Artikel 5.          Agrarisch- Agrarisch bedrijf 

 

Toelichting

De bestemming Agrarisch – Agrarisch Bedrijf is toegekend aan die locaties waar sprake is van bedrijfsmatige agrarische activiteiten met bebouwing en ondersteunende voorzieningen. Niet alle agrarische activiteiten zijn zonder meer toegestaan. Afhankelijk van de ligging is dit beperkt tot (een) bepaalde bedrijfsvorm(en). Dit is op de verbeelding aangeduid.

 

Leeswijzer

Om van de algemene regelingen en bepalingen op de hoogte te zijn, dient u naast dit artikel met name de volgende planregels te raadplegen:

Artikel 1 t/m 3   Inleidende regels;

Artikel 22 t/m 29   Algemene regels;

 

Als u iets wilt dat niet lijkt te passen binnen de bestemming, kunt u de flexibiliteitregels van artikel 30 en 31 raadplegen om te kijken of deze wel mogelijkheden bieden;

 

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch- Agrarisch bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf met de bijbehorende voorzieningen zoals mestopslagsilo’s, permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van waterberging en - infiltratie, voer- en mestplaten, mest- of waterbassins van folie, verharding en groene erfinrichting.

 

De oppervlakte voor bebouwing, verharding en andere voorzieningen mag maximaal 80% van het bestemmingsvlak bedragen zodat er tenminste 20% overblijft voor de groene erfinrichting.

 

Per bestemmingsvlak mag slechts één bedrijf worden uitgeoefend. Verder zijn op bedrijfsniveau voorzieningen toegestaan ten behoeve van een duurzame ontwikkeling en exploitatie van het desbetreffende bedrijf zoals mestverwerking, energie – opwekking en biovergisting.

 

Voor zo ver de aard van de bedrijven is aangeduid op de verbeelding geldt de volgende onderverdeling:

1.         Op bestemmingsvlakken met de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch –grondgebonden” zijn alleen grondgebonden activiteiten toegestaan;

2.         Op bestemmingsvlakken met de aanduiding “intensieve veehouderij” is intensieve veehouderij toegestaan naast grondgebonden activiteiten;

3.                     Op bestemmingsvlakken met de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch-niet- grondgebonden” zijn niet-grondgebonden activiteiten toegestaan, niet zijnde intensieve veehouderij, naast grondgebonden activiteiten;

4.         Op bestemmingsvlakken met de aanduiding “intensieve veehouderij” én “specifieke vorm van agrarisch- grondgebonden” is intensieve veehouderij slechts toegestaan voor zover deze op het moment van ter visie leggen van het ontwerp-bestemmingsplan mocht worden uitgeoefend op grond van een verleende milieuvergunning;

5.         Op bestemmingsvlakken met de aanduiding “glastuinbouw” is glastuinbouw toegestaan;

6.         Op bestemmingsvlakken met de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch- vuurwerkopslag en verkoop” is de opslag en verkoop van vuurwerk toegestaan naast grondgebonden activiteiten;

7.         Op bestemmingsvlakken met de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch- paardenhouderij” is een paardenhouderij toegestaan naast grondgebonden activiteiten;

8.         Op bestemmingsvlakken met de aanduiding recreatieve nevenactiviteit is een recreatieve nevenactiviteit toegestaan.

9.         Op bestemmingsvlakken zonder aanduiding is elke vorm van agrarische activiteiten toegestaan met uitzondering van glastuinbouw, mits deze is gelegen in het Landbouwontwikkelingsgebied

 


 

5.2.      Bouwregels

Op of in de in 5.1. bedoelde gronden mag het volgende worden gebouwd:

1.         Eén bedrijfswoning met aan- en bijbouwen

2.         Agrarische bedrijfsbebouwing

3.         Bouwwerken geen gebouw zijnde en andere voorzieningen

4.         Maximaal 1000 m2 ondersteunende kassen.

 

Op of in de in 5.1. bedoelde gronden gelden de volgende bouwverboden:

  1. Tot 1 juni 2012 mag bebouwing niet uitgebreid worden binnen een bestaand bouwblok van intensieve veehouderij ten behoeve van een geiten- en schapenhouderij.
  2. Vergroting van de bebouwing ten behoeve van een intensieve veehouderij gelegen in het extensiveringsgebied welke op peildatum 1 oktober 2010 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een verleende wettelijke bouwvergunning gebaseerd op een volledige en ontvankelijke bouwaanvraag in overeenstemming met het geldend bestemmingsplan ingediend voor 1 oktober 2010, is niet toegestaan.

 

Op of in de in 5.1. bedoelde gronden mag gebouwd worden met inachtneming van de volgende maatvoering:

1.         de bedrijfswoning mag een inhoud hebben van maximaal 750m³

2.         de maximale goothoogte is 4,5m¹, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt

3.         de maximale bouwhoogte 11m¹, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt

4.         de afstand tussen de hoofdgebouwen mag maximaal 15m¹ zijn

5.         de maximale toegestane hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde is 12m¹

6.         de hoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2m¹ zijn

7.         de minimale afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens is 3m¹

8.         de maximale oppervlakte van uitbreiding van bebouwing zonder erfbeplanting is 20m²

9.         Voor (delen van) bestemmingsvlakken met de aanduiding “maximum bebouwingspercentage” geldt het daarin aangegeven getal als maximum.

10.       Ondergronds bouwen tot meer dan 1 meter beneden peil is toegestaan voor het realiseren van mestputten onder bedrijfsgebouwen.

 

5.3.      Specifieke gebruiksregels

Onder met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 25 wordt in ieder geval verstaan:

1.         Het gebruik van gebouwen anders dan de bedrijfswoning voor bewoning;

2.         Het binnen gebouwen meer dan één bouwlaag gebruiken voor het houden van dieren.

 

5.4.      Aanlegvergunningregels

Het is verboden op of in de in 5.1. bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders ( aanlegvergunning) erfbeplanting te verwijderen. Geen aanlegvergunning is vereist voor normaal onderhoud en beheer.

 

Deze werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.

 

Voor het verwijderen van erfbeplanting geldt in dit verband dat uit een nieuw (erf)inrichtingsplan moet blijken dat aan artikel 23.1. kan worden voldaan.

 

5.5.      Flexibiliteitregels

In de algemene regels en de artikelen 30 en 31 van dit bestemmingsplan zijn de eventueel van toepassing zijnde ontheffingen en wijzigingsmogelijkheden opgenomen.