3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarden;
b. dagrecreatie;
c. verblijfsrecreatie, ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’;
d. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’;
e. uitsluitend uitoefening agrarisch bedrijf, ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch’;
f. verkeer, uitsluitend voorzover het bestaande wegen betreft;
g. nutsvoorzieningen.
Ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ mag het aantal recreatiewoningen ten hoogste het bestaande aantal bedragen.
Het doel dagrecreatie is beperkt tot de inrichting en het gebruik van dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeervoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
Het doel uitoefening agrarisch bedrijf is beperkt tot het gebruik als grasland en bouwland; in dit gebruik is de opslag van mest en voer niet begrepen.
Van de in de bestemming begrepen wegen mag het aantal rijstroken ten hoogste twee bedragen.
De doeleinden ten aanzien van natuurlijke en landschappelijke waarden worden nagestreefd door middel van behoud en herstel van de volgende kenmerken:
Abiotische kenmerken:
- geomorfologisch van belang zijnde, bijzonder stuifzandgebied met veel microreliëf;
- lage grondwaterstand, daardoor weinig sloten;
- het plangebied ligt in zijn geheel in een inzijgingsgebied.
Biotische kenmerken:
- botanisch rijk bos;
- natuurlijke en landschappelijke waarde van houtopstanden;
- monumentale en/of waardevolle individuele bomen;
- soortenrijke beplanting, met name de Molenduinen;
- verspreide vennen en heide;
- gevarieerde broedvogelbevolking en roofvogels (havik en sperwer);
- rijke ondergroei van loofhoutsoorten;
- amfibieën en insecten bij vennen en heide.
Cultuurhistorische/landschappelijke kenmerken:
- overgangen van hoog en droog bos naar lage en natte veentjes;
- overgangen van open stuifzanden naar dichte bossen;
- afwisseling van open cultuurgrond met besloten bosgebied;
- (zomer)huisjesterreinen en campings in met name de Langeloërduinen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bebouwing ten dienste van de verblijfsrecreatie
Voor recreatiewoningen geldt dat uitsluitend de oppervlakte van het bestaande hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen en aan-/uitbouwen op de bestaande locatie zijn toegestaan.
De goot- en bouwhoogte bedragen voor recreatiewoningen niet meer dan respectievelijk 3 m en 6,5 m, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte, voorzover deze meer bedragen en voor bijgebouwen en aan-/uitbouwen niet meer dan respectievelijk 2,5 m en 4,5 m, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte, voorzover deze meer bedragen.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m; met dien verstande dat gesloten, dan wel open overkappingen en erfafscheidingen en andere terreinafscheidingsconstructies niet zijn toegestaan.
3.2.2 Bebouwing ten dienste van wonen
Ten behoeve van wonen is ten hoogste het bestaande aantal woningen op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ toegestaan. De gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd. De goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw bedragen niet meer dan 3,5 m respectievelijk 8 m, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen. Bij verbouw dient zoveel mogelijk te worden aangesloten bij de bestaande dakvorm.
Aan-/uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan tot een maximale goot- en bouwhoogte van 3 m respectievelijk 6 m. De gezamenlijke bebouwde oppervlakte van het hoofdgebouw, aan-/uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 200 m², dan wel niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt. De oppervlakte van de aan-/uitbouwen en bijgebouwen bedraagt niet meer dan 60 m², dan wel niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen.
3.2.3 Bebouwing ten dienste van overige doeleinden
Voor het doel verkeer is het bouwen beperkt tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van ten hoogste 12 m.
Voor de doeleinden dagrecreatie en nutsvoorzieningen is het bouwen beperkt tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de natuurwaarden;
worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 3.2.1:
voor het herbouwen van een bestaande recreatiewoning in afwijking van de bestaande locatie of voor het uitbreiden van een bestaande recreatiewoning met dien verstande dat:
- de oppervlakte inclusief aan-/uitbouwen en bijgebouwen, niet meer dan 80 m2 bedraagt;
- de inhoud van een recreatiewoning inclusief aan-/uitbouwen, kelders en bijgebouwen ten hoogste 350 m³ bedraagt;
- de oppervlakte van aan-/uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 20 m² mag bedragen, met dien verstande dat geen vrijstaande bijgebouwen zijn toegestaan;
- de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen minimaal 25 m bedraagt. In het geval handhaving van de afstand niet haalbaar is, kan een geringere afstand worden toegestaan;
- de afstand tot de perceelsgrens ten minste 5 m bedraagt, dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
- de afstand tot de bestemmingsgrens en tot de grens ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' ten minste 10 m bedraagt, dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
b. lid 3.2.3:
voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de regeling, beveiliging en begeleiding van het verkeer tot een bouwhoogte van ten hoogste 15 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving. Hieronder wordt in elk geval begrepen het gebruik voor permanente bewoning, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
1. het aanleggen van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
2. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen en daarbij behorende voorzieningen en/of constructies;
4. ophogen en afgraven van gronden.
b. De in lid 3.5, sub a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft die het normale onderhoud tot doel hebben.
c. De in lid 3.5, sub a bedoelde vergunning mag geen onevenredige afbreuk doen aan de in lid 3.1 omschreven waarden.
d. De in lid 3.5, sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor het vellen of rooien van houtopstanden op de gronden van het terrein ‘Oosterduinen’ en op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ voorzover het betreft het gebied, gelegen buiten het bouwvlak.