12 m¹.
d. De minimale inhoud van een hoofdgebouw bedraagt 1.500 m³.
e. De maximale inhoud van een hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen bedraagt 3.300 m³ met dien verstande dat de maximale inhoud van alle hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen in de bouwvlakken samen 12.600 m³ bedraagt.
f. De maximale breedte van een hoofdgebouw bedraagt 30 m¹.
4.2.3 Bijgebouwen en overkappingen
a. Per bouwvlak is zijn bijgebouwen en overkappingen toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 200 m².
b. Per bouwvlak is ten hoogste één bijgebouw toegestaan.
c. De maximale goothoogte van een bijgebouw bedraagt 4 m¹.
d. De maximale totale hoogte van een bijgebouw bedraagt 8 m¹.
e. De maximale hoogte van overkappingen bedraagt 6 m¹.
4.2.4 Bouwwerken geen gebouwen of overkappingen zijnde
a. Bouwwerken geen gebouwen of overkappingen zijde mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b. De bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m¹ met dien verstande dat ten behoeve van de toegang tot het perceel een poortconstructie mogelijk is met een hoogte van maximaal 2 meter.
c. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 10 m¹.
d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m¹.
4.2.5 Voorwaardelijke verplichting
Het bouwen van gebouwen is toegestaan onder de voorwaarde dat de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen naar het oordeel van het College van Burgemeester en Wethouders past binnen de doelstellingen voor beeldkwaliteit zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels en is getoetst door een onafhankelijk kwaliteitsteam, waarbij bijlage 1 en 2 van deze regels als toetsingskader gelden.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Bouwen tot perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder b voor de bouw van een aan- of uitbouw of bijgebouw op een kleinere afstand tot of in de zijdelingse perceelsgrens, mits verlening van de omgevingsvergunning niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Algemeen
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
a. Het aantal woningen bedraagt per bouwvlak maximaal 1.
b. De vloeroppervlakte ten behoeve van aan - huis - gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 50 m².
c. Het aanbieden van meer dan 3 kamers ten behoeve van logies met ontbijt per bestemmingsvlak is niet toegestaan.
d. Het aanbieden van overnachtingsmogelijkheden is uitsluitend toegestaan indien er op het betreffende perceel gewoond wordt en er sprake is van een planologische samenhang tussen de woning en de logiesfunctie.
e. Het gebruiken van een deel van het hoofdgebouw inclusief aan- of uitbouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is toegestaan.
f. Detailhandel is niet toegestaan.
4.4.2 Voorwaardelijke verplichting
Het gebruik van de gronden met de bestemming ‘Wonen’ is uitsluitend toegestaan indien:
a. de landschappelijke inpassing en ecologische verbetering in de bestemming Natuur is gerealiseerd en de beplanting duurzaam wordt onderhouden en in stand wordt gelaten (inclusief herplant, indien nodig), een en ander conform het inrichtingsplan in bijlage 1 van deze regels;
4.4.3 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in de bestemming ‘Wonen’ wordt in elk geval gerekend:
a. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
b. de opslag van materialen en goederen buiten gebouwen of overkappingen, behoudens en voor zover dat noodzakelijk is in verband met de realisatie van de bebouwing en inrichting van het landschap;
c. het gebruik van verlichting zonder bovenafdekking;
d. het niet voldoen aan de regels, zoals vermeld in artikel 4.4.2.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen, waarvoor een omgevingsvergunning voor bouwen is vereist, buiten beschouwing.
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
a. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
b. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als tenminste toelaatbaar worden aangehouden.
c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a en b slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
d. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken zoals opgenomen in 10.1 niet van toepassing.
De algemene gebruiksregels luiden als volgt:
a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels.
b. Het bevoegd gezag wijkt af van het bepaalde onder a, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.
Burgemeester en wethouders kunnen de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m¹ bedragen en de totale oppervlakte van de bestemmingsvlakken met de bestemming Wonen mag niet worden vergroot.
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het
moment van vaststelling van het bestemmingsplan.
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwen luidt het overgangsrecht als volgt:
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%.
c. Dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Deze regels worden aangehaald onder de naam Regels van het bestemmingsplan ‘Landgoed Nooren'.