Artikel 28
28.1.1 Bestemming
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen;
b. ter plaatse van de aanduiding ‘atelier’: tevens voor een atelier;
c. ter plaatse van de aanduiding ‘bed & breakfast’: tevens een bed & breakfast;
d. ter plaatse van de aanduiding ‘creativiteitscentrum’: tevens een creativiteitscentrum;
e. ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’: tevens voor recreatieve bewoning;
f. ter plaatse van de aanduiding ‘zorgwoning’: uitsluitend zorgwoningen;
g. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – molen’: uitsluitend een molen;
h. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – culturele werkplaats’: tevens een culturele werkplaats;
i. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden': tevens voor behoud, versterking en ontwikkeling van aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden;
j. tuinen, erven, paden, verhardingen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;
28.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 28.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:
a. hoofdgebouwen;
b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen;
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
28.2.1 Hoofdgebouwen
Met betrekking tot het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden opgericht;
b. ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding ‘aaneengebouwd’, mogen uitsluitend aaneengesloten hoofdgebouwen worden gebouwd;
c. ter plaatse van de bouwvlakken met de specifieke bouwaanduiding ‘geschakeld’, mogen uitsluitend geschakelde hoofdgebouwen worden gebouwd;
d. ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding ‘gestapeld’, mag per bouwvlak één hoofdgebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht worden gebouwd, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid gewaarborgd is;
e. ter plaatse van de bouwvlakken met de specifieke bouwaanduiding ‘lint’, mogen uitsluitend vrijstaande en twee-aaneengebouwde hoofdgebouwen worden gebouwd;
f. ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding ‘twee-aaneen’, ‘twee-aaneen - 1’ en ‘twee-aaneen – 2’, mogen uitsluitend twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen worden gebouwd;
g. ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding ‘vrijstaand’, ‘vrijstaand - 1’, ‘vrijstaand - 2’, ‘vrijstaand - 3’, mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden gebouwd;
h. ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’: tevens een onderdoorgang;
i. hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de op de verbeelding aangegeven voorgevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de verbeelding is aangegeven. Indien voor een bouwperceel twee voorgevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin te worden gebouwd;
j. de breedte van een hoofdgebouw – een aangebouwd bijgebouw, aan- en uitbouw als genoemd in lid 28.1.2 sub b niet meegerekend – zal minimaal bedragen binnen de bouwvlakken met de (specifieke bouw)aanduiding:
- ‘aaneengebouwd’ 4,80 meter;
- ‘geschakeld’ 6 meter;
- ‘gestapeld’ niet van toepassing;
- ‘lint’ 4,80 meter;
- ‘twee-aaneen’ 6 meter;
- ‘twee-aaneen - 1’ 6 meter;
- ‘twee-aaneen – 2’ 6 meter;
- ‘vrijstaand’ 7 meter;
- ‘vrijstaand - 1’ 7 meter;
- ‘vrijstaand - 2’ 7 meter;
- ‘vrijstaand - 3’ 7 meter;
k. de afstand tussen de hoofdgebouwen – een aangebouwd bijgebouw, aan- en uitbouw als genoemd in lid 28.1.2 sub b niet meegerekend – en de zijdelingse perceelsgrens zal minimaal bedragen binnen de bouwvlakken met de (specifieke bouw)aanduiding:
- ‘aaneengebouwd’ niet van toepassing;
- ‘geschakeld’ 3 meter (aan één zijde);
- ‘gestapeld’ niet van toepassing;
- ‘lint’ 0,5 meter (aan één zijde);
- ‘twee-aaneen’ 3 meter (aan één zijde);
- ‘twee-aaneen - 1’ 3 meter (aan één zijde);
- ‘twee-aaneen - 2’ 1 meter (aan één zijde);
- ‘vrijstaand’ 3 meter;
- ‘vrijstaand - 1’ 3 meter;
- ‘vrijstaand - 2’ 3 meter;
- ‘vrijstaand - 3’ 3 meter (aan één zijde);
l. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven maat;
m. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 meter meer dan de maximaal toegestane goothoogte, uitgezonderd daar waar de bouwhoogte op de verbeelding is aangegeven;
n. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand – 1’ en ‘twee-aaneen-1’ mag het bouwperceel maximaal 30 % worden bebouwd met gebouwen en overkappingen;
o. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand – 2’ gelden de volgende bepalingen:
1. de gezamenlijke oppervlakte van één woning (hoofdgebouw inclusief aan- of uitbouwen) en de daarbij behorende bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 100 m² bedragen;
2. goothoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan de op de verbeelding aangegeven goothoogte;
3. de onderlinge afstand van gebouwen mag niet minder bedragen dan 3 meter;
p. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ is het maximum aantal woningen bepaald;
q. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum volume’ is het maximum aantal m³ bepaald.
28.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen
Bij hoofdgebouwen mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding ‘erf’ worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ zijn uitsluitend aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan;
c. de maximale goothoogte bedraagt 3,30 meter;
d. de maximale bouwhoogte bedraagt 7 meter;
e. de afstand tussen het hoofdgebouw en vrijstaande bijgebouwen bedraagt minimaal 1 meter;
f. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder dan 1 meter bedragen, tenzij gebouwen in de perceelsgrens worden gebouwd;
g. ter plaatse van de aanduiding ‘erf’ mogen de gronden tot maximaal 40% worden bebouwd met bijgebouwen, aan- en uitbouwen, overkappingen meegerekend met een maximum van 60 m²,
h. in afwijking van het bepaalde in lid 28.2.2, sub g bedraagt de maximaal toelaatbare oppervlakte aan bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen 90 m² voor aaneengesloten percelen met een omvang van meer dan 1.000 m² behorende bij de woning;
i. in afwijking van het bepaalde in lid 28.2.2, sub g en h bedraagt de maximaal toelaatbare oppervlakte aan bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen 120 m² voor aaneengesloten percelen met een omvang van meer dan 2.500 m² behorende bij de woning;
j. indien de toelaatbare bebouwing ingevolge het gestelde onder lid 28.2.2, sub g minder bedraagt dan 20 m² is een bebouwingspercentage van 50% tot een maximum van 20 m² toegestaan;
k. in afwijking van het bepaalde in lid 28.2.2, sub g bedraagt het maximum bebouwd oppervlak, daar waar een dergelijke maat op de verbeelding is aangegeven, de op de verbeelding aangegeven maat.
28.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:
- antennes: 5 meter;
- speeltoestellen: 3 meter;
- openbare nutsvoorzieningen: 3 meter;
- vlaggenmasten: 10 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 meter.
b. in afwijking van het bepaalde onder lid 28.2.3, sub a bedraagt de bouwhoogte van een tuin- of erfafscheiding, die gebouwd wordt vóór (het verlengde van) de voorgevellijn maximaal 1 meter.
28.3.1 Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. lid 28.2.1, sub j en sub k voor een kleinere maatvoering;
b. lid 28.2.1, voor het onderling uitwisselen van de (specifieke) bouwaanduidingen ‘vrijstaand’, ‘vrijstaand-1’, ‘vrijstaand-2’, ‘vrijstaand-3’, ‘twee-aaneen’, ‘twee-aaneen -1’, ‘twee-aaneen – 2’, ‘aaneengebouwd’, ‘geschakeld’, ‘lint’ en ‘gestapeld’ binnen de bestemming ‘Wonen’, uitgezonderd ter plaatse van de dubbelbestemmingen ‘Waarde-Cultuurhistorie-1 en Waarde-Cultuurhistorie-2’;
c. lid 28.2.3, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.
28.3.2 De in lid 28.3.1 genoemde afwijkingen bij omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a. de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
28.3.3 De in lid 28.3.1, sub b en sub c genoemde afwijkingen bij omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend, mits:
a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
d. het aantal woningen per bouwvlak niet toeneemt.
28.4.1 Verboden gebruik
Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c Wabo wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van de huisvesting van personen;
b. garages en bergplaatsen voor handel en distributie van goederen;
c. kamerbewoning;
d. uitoefening bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bij de woning behorende bijgebouwen.
28.4.2 Toegestaan gebruik
Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c Wabo wordt niet gerekend:
a. beroep aan huis, met dien verstande dat:
1. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen ten hoogste 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 50 m² bedraagt;
2. het beroep uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;
3. geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de omgeving;
4. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit;
5. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of bijgebouw uitvoert tevens bewoner van de woning is;
6. er geen sprake mag zijn van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
7. er geen verstoring plaatsvindt in de evenwichtige opbouw in de voorzieningenstructuur.
b. het gebruiken van een deel van de woning, een aan- of uitbouw van de woning ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg.
28.5.1 Bedrijf aan huis
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.4.1, sub d voor de uitoefening bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bij de woning behorende aan- en uitbouwen met een oppervlakte van ten hoogste 25% met een maximum van 50 m², met dien verstande dat:
a. het bedrijf uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;
b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de omgeving;
c. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit;
d. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of bijgebouw uitvoert tevens bewoner van de woning is;
e. er geen sprake mag zijn van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
f. er geen verstoring plaatsvindt in de evenwichtige opbouw in de voorzieningenstructuur;
g. geen vergunning tot afwijking wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van bijlage I van het Bor of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;
h. geen detailhandel is toegestaan tenzij als ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsmatige activiteit.
28.5.2 Bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.1.1 voor het inrichten en/of gebruiken van een woning en/of aan- en uitbouw als bed & breakfast, met dien verstande dat:
a. de vergunning uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
b. de aanvrager bewoner is van het perceel;
c. het hoofdgebouw op het perceel permanent wordt bewoond;
d. de bed & breakfast uitsluitend voor niet-permanente bewoning wordt gebruikt;
e. de vergunning tot afwijking niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;
f. er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende hoofdgebouw (veiligheid, milieuhinder);
g. indien mogelijk op het eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt geboden en indien op eigen terrein geen ruimte is voor parkeergelegenheid, dan dient in de nabijheid van de eigen woning ruim voldoende openbare parkeergelegenheid te zijn, zodanig dat de activiteiten geen parkeeroverlast kunnen veroorzaken.
28.5.3 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.4.2, sub b voor het inrichten en/of gebruiken van een bijgebouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met dien verstande dat:
a. de vergunning uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
b. er sprake is van mantelzorg waarbij een zorgindicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) of een doktersverklaring als toetsinstrument wordt toegepast;
c. per bouwperceel maximaal 1 woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg is toegestaan;
d. maximaal 75 m² van de bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
e. de vergunning tot afwijking niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;
f. er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende bijgebouw (veiligheid, milieuhinder).