ARTIKEL 5.

Wonen

 

 

 

5.1.

Bestemmingsomschrijving.

 

De gronden, binnen het bestemmingsvlak ‘Wonen’ zijn bestemd voor:

a.

wonen;

b.

maatschappelijke dienstverlening in het aanduidingsvlak maatschappelijk (m);

c.

een architectenbureau in het aanduidingsvlak specifieke vorm van kantoor-architect (sk-architect);

 

met de daarbij behorende:

 

 

d.

tuinen;

e.

woonstraten en erven;

f.

paden en parkeervoorzieningen;

g.

groenvoorzieningen;

h.

voet- en fietspaden;

i.

waterlopen en waterpartijen;

j.

speeltoestellen;

k.

straatverlichting;

l.

(ondergrondse) voorzieningen ten behoeve van de afvalinzameling en afvalverwijdering;

m.

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmeting passen binnen deze bestemming, waaronder ook privé-zwembaden, tennisbanen of terrassen;

n.

op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan bestaande gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, werken en werkzaamheden;

o.

geluidwerende voorzieningen in de vorm van een wal of scherm in het aanduidingsvlak ‘geluidwal - (gw)’.

 

 

 

 

5.2.

Bouwregels.

 

 

Op de tot Wonen bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat:

a.

er mogen maximaal 290 woningen worden gebouwd. Maximaal 45% van deze te bouwen woningen zal bestaan uit sociale huurwoningen, maximaal 5% van deze te bouwen woningen zal bestaan uit sociale koopwoningen en maximaal 35% van deze te bouwen woningen zal in particulier opdrachtgeverschap worden ontwikkeld;

b.

aanduidingsvlakken met een letteraanduiding bij de bestemming ‘Wonen’ het type bebouwing voor de aaneengesloten gronden wordt aangegeven, waarbij bij de aanduiding:

 

[vrij] vrijstaande woningen met bijbehorende bijgebouwen

 

[sba - 2] vrijstaande woningen op kleine percelen met bijbehorende bijgebouwen

 

[tae] halfvrijstaande woningen met bijbehorende bijgebouwen

 

[aeg] aaneengebouwde woningen met bijbehorende bijgebouwen

 

[sba - 1] patiowoningen met bijbehorende bijgebouwen

 

[gs] gestapelde woningen met bijgebouwen

 

zijn toegestaan.

c.

per bouwperceel maar 1 woning is toegestaan met uitzondering van de percelen met aanduiding [gs].

d.

per woning op eigen terrein en/of in de openbare ruimte voorzien dient te worden in 2 parkeerplaatsen met inachtneming van het volgende:

 

1.

bij vrijstaande woningen dienen bij de aanduiding [vrij] ten minste 2 parkeerplaatsen en bij de aanduiding [sba - 2] dient ten minste 1 parkeerplaats op eigen terrein gerealiseerd te worden;

 

 

2.

bij halfvrijstaande woningen dienen ten minste 2 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd te worden;

 

 

3.

bij patiowoningen dienen ten minste 2 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd te worden;

 

 

4.

bij aaneengebouwde woningen hoeft geen parkeerplaats op eigen terrein gerealiseerd te worden, met uitzondering van de eindwoning waar ten minste 1 parkeerplaats op eigen terrein dient te worden gerealiseerd;

 

 

5.

bij gestapelde woningen dient ten minste 0,7 parkeerplaats per appartement c.q. verpleegplaats op eigen terrein te worden gerealiseerd.

 

e.

geen uitlogende materialen mogen worden toegepast voor verhardingen, daken, dakgoten en/of hemelwaterafvoeren.

 

met dien verstande dat:

 

f.

ten behoeve van bouwwerken ten behoeve van KWO met een oppervlakte tot maximaal 70 m², zowel boven- en ondergronds zijn toegestaan.

 

g.

ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” slechts de op de plankaart maximum aantal aangeduide wooneenheden binnen het maatvoeringsvlak mogen worden gerealiseerd.

 

 

 

5.2.1.

Hoofdgebouwen/bouwvlak.

 

 

 

 

a.

het hoofdgebouw moet en bijgebouwen mogen in het bouwvlak worden gebouwd;

 

b.

het bouwvlak mag in zijn geheel worden bebouwd met uitzondering van het bouwvlak bij de aanduiding [gs] waar het maximale bebouwingspercentage 70% mag bedragen;

 

c.

het hoofdgebouw dient georiënteerd te blijven op hetzelfde voorerf zoals dat bestaat op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;

 

d.

de voorgevel dient in de naar de weg gekeerde bouwgrens, te worden opgericht. Wanneer er sprake is van twee naar de weg gekeerde bouwgrenzen dient de voor- en een zijgevel in de naar de weg gekeerde bouwgrenzen te worden opgericht;

 

 

-

ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, luifels en balkons met een oppervlakte van maximaal 5 m², mogen de naar de weg gekeerde bouwgrens overschrijden met niet meer dan 1,20 m, mits daarmee de bestemmingsgrens of de perceelsgrens die het dichtst aan de zijde van de weg gelegen is, niet wordt overschreden;

 

e.

ten aanzien van de maatvoering van hoofdgebouwen gelden voor de met [vrij], [tae], [aeg] en [sba - 1] aangeduide gronden de volgende regels:

 

 

1.

de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 6,00 m tenzij een andere goothoogte is aangeduid binnen het bouwvlak of aanduidingsvlak of de goothoogte op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;

 

 

2.

de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 10,00 m tenzij een andere hoogte is aangeduid binnen het bouwvlak of aanduidingsvlak of de hoogte op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;

 

f.

ten aanzien van de maatvoering van hoofdgebouwen gelden voor de met [sba - 2] aangeduide gronden de volgende regels:

 

 

1.

de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,5 m;

 

 

2.

de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m;

 

g.

ten aanzien van de maatvoering van hoofdgebouwen gelden voor de met [gs] aangeduide gronden de volgende regels:

 

 

1.

de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 10,5 m;

 

 

2.

de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 13,5 m;

 

h.

het hoofdgebouw dient te worden afgedekt met ten minste twee tegenover elkaar liggende hellende dakvlakken waarvan de helling niet minder mag bedragen dan 30º en niet meer dan 60º, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding [sba - 1] het dakvlak, dat niet grenst aan de openbare ruimte, tot maximaal 50% van het dakvlak plat afgedekt mag zijn.

 

 

 

 

5.2.2

Bijgebouwen.

 

 

 

 

Voor het bouwen van bijgebouwen:

 

a.

bijgebouwen mogen worden gebouwd ten dienste van de bestemming, zoals bergingen, garages, dierenverblijven, woon-, werk- en hobbyruimten, hobbykassen en serres;

 

b.

ter plaatsen van de aanduiding ‘bijgebouwen - [bg]’ mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

 

c.

daar waar in een aanduidingsvlak [vrij] is aangegeven, dient de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1,5 m te bedragen;

 

d.

de gezamenlijke oppervlakte van vergunningsplichtige bijgebouwen en overkappingen bij woningen mag maximaal 150 m² bedragen, mits de gronden met de aanduiding ‘bijgebouwen - [bg]door dat bouwen voor niet meer dan 50% wordt bebouwd, waarbij bijgebouwen en overkappingen, gelegen binnen het bouwvlak, niet meegerekend worden bij de maximaal toegestane gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij woningen;

 

e.

bijgebouwen moeten worden afgedekt met een kap met een dakhelling gelijk aan de dakhelling van het hoofdgebouw m.u.v. bijgebouwen binnen het aanduidingsvlak plat dak [pd];

 

f.

ten aanzien van de maatvoering van bijgebouwen gelden de volgende regels:

 

 

1.

de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,20 m of de bestaande goothoogte op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan indien deze hoger is;

 

 

2.

de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 6,00 m of de hoogte op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan indien deze hoger is.

 

 

 

 

5.2.3

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

 

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen [vrij], [sba - 2], [tae], [aeg] en [sba - 1] gelden de volgende bepalingen:

 

a.

bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen qua aard en afmetingen bij de bestemming te passen;

 

b.

de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak en binnen de gronden met de aanduiding ‘bijgebouwen - [bg]’, mag maximaal 4,00 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2,00 m mag bedragen;

 

c.

de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder tevens begrepen erfafscheidingen, buiten het bouwvlak en gronden zonder de aanduiding ‘bijgebouwen - [bg] mag maximaal 1,00 m bedragen;

 

d.

overkappingen zonder wanden of met maximaal 1 dichte wand mogen niet hoger zijn dan 3 m gemeten vanaf het aansluitend terrein en mogen uitsluitend worden geplaatst op maximaal één zijerf en binnen het bouwvlak en/of binnen de gronden met aanduiding ‘bijgebouwen - [bg]’. Overkappingen geplaatst op 0,5 m of minder van een wand van een hoofd- of bijgebouw worden geacht te zijn omsloten door de desbetreffende wand van het hoofd- of bijgebouw;

 

e.

de maximaal toegestane hoogte van de geluidwal bedraagt 5 meter.

 

 

 

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen [gs] gelden de volgende bepalingen:

 

a.

bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen qua aard en afmetingen bij de bestemming te passen;

 

b.

de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals speeltoestellen, meubilair e.d., mag maximaal 4,00 m bedragen, met uitzondering van:

 

 

1.

erfafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2 m mag bedragen binnen het bouwvlak en binnen de gronden met aanduiding ‘bijgebouwen - [bg]’ en maximaal 1 m buiten het bouwvlak en op de gronden zonder aanduiding ‘bijgebouwen - [bg]’;

 

 

2.

bouwwerken van een gering oppervlak, zoals gedenktekens en vlaggenmasten, waarvan de hoogte maximaal 10 m mag bedragen.

 

 

 

 

 

5.2.4

Antenne-opstelpunten

 

 

Op gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde hoger dan 15 m mogen antenne-opstelpunten worden opgericht, mits deze antennemasten niet hoger zijn dan 5 m vanaf bovenkant gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5.3.

Nadere eisen.

 

 

 

 

5.3.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan (ver)nieuwbouwplannen gelegen in een gemeentelijk stads- en dorpsgezicht en aan (ver)nieuwbouwplannen gelegen in de directe omgeving van bouwwerken, die zijn aangeduid als gemeentelijk dan wel rijksmonument, met dien verstande, dat kan worden geëist, dat hoogtematen, dieptemaat, breedtemaat, gevelindeling en kapvorm van de (ver)nieuwbouwplannen afgestemd zijn op de historische karakteristiek van het gemeentelijk stads- en dorpsgezicht dan wel deze monumenten.

 

 

 

 

 

5.3.2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de op grond van dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor:

 

a.

de verkeersveiligheid;

 

b.

het parkeren op eigen terrein, zoals aangegeven in artikel 5.2 sub d;

 

c.

de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

dan wel voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van het na te streven stedenbouwkundige beeld.

 

 

 

 

 

 

 

5.4.

Ontheffing van de bouwregels.

 

 

 

 

5.4.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor de situering en de vorm van de aangegeven bouwvlakken dan wel voor nieuwe bouwvlakken, mits:

 

a.

de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;

 

b.

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

 

-

het straat- en bebouwingsbeeld;

 

 

-

de woonsituatie;

 

 

-

de verkeersveiligheid;

 

 

-

de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

 

 

5.4.2. In combinatie met de ontheffing onder 5.4.1. kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen voor de situering en de vorm van het aanduidingsvlak ‘bijgebouwen - [bg]’ dan wel voor nieuwe aanduidingsvlakken  ‘bijgebouwen - [bg]’, mits:

 

a.

de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;

 

b.

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

 

-

het straat- en bebouwingsbeeld;

 

 

-

de woonsituatie;

 

 

-

de verkeersveiligheid;

 

 

-

de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

 

 

5.4.3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor het bouwen op gronden zonder aanduiding ‘bijgebouwen - [bg]’ in hoeksituaties, teneinde het bouwen op een kortere afstand ten opzichte van de naar de weg gekeerde bouwgrens toe te staan tot maximaal 1 meter achter de naar de weg gekeerde bouwgrens of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn, mits de voor de verkeersveiligheid benodigde uitzichthoek van 45° gewaarborgd blijft en de stedenbouwkundige waarden hierdoor niet onevenredig worden aangetast.

 

 

 

 

 

5.4.4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 5.2.2. onder e voor het bouwen van een bijgebouw met een platte afdekking, mits:

 

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

-

het straat- en bebouwingsbeeld;

 

-

de woonsituatie;

 

-

de verkeersveiligheid;

 

-

de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

 

5.4.5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 5.2.1. onder d voor het oprichten van de voorgevel evenwijdig aan, tot maximaal 3 m achter, de naar de weg gekeerde bouwgrens, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

 

-

het straat- en bebouwingsbeeld;

 

 

-

de woonsituatie;

 

 

-

de verkeersveiligheid;

 

 

-

de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

 

 

 

 

 

5.4.6. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 5.2.3. onder c voor het oprichten van een sierhekwerk van maximaal 2 meter hoog en maximaal 5 meter breed voor de voorgevel van vrijstaande woningen om de entree te accentueren.

 

 

 

5.4.7. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen teneinde toe te staan dat een aangebouwd bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:

 

a.

wordt aangetoond dat inwoning in het hoofdgebouw niet tot de reële mogelijkheden behoort;

 

b.

wordt aangetoond dat er sprake is van een familierelatie;

 

c.

de bewoners van de afhankelijke woning op hetzelfde adres worden ingeschreven als de bewoners van de hoofdwoning (dus geen eigen huisnummer);

 

d.

er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;

 

e.

de afhankelijke woonruimte binnen de in dit bestemmingsplan opgenomen bebouwingsregeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale gebruiksoppervlakte van 75 m².

 

 

 

 

 

5.4.8. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor het toestaan van een dakterras op een plat dak, mits:

 

a.

de hoogte van de vloerafscheiding/balustrade niet meer dan 1,20 m bedraagt, gemeten vanaf de bovenkant van het plat dak;

 

b.

geen bouwwerken, anders dan onder a bedoeld, op het dakterras worden opgericht;

 

c.

het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet wordt verstoord;

 

d.

geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;

 

e.

waarden en belangen van derden niet worden geschaad of kunnen worden geschaad.

 

 

 

5.4.9. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om op zijerven die grenzen aan de weg of het openbaar groen of openbaar water, draadafscheidingen tot een maximale hoogte van 2 m op de perceelsgrens toe te staan, mits de voor de verkeersveiligheid benodigde uitzichthoek van 45° ten opzichte van de voorgevel van het hoofdgebouw gewaarborgd blijft.

 

 

 

 

 

 

 

5.5.

Specifieke gebruiksregels

 

 

 

 

5.5.1.

Algemeen.

 

 

 

 

a.

Ter plaatse van de aanduiding ‘houtwal - (hw)’ zijn geen voorzieningen voor het autoverkeer, inclusief parkeervoorzieningen toegestaan met uitzondering van inritten ten behoeve van woningen met een breedte van maximaal 4 m per woning met dien verstande dat wanneer bij halfvrijstaande, aaneengebouwde en patiowoningen de inrit van 2 woningen in dezelfde zijdelingse perceelsgrens gelegd wordt de inrit, per woning, maximaal 3 m breed mag zijn.

 

b.

Ter plaatse van de aanduiding ‘speelvoorziening - (sz)’ zijn geen voorzieningen voor het autoverkeer, inclusief parkeervoorzieningen toegestaan met uitzondering van inritten ten behoeve van woningen met een breedte van maximaal 4 m per woning met dien verstande dat wanneer bij halfvrijstaande, aaneengebouwde en patiowoningen de inrit van 2 woningen in dezelfde zijdelingse perceelsgrens gelegd wordt de inrit, per woning, maximaal 3 m breed mag zijn. Groenvoorzieningen zijn binnen deze aanduiding toegestaan, mits deze groenvoorzieningen de functie van de speelvoorziening ondersteunen.

 

c.

Bij het nieuw oprichten van geluidgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder dient het bepaalde in artikel 22 in acht genomen te worden.

 

 

 

 

5.5.2.

Gebruik van gronden en opstallen.

 

 

 

 

Onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in elk geval verstaan het gebruik van gronden en opstallen voor:

 

a.

zelfstandige bewoning, indien het een vrijstaand bijgebouw betreft;

 

b.

opslagdoeleinden, anders dan overeenkomstig het normale gebruik bij de bestemming woondoeleinden en dat gebruik als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten als strijdig gebruik wordt aangemerkt;

 

c.

de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf, met uitzondering van de in de doeleindenomschrijving omschreven vormen van bedrijfsmatig gebruik en met uitzondering van het gebruik van hoofd- en bijgebouwen voor een aan huisgebonden beroep tot een oppervlakte van maximaal 50 m2;

 

d.

prostitutiedoeleinden;

 

e.

belwinkel;

 

f.

internetcafé.

 

 

 

 

5.5.3.

Parkeren.

 

 

 

 

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in elk geval verstaan het parkeren van motorvoertuigen op de gronden gelegen buiten het bouwvlak en buiten het aanduidingsvlak ‘bijgebouw-[bg]’, uitgezonderd ter plaatse van de gronden gelegen voor de garage, berging of een daarmee vergelijkbaar (bij)gebouw, of gelegen op 2 m aansluitend aan deze gronden voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

 

 

 

 

 

 

 

5.6.

Ontheffing van de gebruiksregels

 

 

 

5.6.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 5.5.2 onder a, teneinde toe te staan dat een aangebouwd bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:

 

 

 

 

a.

wordt aangetoond dat inwoning in het hoofdgebouw niet tot de reële mogelijkheden behoort;

 

b.

wordt aangetoond dat er sprake is van een familierelatie;

 

c.

de bewoners van de afhankelijke woning op hetzelfde adres worden ingeschreven als de bewoners van de hoofdwoning (dus geen eigen huisnummer);

 

d.

er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;

 

e.

de afhankelijke woonruimte binnen de in dit bestemmingsplan opgenomen bebouwingsregeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale gebruiksoppervlakte van 75 m².

 

 

 

5.6.2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 5.5.2 onder c, voor handel in de vorm van digitale verkoop per internet, mits:      

 

a.

de producten door de klant digitaal besteld worden;

 

b.

de bestelde producten door de ondernemer zelf of via de post c.q. een pakketdienst bij de klant thuis bezorgd worden;

 

c.

er geen verkoop aan huis plaatsvindt;

 

d.

maximaal 30 m² van het vloeroppervlak van de woning gebruikt wordt voor de digitale verkoop per internet, in de vorm van administratie en opslag goederen.

 

 

 

 

5.6.3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 5.5.2 onder c, tot een grotere oppervlakte dan 50 m2, of als bedrijfsruimte voor een aan huis gebonden bedrijf of een ambachtelijk bedrijf in een deel van een woning of de daarbij behorende bijgebouwen, mits:  

 

a.

de daar gepleegde activiteiten ondergeschikt zijn aan de woonfunctie;

 

b.

het gebruik naar de aard met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

c.

de woonfunctie op het betrokken perceel niet in betekenende mate wordt aangetast;

 

d.

niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen als zodanig wordt gebruikt;

 

e.

geen gebruik plaatsvindt, dat meldings- of vergunningsplichtig is in het kader van de Wet milieubeheer, tenzij ten aanzien van meldingsplichtige activiteiten door de aanvrager middels onderzoek kan worden aangetoond dat het woon- en leefklimaat door betreffende activiteit niet onevenredig wordt aangetast;

 

f.

geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met het beroep of bedrijf;

 

g.

het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft, dat ten gevolge daarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk zijn en die niet binnen het perceelsgedeelte, dat binnen het bestemmingvlak gelegen is, gerealiseerd kunnen worden.

 

 

 

 

 

 

 

5.7.

Aanlegvergunning.

 

 

 

 

5.7.1.

Verbodsbepaling.

 

 

 

 

Het is verboden op de tot ‘Wonen’ bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

 

a.

ter plaatse van de aanduiding ‘houtwal - (hw)’: het verwijderen van beplanting en/of het aanbrengen van verhardingen, ten dienste van verkeersvoorzieningen, inclusief parkeerplaatsen, met uitzondering van de onder 5.5.1, onder a genoemde inritten;

 

b.

ter plaatse van de aanduiding ‘speelvoorziening - (sz)’: het verwijderen van beplanting en/of het aanbrengen van verhardingen ten dienste van autoverkeersvoorzieningen, inclusief parkeerplaatsen, met uitzondering van de onder 5.5.1, onder b genoemde inritten;

 

c.

ter plaatse van de aanduiding ‘natuurwaarden - (nw)’: het kappen van alle houtgewassen dan wel het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden waardoor deze houtopstanden direct dan wel indirect beschadigd raken.

 

 

 

 

5.7.2.

Normaal onderhoud.

 

 

 

 

Het onder 5.7.1. vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

 

a.

waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het  bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend, dan wel die krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;

 

b.

die het normale onderhoud en beheer betreffen.

 

 

 

 

5.7.3.

Toelaatbaarheid.

 

 

 

 

a.

Werken en werkzaamheden als bedoeld onder 5.7.1. onder a zijn slechts toelaatbaar, mits deze werkzaamheden noodzakelijk zijn ten behoeve van:

 

 

1.

een betere en veilige verkeersafwikkeling, of

 

 

2.

de bereikbaarheid van de achterliggende be­stemmingen, of

 

 

3.

het waterbeheer, of indien door deze werken en werkzaamheden, dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en beeldkwalitatieve waarde van de gronden, niet on­evenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen wor­den verkleind.

 

b.

Werken en werkzaamheden als bedoeld onder 5.7.1, onder b zijn slechts toelaatbaar, mits deze werkzaamheden noodzakelijk zijn ten behoeve van:

 

 

1.

een betere en veilige verkeersafwikkeling, of

 

 

2.

de bereikbaarheid van de achterliggende bestemmingen, mits door deze werken en werkzaamheden, dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de evenwichtige opbouw van speeltoestellen in het gebied niet wezenlijk wordt aangetast.