In deze regels wordt verstaan onder:
1.1
Bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het
GML-bestand NL.IMRO.0983.BPL2009001-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.2
Plan:
Het Bestemmingsplan Kern Boekend van de gemeente Venlo.
1.3
Aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, warmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het
gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4
Aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5
Aaneengesloten woning:
Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee
aaneengebouwde woningen, niet zijnde een gestapelde woning.
1.6
Aangebouwd bijgebouw:
Een bijgebouw, dat op enigerlei wijze aan het hoofdgebouw is
aangebouwd door het verankeren van vloer, dak of mu(u)r(en) en/of door het
gebruik maken van dezelfde constructiemu(u)r(en) en in bouwkundige zin
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.7
Aan- en/of uitbouw:
Een aan een hoofdgebouw vastgebouwd gebouw, dat architectonisch
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in directe verbinding staat met het
hoofdgebouw.
1.8
Aaneengesloten woning:
Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee
aaneengesloten woningen, niet zijnde een gestapelde woning.
Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de
Wet ruimtelijke ordening.
1.10
Aan huis gebonden bedrijf:
Het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van
diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend
door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende
bijgebouwen met overwegend behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend,
niet zijnde detailhandel.
1.11
Aan huis gebonden beroep:
Het door de bewoner van de woning beroepsmatig verlenen van
diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig,
ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen beroep dat door zijn omvang in
een woning en daarbij behorende bijgebouwen met overwegend behoud van de
woonfunctie kan worden uitgeoefend. Hieronder dienen niet te worden begrepen de
uitoefening van consumentverzorgende ambachtelijk bedrijfsactiviteiten noch
detailhandel.
1.12
Achtererf:
Gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn, waarop volgens de
regels bijgebouwen morgen worden opgericht, met uitzondering van de gronden die
als “tuin” (zie onder 1.105) worden benoemd.
1.13
Afhankelijke woonruimte:
Een onderdeel van het hoofdgebouw of bijgebouw dat qua ligging
een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de
huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest.
1.14
Agrarisch (volwaardig) bedrijf:
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten
door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het
houden van dieren.
1.15
Agrarisch dienstverlenend bedrijf:
Een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt
verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische
bedrijven.
1.16
Antenne-installatie:
Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de
bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de
daarbijbehorende bevestigingsconstructie.
1.17
Archeologische waarde:
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en
de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke
aanwezigheid of activiteiten in het verleden.
1.18
Archeologisch onderzoek:
Onderzoek naar archeologische waarden uitgevoerd conform de vigerende
Kwaliteitsnorm voor Nederlandse Archeologie (versie 3.1 of volgend).
1.19
Archeologisch waardevol gebied:
Gebied met zeer hoge archeologische waarden of verwachting.
1.20
Bebouwing:
Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.21
Bebouwingspercentage:
Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het
deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.22
Bed and breakfast:
Een horecagelegenheid ondergeschikt aan een woning die in
hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en
waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten
(daaraan) ondergeschikt is.
1.23
Bedrijf:
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig
voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van
goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden
beroepen niet daaronder begrepen.
1.24
Bedrijfsgebouw:
Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.25
Bedrijfsvloeroppervlak:
De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven
met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.26
Bedrijfswoning:
Eén woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk
slechts bedoeld voor (het huishouden van) één of meerdere persoon / personen,
wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik
van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.
1.27
Begane grond:
Een bouwlaag geen verdieping zijnde.
1.28
Bestaand:
1.28.1
Bebouwing:
De als zodanig aangegeven bebouwing, welke bestaat op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel op dat tijdstip op basis
van een afgegeven bouwvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de regels anders
is bepaald.
1.28.2
Gebruik:
Gebruik van gronden en bouwwerken, zoals dat bestaat ten tijde
van inwerkingtreding van dit plan.
1.29
Bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
1.30
Bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.31
Bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen
of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.32
Bouwgrens:
De grens van een bouwvlak.
1.33
Bouwlaag:
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of
bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks
met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder,
dakopbouw of setback en met een maximale hoogte van 3,00 m. voor woningen.
1.34
Bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een
zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.35
Bouwperceelgrens:
De grens van een bouwperceel.
1.36
Bouwvlak:
Een geometrisch
bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.37
Bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of
ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden,
hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.38
Boven- en benedenwoning:
Gestapelde wooneenheden welke niet behoren tot een appartementencomplex
of flatgebouw.
1.39
Bijgebouw:
Een gebouw behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde
bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en niet in directe verbinding staat met
het hoofdgebouw.
1.40
Bijzondere doeleinden:
Doeleinden ten behoeve van onderwijs, openbaar bestuur, religie,
medisch-sociale, maatschappelijke en culturele functies.
1.41
Coffeeshop:
Een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel
kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs
worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.
1.42
Consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten:
Het beroepsmatig uitoefenen van een ambachtelijke bedrijvigheid,
in tegenstelling tot het aan huis gebonden beroep, gericht op consumentenverzorging,
geheel of overwegend door middel van handwerk en waarbij de omvang van de
activiteiten zodanig is dat als deze in een woning en daarbij horende
bijgebouwen wordt uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate wordt
gehandhaafd. Dit laatste is slechts anders daar waar in deze regels is bepaald,
dat de consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten tevens als
hoofdfunctie zijn toegestaan.
1.43
Cultuurhistorische waarde:
De aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt
door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de
geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied. Cultuurhistorie is
een verzamelnaam voor de begrippen archeologie, historische bouwkunde
(monumenten en beeldbepalende panden en bouwwerken), historische geografie
(landschappelijke structuren en patronen door ingrijpen van de mens) en mensgebonden
natuur (solitaire bomen, laan- en haagbeplantingen, boomgaarden en houtwallen).
1.44
Daghorecabedrijf:
Een horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag
verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van andere functies, met
name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes,
ijssalons, croissanterieën dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en
openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
1.45
Dagrecreatie:
Vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen
zonsopgang en zonsondergang en niet zijn gericht op het verstrekken van nachtverblijf.
1.46
Dak:
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.47
Dakopbouw:
Opbouw van de bovenste bouwlaag voor zover gelegen binnen de
snijlijnen van een schuin dak, uitgaande van een maximale dakhelling van 60°,
met uitzondering van het gestelde bij “setbacks” in dit artikel.
1.48
Detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden,
waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het
verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze
goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending
anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.49
Dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
Bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het
bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden,
waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en
naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met
uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
1.50
Discotheek / dancing:
Een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van
dranken voor gebruik ter plaatse, waarvan het laten beluisteren van overwegend
mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel
vormen.
1.51
Eerste bouwlaag:
De bouwlaag op de begane grond. Een onderhuis, zolderverdieping
of vliering worden hieronder niet begrepen.
1.52
(Eet-)café:
Een horecabedrijf, waarin alcoholvrije en alcoholhoudende
dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse al of niet in combinatie met
het bereiden en verstrekken van maaltijden; de nadruk ligt echter op het verstrekken
van drank.
1.53
Evenement:
Een één of meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting
van vermaak.
1.54
Fastfood-vestiging:
Een horecabedrijf, waar frituurwaren en kleine eetwaren, al dan
niet in combinatie met alcoholvrije of alcoholhoudende dranken, worden verstrekt
in wegwerpverpakkingen al dan niet voor gebruik ter plaatse, zoals een
cafetaria, friture of afhaalcentrum.
1.55
Gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte,
geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.56
Geluidbelasting vanwege het wegverkeer:
De gemiddelde geluidsbelasting over de dag-, avond- en
nachtperiode ( Lden) uitdrukt in dB op een bepaalde
plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte
of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.57
Geluidgevoelige functies:
Bewoning en andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de
Wet.
1.58
Geluidgevoelige gebouwen:
Gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere
geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.59
Geluidzoneringsplichtige inrichting:
Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom
het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.60
Geschakelde woning:
Een woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van een
bijgebouw verbonden is aan een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het
hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd.
1.61
Gestapelde woning:
Een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of
gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat (en waar op het bijbehorende
bouwperceel geen andere woningen voorkomen).
1.62
Grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
Een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in
gebouwen plaatsvindt.
1.63
Grondgebonden woning:
Een gebouw met hoofdzakelijk een woonfunctie waar één woning aanwezig
is.
1.64
Hobbydieren:
Het niet ten behoeve van een agrarisch bedrijf houden van
pluimvee en klein vee.
1.65
Hogere grenswaarde:
Een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de
voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op
grond van de Wet geluidhinder.
1.66
Hoofdgebouw:
Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie,
afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.67
Horecabedrijf:
Een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van
nachtverblijf en/of ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken en/of het
exploiteren van zaalaccommodaties, een en ander gepaard gaande met dienstverlening,
niet zijnde coffeeshops.
1.68
Horeca:
Het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of
logies.
1.68.1
Horeca, categorie 1:
Een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij
winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere
etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt.
1.68.2
Horeca, categorie 2:
Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op
het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden
genuttigd. Daaronder worden begrepen: cafetaria / snackbar, fastfood en
broodjeszaak, lunchroom, ijssalon / ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij,
afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.
1.68.3
Horeca, categorie 3:
Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op
het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede
het vestrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden
genuttigd, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen.
Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs,
juice- en healthbar.
1.68.4
Horeca, categorie 4:
Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op
het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening)
en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende
muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren.
Daaronder worden begrepen: discotheek / dancing, nacht-café en een zalencentrum
(met nachtvergunning).
1.68.5
Horeca, categorie 5:
Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op
het verstrekken van nachtverblijf, al dan niet in combinatie met een
restaurant. Daaronder wordt begrepen: hotel, motel, pension en overige
logiesverstrekkers.
1.69
Inwoning:
Het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een
woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande
dat dit slechts is toegestaan in het hoofdgebouw, dan wel in het hoofdgebouw
verbonden bijgebouwen en dat woningsplitsing en/of kamerbewoning niet is
toegestaan.
1.70
Kamerbewoning:
Een pand of een deel van een pand dat door maximaal 4 personen kamergewijs
wordt bewoond, al dan niet mede door de rechthebbende, en welk niet valt aan te
merken als logiesverblijf.
1.71
Kamerverhuurbedrijf:
Een pand of een deel van een pand dat door meer dan 4 personen,
anders dan door de rechthebbende, bedrijfsmatig kamergewijs wordt bewoond en
welk niet valt aan te merken als logiesverblijf.
1.72
Kampeermiddel:
Een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
Enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig
of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
Eén en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of
gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan
wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.73
Kantoor:
Een gebouw of ruimte, dat dient voor de uitoefening van
administratieve werkzaamheden ten behoeve van derden en werkzaamheden die verband
houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen
en naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen.
1.74
Kas:
Een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan
uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van
vruchten, bloemen of planten.
1.75
Kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
De in de Bedrijvenlijst Woongebied (als bijlage bij deze regels)
opgenomen, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te
stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met
overwegend behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
1.76
Logiesverblijf:
Het in gebruik hebben of houden van een bouwwerk waarin bedrijfsmatig
recreatief verblijf of tijdelijk onderdak wordt verschaft aan meer dan 4
huishoudens, anders dan een huishouden per woning, die elders hun hoofdverblijf
hebben.
1.77
Maatschappelijk:
Het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale,
maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder
gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd / kinderopvang, onderwijs, religie,
uitvaart / begraafplaats, bibliotheken, openbare dienstverlening, verenigingsleven
en/of defensie / militaire zaken.
1.78
Mantelzorg:
Het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het
fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten
organisatorisch verband.
1.79
Nadere eis:
Een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d
van de Wet ruimtelijke ordening.
1.80
Nevengeschikte functie:
Functie waarbij maximaal 50% van de opstallen als zodanig mag
worden gebruikt.
1.81
Niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
Een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen
plaatsvindt.
1.82
Onderbouw:
Een gedeelte van een gebouw dat maximaal 1,50 m. boven peil
is gelegen en niet als bouwlaag wordt aangemerkt.
1.83
Ondergeschikte activiteit:
Activiteit waarbij maximaal 30% van de opstallen als zodanig mag
worden gebruikt.
1.84
Ondergronds bouwwerk:
Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de
vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.
1.85
Ontheffing:
Een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder c
van de Wet ruimtelijke or-dening.
1.86
Overkapping:
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één
wand en voorzien van een gesloten dak, daaronder begrepen een carport.
1.87
Parkeervoorziening:
Een al of niet overdekte, op straat aanwezige dan wel met een
straat in open verbinding staande ruimte, die gelet op de ligging en de
ontsluiting geschikt is om te worden gebruikt voor het parkeren van motorvoertuigen.
1.88
Peil:
Voor bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang
direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang
niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde
hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld.
1.89
Perceelgrens:
Een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.
1.90
Productiegebonden detailhandel:
Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd,
gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie
ondergeschikt is aan de productiefunctie. Maximaal 10% van het
bedrijfsoppervlak, met een maximum van 300 m2, mag voor productiegebonden
detailhandel worden gebruikt.
1.91
Prostitutie:
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele
handelingen met een ander tegen vergoeding, daaronder begrepen
straatprostitutie.
1.92
Recreatie:
Vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en
landschapsbeleving, zoals wandelen, trimmen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen,
roeien, kanoën etc..
1.93
Recreatief medegebruik:
Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de
functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.94
Recreatie inrichting:
Overdekte accommodatie waar de gelegenheid bestaat tot de beoefening
van sport en spel dan wel recreatie. Hieronder vallen een dansschool,
fitnesscentrum, sportschool, biljartcentrum, sauna, automaten- / speelhal,
casino en hiermee vergelijkbare functies. Een seks- en/of pornobedrijf valt
hier in ieder geval niet onder. Horecadoeleinden zijn alleen inbegrepen als
ondergeschikte nevenactiviteiten en alleen dan als dit verband houdt met de
toegestane en daadwerkelijk uitgeoefende functie.
1.95
Recreatiewoning:
Een gebouw, geen woonkeet, geen caravan, geen caravanbouwwerk of
ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer
personen, die zijn / hun hoofdverblijf elders heeft / hebben, gedurende een
gedeelte van het jaar te worden bewoond, met dien verstande dat er sprake is
van een wisselende bewoning.
1.96
Restaurant:
Een horecabedrijf, waarin in dat bedrijf bereide volledige
maaltijden, alsmede alcoholvrije of alcoholhoudende dranken – in principe
alleen in combinatie met die maaltijden – worden verstrekt voor gebruik ter
plaatse; een volwaardige bedrijfskeuken maakt deel uit van de vestiging.
1.97
Risicovolle inrichting:
Inrichtingen die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen, het Besluit
Risico’s Zware Ongevallen of het Vuurwerkbesluit vallen.
1.98
Ruimtelijke kwaliteit:
De kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde,
de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte, voor zover nader
beschreven in de toelichting op dit plan en/of voor zover tot uiting komend in
de Beschrijving in Hoofdlijnen gemeenschappelijk aan alle bestemmingen.
1.99
Seksinrichting:
De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin
bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele
handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard
plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een
prostitutiebedrijf alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.100
Setback:
Een dakopbouw die gelegen is op ten minste 2,00 m achter de
doorgetrokken voorgevel van een gebouw met een hoogte van maximaal 3,00 m.
1.101
Staat van Bedrijfsactiviteiten:
De als bijlage bij deze regels opgenomen Staat van
Bedrijfsactiviteitenmet basisinformatie voor milieuzonering.
1.102
Straatprostitutie:
Het zich op de openbare weg of in een zich op de openbare weg
bevindend voertuig beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen
tegen vergoeding.
1.103
Supermarkt:
Een winkel gericht op de dagelijkse artikelensector
(levensmiddelen), niet zijnde kleinschalige speciaalzaken.
1.104
Terras:
Een buiten de besloten ruimte van en inrichting liggend deel van
een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen
vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie
kunnen worden bereid of verstrekt.
Gronden gelegen tussen de (voor)gevelrooilijn dan wel
bijgebouwenlijn en het openbare gebied bestaande uit verkeersontsluiting(en),
groenvoorzieningen en/of pleinvormige ruimten.
1.106
Twee-aaneengebouwde woning:
Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde
woningen.
1.107
Uitbouw:
Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is
gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden
van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw.
1.108
Verblijfsrecreatie:
Vormen van recreatie die mede gericht zijn op verstrekken van
nachtverblijf.
1.109
Verkeer:
Wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie,
railverkeer, luchtverkeer, voet- en rijwielpaden, parkeervoorzieningen, bermen
en beplanting en/of straatmeubilair.
1.110
Verkoopvloeroppervlakte:
De totale oppervlakte van de voor het publiek zichtbare en
toegankelijke winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de
toonbank (dit is de netto vloeroppervlakte).
1.111
Verticale diepte van een gebouw:
De diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de
begane grondvloer.
1.112
Volumineuze goederen:
Goederen die vanwege de omvang en aard daarvan een groot
oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals auto’s, boten, caravans,
grove bouwmaterialen of landbouwmachines.
1.113
Voorgevel:
Een of meer gevel(s) van een gebouw die is / zijn gelegen aan de
zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant(en) van een gebouw
vorm(t)(en).
1.114
Voorgevelrooilijn:
De naar de weg gekeerde bouwgrens.
1.115
Voorkeursgrenswaarde:
De maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze
rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder.
1.116
Voorzieningen van algemeen nut:
Voorzieningen ten behoeve van het op het openbaar net
aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer
en/of het wegverkeer.
1.117
Vrijstaand bijgebouw:
Een bijgebouw, dat in functionele en bouwkundige zin ondergeschikt
is aan en qua constructie en in ruimtelijk visueel opzicht vrij staat van het
hoofdgebouw of daarmee slechts verbonden is door een tuinmuur, haag of andere
tuinafscherming.
1.118
Watergang:
Een werk, al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang
water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water
gelegen –taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.
1.119
Weg:
Een voor het rij- en ander verkeer bestemde weg of pad,
daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende
bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide
parkeergelegenheden.
1.120
Wet / wettelijke regelingen:
Indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar
wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden
gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan,
tenzij anders bepaald.
1.121
Wijziging:
Een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid
onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
1.122
Winkel:
Een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling
kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.
1.123
Woning:
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting
van niet meer dan één huishouden.
1.124
Woongebouw:
Een gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin twee of meerdere woningen
zijn gelegen die zijn te bereiken door een of meer gemeenschappelijke
ruimte(n).
1.125
Zolder:
Ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met
schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder
gelegen bouwlaag of bouwlagen.
1.126
Zijerf:
Gronden gelegen tussen een zijgevel van het hoofdgebouw en de
zijdelingse niet aan een weg grenzende perceelsgrens, waarop volgens de regels
bijgebouwen mogen worden opgericht.
1.127
Zijgevel:
Een gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de voor- of
achtergevel.
[naar inhoudsopgave]
2.1
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a
De afstand tot de bouwperceelgrens:
Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar
die afstand het kortst is.
b
De dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
c
De goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het
boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
d
De inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
e
De bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk,
geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen.
f
De ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
g
De oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk.
2.2
Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen
worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers,
balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de
overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
[naar inhoudsopgave]
De voor ´Agrarisch´ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
de uitoefening van een
agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische
bedrijfsvoering;
met daaraan ondergeschikt:
c
voorzieningen van algemeen
nut;
d
recreatief medegebruik;
e
bed and
breakfast-activiteiten;
f
infrastructurele
voorzieningen;
g
waterhuishoudkundige
voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h
bedrijfsgebouwen ten behoeve
van de agrarische bedrijfsvoering;
i
kassen, ter plaatse van de aanduiding
‘glastuinbouw’;
j
bedrijfswoningen ten behoeve
van de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
k
aan- en uitbouwen en
bijgebouwen, behorende tot bedrijfswoningen;
l
bouwwerken, geen gebouwen
zijnde.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen
waaronder inbegrepen kassen gelden de volgende regels:
a
er mogen uitsluitend gebouwen
ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven worden gebouwd;
b
er mogen kassen worden
gebouwd, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’;
c
de gebouwen alsmede kassen
mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak;
d
de goothoogte en bouwhoogte
van een gebouw mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
‘maximale goot- en bouwhoogte’ aangegeven goothoogte respectievelijk
bouwhoogte;
e
het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de
aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ aangegeven;
f
per bouwvlak mogen
uitsluitend gebouwen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd.
3.2.2
Voor het bouwen van
bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
a
ter plaatse van de aanduiding
‘bedrijfswoning’ mag het aantal bedrijfswoningen niet meer dan één bedragen;
b
de afstand tot de zijdelingse
perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
c
de inhoud mag niet meer dan 800 m³ bedragen.
a
er mag uitsluitend binnen het
bouwvlak worden gebouwd;
b
de goothoogte mag niet meer
dan 3 m bedragen;
c
de bouwhoogte mag niet meer
dan 5 m bedragen;
e
de afstand tot de
voorgevellijn van de bedrijfswoning mag niet minder dan 3 m bedragen.
3.2.4
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a
silo's zijn niet toegestaan
buiten het bouwvlak;
b
de bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel
maximaal 1 m mag bedragen;
c
de bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
d
de bouwhoogte van silo’s en
buffertanks mag niet meer dan 12 m bedragen.
3.3
Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders
kunnen ontheffing verlenen van lid 3.2.3 sub d voor het herbouwen van
één of meer bijgebouwen tot een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m², mits:
a
de gezamenlijke oppervlakte
van de op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan bestaande
bijgebouwen meer bedraagt dan 100 m²; en
b
de gezamenlijke oppervlakte
van de nieuwe bijgebouwen niet meer bedraagt dan 100 m², vermeerderd met 50% van de op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan
bestaande oppervlakte boven de 100 m², met een maximum van 150 m².
3.4
Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik als
bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval
verstaan het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
a
standplaatsen voor meer dan
15 kampeermiddelen;
b
een ambachtelijk,
industrieel, handels- en/of horecabedrijf;
c
prostitutie en/of
seksinrichtingen;
d
coffeeshops;
e
het opslaan van onbruikbare
of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen,
stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks
noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de
grond;
f
het opslaan, opgeslagen
houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor
zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte
gebruik van de grond;
g
detailhandel met uitzondering
van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde
goederen of detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in agrarische
nevenproducten.
3.5.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aanduidingen als bedoeld in
lid 3.1 sub b te verwijderen indien de activiteit ter plaatse
gedurende een jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de
activiteit op korte termijn wordt voortgezet.
3.5.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd gronden met de bestemming
Agrarisch te wijzigen in Wonen, mits:
a
De gronden zijn voorzien van een bouwvlak;
b
Het agrarisch gebruik is beëindigd;
c
Uit een vooraf ingesteld bodemonderzoek en zonodig een daaraan gekoppeld
saneringsplan blijkt dat de bodem beschikt is voor het beoogde doel,
respectievelijk daartoe geschikt kan worden gemaakt;
d
De te realiseren woonfunctie niet nadelig wordt beïnvloed door nog
aanwezige bedrijven dan wel bedrijfsactiviteien binnen of buiten het
plangebied, en de binnen of buiten het plangebied aanwezige bedrijfsactiviteit
niet nadelig wordt beïnvloed in haar functioneren;
e
Bij een geluidbelasting van meer dan 53 dB vanwege wegverkeer de
verblijfsruimten van de woning in overwegende mate worden gesitueerd aan de
geluidluwe zijde van de weg.
[naar inhoudsopgave]
De voor ´Bedrijf´ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
f
voorzieningen van algemeen
nut,
g
ter plaatse van de aanduiding
‘nutsvoorziening’: uitsluitend openbare nutsvoorzieningen;
h
waterhuishoudkundige
voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en
infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
i
tuinen, erven en terreinen;
j
parkeervoorzieningen. Er
dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
k
groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
l
bedrijfsgebouwen;
m
bedrijfswoningen;
n
bijgebouwen, aan- en
uitbouwen bij bedrijfswoningen;
o
bouwwerken, geen gebouwen
zijnde.
4.2
Bouwregels
c
het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de
aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ aangegeven.
4.2.2
Voor het bouwen van gebouwen ter
plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’ gelden de volgende regels:
a
een gebouw mag uitsluitend
binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b
de goothoogte van een gebouw
mag niet meer bedragen dan 3 m;
c
de bouwhoogte van een gebouw
mag niet meer bedragen dan 3 m.
4.2.3
Voor het bouwen van
bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
a
een bedrijfswoning mag
uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding
'bedrijfswoning';
b
het aantal bedrijfswoningen
mag niet meer dan één per bedrijf bedragen;
c
de afstand tot de zijdelingse
perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
d
de inhoud mag niet meer
bedragen dan 800 m³;
e
voor niet-inpandige
bedrijfswoningen geldt het dat de goothoogte en bouwhoogte van een gebouw niet
meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en
bouwhoogte’ aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte.
4.2.4
Voor het bouwen van aan- en
uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
a
aan- en uitbouwen en
bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, bij
vrijstaande / niet-inpandige bedrijfswoningen;
b
de gezamenlijke oppervlakte
van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer dan 100 m² bedragen;
c
de goothoogte mag niet meer
dan 3,3 m bedragen;
d
de bouwhoogte mag niet meer
dan 6 m bedragen.
4.2.5
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a
de bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
b
de bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
4.3
Ontheffing van de bouwregels
a
de maximale oppervlakte van
gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van
het bouwvlak per bouwperceel;
b
de afstand tot op de perceelsgrens
niet minder dan 3 m bedraagt;
c
de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op
hetzelfde bouwperceel als bedoeld in lid 4.2.1 sub b minder bedraagt
dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
4.4
Specifieke gebruiksregels
4.4.1
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke
ordening wordt in elk geval verstaan, het gebruik van de gronden voor:
a
geluidszoneringsplichtige
inrichtingen;
b
wonen, behoudens in een
bedrijfswoning als bedoeld in lid 4.1 sub e;
c
detailhandel, met
uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in lid 4.1
sub c;
d
een verkooppunt voor
motorbrandstoffen (incl. LPG);
e
prostitutie en/of
seksinrichtingen;
f
coffeeshops;
g
opslag van goederen en materialen
voor de voorgevelrooilijn.
4.5
Ontheffing gebruiksregels
4.5.1
Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd, met inachtneming van de milieusituatie, ontheffing te verlenen
van het bepaalde in lid 4.1 sub a ten behoeve van:
a
de uitoefening van
bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een hogere categorie dan de
bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 4.1 indien deze gelet op de
milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de
bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 4.1;
b
de uitoefening van
bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en
invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als
bedoeld in lid 4.1, maar niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten wordt
genoemd;
4.5.2
Bij de beoordeling van de
aard en de invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende
milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid,
geurproductie, stofuitwerp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de
verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue
karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.
4.5.3
Bovengenoemde ontheffingen
kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt
van:
a
de gebruiksmogelijkheden en
het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b
de stedenbouwkundige
kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c
de milieusituatie;
d
de verkeersveiligheid.
4.6
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Bedrijf te
wijzigen voor wat betreft het verwijderen van aanduidingen als bedoeld in
lid 4.1 sub b, indien de betreffende activiteit ter plaatse gedurende
minimaal een jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de
activiteit op korte termijn wordt voortgezet.
[naar inhoudsopgave]
5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bos’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
het beschermen en
instandhouden van bos;
b
groenvoorzieningen;
c
waterhuishoudkundige
voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse)
waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
d
extensief recreatief
medegebruik;
e
paden en wegen;
met daarbij behorende bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Op of in deze gronden mogen
geen gebouwen worden gebouwd.
5.2.2
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van niet meer dan 1 m mag bedragen; met uitzondering van:
a
vlaggenmasten, waarvan de
hoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
b
speeltoestellen, waarvan de
hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
c
terreinafscheidingen, waarvan
de hoogte niet meer dan 2 m mag bedragen;
d
observatieposten, waarvan de
hoogte niet meer dan 8 m mag bedragen.
5.3
Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik als
bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval
verstaan het gebruik van de gebouwen en de gronden voor:
a
standplaats voor
kampeermiddelen;
b
een ambachtelijk,
industrieel, handels- en/of horecabedrijf.
5.4
Aanlegvergunning
a
bodemverlagen of afgraven,
ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het
maaiveld;
b
aanbrengen van
oppervlakteverhardingen;
c
het aanleggen van verharde en
halfverharde wegen en paden;
d
het aanleggen van
voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief
medegebruik;
e
het aanleggen van
ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;
f
het verrichten van
graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
g
het vellen en rooien van
houtgewas.
5.4.2
Het verbod als bedoeld in lid 5.4.1
is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a
betrekking hebben op normaal
onderhoud en beheer;
b
reeds in uitvoering zijn op
het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c
mogen worden uitgevoerd
krachtens een reeds verleende vergunning.
5.4.3
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits door
die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij
indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de landschappelijke
waarden van de gronden ontstaan of kunnen ontstaan.
[naar inhoudsopgave]
6.1
Bestemmingsomschrijving
6.1.1
De voor ‘Cultuur en Ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
een museum,
met daaraan ondergeschikt:
b
horeca (met terras) uitsluitend ten behoeve van dit museum tot een maximum
van 50 m2;
c
wegen en paden;
d
parkeervoorzieningen;
e
speelvoorzieningen, niet zijnde skatebanen;
f
water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
g
tuinen en ervan;
met de daarbij behorende:
h
gebouwen;
i
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.1.2
Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
6.2
Bouwregels
6.2.2
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 m bedragen.
6.3.1
Burgemeester en wethouders
kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.2.1 sub a en
toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
a
de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10%
van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
b
de afstand tot de perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
c
de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als
bedoeld in lid 6.2.1 sub b
minder bedraagt dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan
deze hoogte.
[naar inhoudsopgave]
7.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel´
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
detailhandel, met
uitzondering van supermarkt;
b
ter plaatse van de aanduiding
‘specifieke vorm van detailhandel 1’: een winkel ten behoeve van de agrarische
sector met agrarische en aanverwante producten;
c
ter plaatse van de aanduiding
‘bedrijfswoning’: een bedrijfswoning;
d
waterhuishoudkundige
voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
e
wegen en paden;
f
groenvoorzieningen;
g
parkeervoorzieningen.
met de daarbij behorende:
h
bedrijfsgebouwen;
i
bedrijfswoningen;
j
aan- en uitbouwen en
bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
k
bouwwerken, geen gebouwen
zijnde.
7.2
Bouwregels
7.2.2
Voor het bouwen van
bedrijfswoningen gelde de volgende regels:
a
bedrijfswoningen mogen alleen binnen een bouwvlak ter plaatse van de
aanduiding ‘bedrijfswoning’ worden gebouwd waarbij het aantal bedrijfswoningen
mag niet meer dan één per bedrijf mag bedragen;
b
de afstand van de bedrijfswoning tot zijdelingse perceelsgrens mag niet
minder dan 3 m bedragen;
c
de goothoogte en bouwhoogte van een
gebouw mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale
goot- en bouwhoogte’ aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
d
de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 800 m³ bedragen.
7.2.3
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwe, behorende tot de
bedrijfswoningen, gelden de volgende regels:
a
de goothoogte mag niet meer dan 3,3 m bedragen;
c
de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
7.2.4
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a
de bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q.
het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
b
de bouwhoogte van een
overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel mag worden gerealiseerd, de oppervlakte
niet meer dan 30 m² mag bedragen en deze achter de naar de weg gekeerde gevel
wordt opgericht;
c
de bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
a
de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10%
van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
b
de afstand tot de perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
c
de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als
bedoeld in lid 7.2.1 sub b minder bedraagt dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
7.3.2
De in lid 7.3.1 genoemde
ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting
plaatsvindt van:
a
het straat- en
bebouwingsbeeld;
b
de milieusituatie;
c
de verkeersveiligheid;
d
de gebruiksmogelijkheden van
de aangrenzende gronden.
7.4
Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik als
bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval
verstaan het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
a
detailhandel in volumineuze
goederen;
b
verkooppunten voor
motorbrandstoffen;
c
prostitutie en/of seksinrichtingen;
d
coffeeshops.
[naar inhoudsopgave]
8.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
passieve recreatiedoeleinden
en/of maatschappelijke en culturele functies;
b
waterhuishoudkundige
voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en
infiltratievoorzieningen;
en tevens voor:
c
behoud van stedebouwkundige
beeld van de uit cultuurhistorisch oogpunt waardevolle bestaande bebouwing;
met daaraan ondergeschikt:
d
wegen en paden;
e
groenvoorzieningen;
f
parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
g
gebouwen;
h
bouwwerken geen gebouwen
zijnde.
8.2
Bouwregels
8.2.1
Voor het bouwen van gebouwen
gelden de volgende regels:
a
een gebouw mag uitsluitend in
een bouwvlak worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte
van een gebouw mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
‘maximale goot- en bouwhoogte’ aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte.
8.2.2
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a
de bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet
meer dan 1 m mag bedragen;
b
de bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
8.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders
kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
a
ter waarborging van de
stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de bebouwing en de naaste
omgeving;
b
ter waarborging van een goede
milieusituatie;
c
ter waarborging van de
verkeersveiligheid;
d
ter waarborging van de
sociale veiligheid;
e
ter waarborging van de brandveiligheid
en rampenbestrijding.
[naar inhoudsopgave]
9.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ´Groen´ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
plantsoenen;
b
groenvoorzieningen;
c
bermen en beplanting;
d
parken;
e
waterhuishoudkundige
voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse)
waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
f
speelvoorzieningen, niet
zijnde skatebanen;
g
verhardingen;
h
parkeervoorzieningen;
i
hondenuitlaatplaatsen;
j
kunstwerken;
k
voorzieningen van algemeen
nut;
met de daarbij behorende:
l
gebouwen;
m
bouwwerken geen gebouwen
zijnde.
9.2
Bouwregels
9.2.1
Voor het bouwen van gebouwen
gelden de volgende regels:
a
op of in deze gronden mogen
uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden
gebouwd;
b
de bouwhoogte mag niet meer
dan 3 m bedragen;
c
de oppervlakte van
voorzieningen van algemeen nut mag niet meer dan 15 m² per voorziening bedragen.
9.2.2
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a
de bouwhoogte van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen;
b
overkappingen zijn niet
toegestaan;
c
in afwijking van het bepaalde
sub a mag de hoogte van lichtmasten niet meer dan 12 m bedragen.
9.3
Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik als
bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval
verstaan het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
a
opslag van onbruikbare of
althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen
en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks
noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de
grond;
b
het opslaan, opgeslagen
houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor
zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte
gebruik van de grond.
[naar inhoudsopgave]
10.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca´ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
horeca van categorie 3;
b
waterhuishoudkundige
voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en
infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
c
terrassen;
d
wegen en paden;
e
groenvoorzieningen;
f
parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
g
gebouwen;
h
bouwwerken, geen gebouwen
zijnde.
10.2
Bouwregels
10.2.2
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a
de bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q.
het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen en dat terrasafscheidingen niet meer dan 1,5 m bedragen;
b
de bouwhoogte van een
overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel mag worden gerealiseerd, de oppervlakte
niet meer dan 30 m² mag bedragen en deze achter de naar de weg gekeerde gevel
wordt opgericht;
c
de bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
d
in afwijking van het bepaalde
sub c mag de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 12 m bedragen.
10.3
Ontheffing van de bouwregels
a
de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10%
van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
b
de afstand tot de perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
c
de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als
bedoeld in lid 10.2.1 sub b minder bedraagt dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
10.3.2
De in lid 10.3.1
genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige
aantasting plaatsvindt van:
a
het straat- en
bebouwingsbeeld;
b
de milieusituatie;
c
de verkeersveiligheid;
d
de gebruiksmogelijkheden van
de aangrenzende gronden.
10.4
Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik als
bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval
verstaan het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
a
een ambachtelijk, industrieel
en/of handelsbedrijf;
b
prostitutie en/of
seksinrichtingen;
c
coffeeshops.
[naar inhoudsopgave]
11.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk´
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
religie;
b
waterhuishoudkundige
voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en
infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
c
wegen en paden;
d
groenvoorzieningen;
e
parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
f
gebouwen;
g
bouwwerken, geen gebouwen
zijnde.
11.2
Bouwregels
11.2.2
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a
de bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q.
het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
b
de bouwhoogte van een
overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel mag worden gerealiseerd, de oppervlakte
niet meer dan 30 m² mag bedragen en deze achter de naar de weg gekeerde gevel
wordt opgericht;
c
de bouwhoogte mag niet meer
dan 2,5 m bedragen;
d
in afwijking van het bepaalde
sub c mag de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 12 m bedragen.
11.3
Ontheffing van de bouwregels
a
de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10%
van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
b
de afstand tot de perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
c
de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als
bedoeld in lid 11.2.1 sub b
minder bedraagt dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan
deze hoogte.
11.3.2
De in lid 11.3.1
genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige
aantasting plaatsvindt van:
a
het straat- en
bebouwingsbeeld;
b
de milieusituatie;
c
de verkeersveiligheid;
d
de gebruiksmogelijkheden van
de aangrenzende gronden.
11.4
Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik als
bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval verstaan
het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
a
een ambachtelijk,
industrieel, handels en/of horecabedrijf;
b
prostitutie en/of
seksinrichtingen;
c
coffeeshops.
[naar inhoudsopgave]
12.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
een forellenkwekerij;
b
ter plaatse van de aanduiding
‘specifieke vorm van recreatie 1’: op recreatie, toerisme en sport gerichte horeca
en overnachtingsmogelijkheden;
c
ter plaatse van de aanduiding
’bedrijfswoning’: een bedrijfswoning;
d
ter plaatse van de aanduiding
‘ontsluiting’: ontsluiting van de gronden;
e
ter plaatse van de aanduiding
‘parkeerterrein’: een parkeerterrein;
f
waterhuishoudkundige
voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en
infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
g
wegen en paden;
h
groenvoorzieningen;
i
parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
j
gebouwen;
k
bedrijfswoningen;
l
aan- en uitbouwen en
bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
m
bouwwerken, geen gebouwen
zijnde.
12.2
Bouwregels
12.2.2
Voor het bouwen van de
bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
a
een bedrijfswoning mag
uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding
'bedrijfswoning';
b
het aantal bedrijfswoningen
mag niet meer dan één per bedrijf bedragen;
c
de afstand van de bedrijfswoning tot zijdelingse perceelsgrens mag niet
minder dan 3 m bedragen;
d
de goothoogte en bouwhoogte
van de bedrijfswoning mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de
aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ aangegeven goothoogte respectievelijk
bouwhoogte;
e
de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 800 m³ bedragen.
12.2.3
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, behorende tot de
bedrijfswoning gelden de volgende regels:
a
De aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend in een bouwvlak
worden gebouwd;
b
de goothoogte mag niet meer dan 3,3 m bedragen;
c
de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
d
de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
12.2.4
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a
de bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet
meer dan 1 m mag bedragen;
b
de bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
c
in afwijking van het bepaalde
sub c mag de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 12 m bedragen.
12.3
Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders
kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 12.2.1 sub a en
toestaan dat bedrijfsgebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
a
de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10%
van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
b
de afstand tot de perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
c
de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als
bedoeld in lid 12.2.1 sub b
minder bedraagt dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan
deze hoogte.
12.4
Specifieke gebruiksregels
12.4.1
Onder verboden gebruik als
bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval
verstaan het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
a
standplaats voor
kampeermiddelen;
b
een ambachtelijk, industrieel
en/of handelsbedrijf;
c
prostitutie en/of
seksinrichtingen;
d
coffeeshops;
e
het opslaan of bergen van
onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen,
goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor
zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte
gebruik van de grond;
f
het opslaan, opgeslagen
houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor
zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte
gebruik van de grond.
12.4.2
Ontsluiting van het
bestemmingsvlak is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding
‘ontsluiting’.
[naar inhoudsopgave]
13.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
het uitoefenen van
sportactiviteiten;
b
ter plaatse van de aanduiding
‘specifieke vorm van sport 1’: bij de sportvoorziening ondergeschikte horeca;
met daaraan ondergeschikt:
c
gebouwen ten behoeve van
sportieve doeleinden, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een
kantine;
d
waterhuishoudkundige
voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en
infiltratievoorzieningen;
e
wegen en paden;
f
parkeervoorzieningen;
g
groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h
gebouwen;
i
bouwwerken, geen gebouwen
zijnde.
13.2
Bouwregels
13.2.2
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a
de bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet
meer dan 1 m mag bedragen;
b
de bouwhoogte van een
overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel mag worden gerealiseerd, de oppervlakte
niet meer dan 30 m² mag bedragen;
c
de bouwhoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
d
in afwijking van het bepaalde
sub c mag de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en bouwwerken ten
behoeve van sportvoorzieningen niet meer dan 15 m bedragen.
13.3
Ontheffing van de bouwregels
a
de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt
dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
b
de afstand tot de perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
c
de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als
bedoeld in lid 13.2.1 sub b
minder bedraagt dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan
deze hoogte.
13.3.2
De in lid 13.3.1
genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige
aantasting plaatsvindt van:
a
het straat- en
bebouwingsbeeld;
b
de milieusituatie;
c
de verkeersveiligheid;
d
de gebruiksmogelijkheden van
de aangrenzende gronden.
13.4
Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet
ruimtelijke ordening wordt in elk geval verstaan het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
a
standplaats voor
kampeermiddelen;
b
een ambachtelijk,
industrieel, handels- en/of horecabedrijf.
[naar inhoudsopgave]
14.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer´ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
wegen, straten en paden met
hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
b
voet- en rijwielpaden;
c
groenvoorzieningen;
d
waterhuishoudkundige
voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en
infiltratievoorzieningen;
e
parkeervoorzieningen;
waarbij wordt gestreefd naar
een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande
verkeer;
met daaraan ondergeschikt:
f
bermen en beplanting;
g
straatmeubilair;
h
voorzieningen van algemeen
nut;
met de daarbij behorende:
i
gebouwen;
j
bouwwerken, geen gebouwen
zijnde;
k
waterstaatkundige kunstwerken
(bruggen, sluizen, waterkeringen e.d.).
14.2
Bouwregels
14.2.1
Voor het bouwen van gebouwen
gelden de volgende regels:
a
er mogen uitsluitend gebouwen
ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
b
de bouwhoogte mag niet meer
dan 3 m bedragen;
c
de oppervlakte mag niet meer
dan 15 m² bedragen.
14.2.2
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a
de bouwhoogte mag niet meer
dan 5 m bedragen;
b
overkappingen zijn niet
toegestaan;
c
in afwijking van het bepaalde
sub a mag de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 12 m bedragen.
14.3
Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet
ruimtelijke ordening wordt in elk geval verstaan het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
a
standplaats voor
kampeermiddelen;
b
opslag van onbruikbare of
althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen
en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks
noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de
grond;
c
het opslaan, opgeslagen
houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor
zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte
gebruik van de grond.
[naar inhoudsopgave]
De voor ‘Verkeer – Verblijfsgebied´ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a
verkeersvoorzieningen;
b
parkeervoorzieningen;
c
groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
d
straatmeubilair;
e
voorzieningen van algemeen nut;
met de daarbij behorende:
f
gebouwen;
g
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2
Bouwregels
15.2.1
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a
er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen
nut worden gebouwd;
b
de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
c
de oppervlakte mag niet meer 15 m² bedragen.
15.2.2
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de
bouwhoogte maximaal 5 m mag bedragen.
15.3
Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet
ruimtelijke ordening wordt in elk geval verstaan het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
a
standplaats voor kampeermiddelen;
b
het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik
onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of
afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond;
c
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare
afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op
de bestemming gerichte gebruik van de grond.
[naar inhoudsopgave]
De voor ‘Wonen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
het wonen, in de vorm van grondgebonden woningen, boven- en benedenwoningen
en waaronder tevens begrepen kamerbewoning (maximaal 4 personen);
b
aan huis gebonden beroepen;
c
tuinen, erven en onbebouwde erven;
d
ter plaatse van de aanduiding ‘garage’: garageboxen;
e
waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings-
en infiltratievoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
f
hoofd- en bijgebouwen, aan- en uitbouwen;
g
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2
Bouwregels
16.2.1
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a
gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak
a
hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding
‘specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw‘;
b
het bouwen van gestapelde woningen is niet toegestaan;
c
de hoofdgebouwen dienen in en evenwijdig aan de voorgevelrooilijn te
worden geplaatst;
d
de goothoogte en bouwhoogte
van een gebouw mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
‘maximale goot- en bouwhoogte’ aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
1
aaneengesloten bebouwing, met uitzondering van gestapelde bebouwing
(complex) wat betreft beide maatvoeringen maximaal 10 m bedragen;
2
twee-aaneengebouwde bebouwing maximaal 12 m, respectievelijk maximaal 15 m bedragen;
3
vrijstaande bebouwing maximaal 15 m, respectievelijk maximaal 20 m bedragen;
f
ingeval van twee-aaneengebouwde en vrijstaande bebouwing dient de
afstand van de vrijstaande gevel tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 m te bedragen.
16.2.3
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
b
in afwijking van het bepaalde in sub a dienen in hoeksituaties aan-
en uitbouwen en bijgebouwen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw – of het verlengde daarvan – te worden gebouwd;
c
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag,
voor zover gelegen buiten het maximale bouwvlak van het hoofdgebouw zoals
bepaald in lid 16.2.2 sub e, niet meer bedragen dan:
1
70 m² bij een bouwperceel van maximaal 500 m²;
2
100 m² bij een bouwperceel groter dan 500 m²;
met dien verstande dat het maximale
bouwpercentage als hiervoor bedoeld onder lid 16.2.2 sub b niet mag
worden overschreden;
e
in afwijking van het bepaalde sub a t/m d van dit lid, mogen aan-
en uitbouwen worden aangebouwd vóór de voorgevelrooilijn, met een diepte van
maximaal 1,5 m, een oppervlakte van maximaal 6 m² en een bouwhoogte van maximaal 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping.
16.2.4
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a
erf- en terreinafscheidingen hoger dan 1 m, doch maximaal 2 m, alsmede overkappingen dienen tenminste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw – of in het verlengde daarvan – te worden gebouwd;
b
in hoeksituaties dienen erf- en terreinafscheidingen hoger dan 1 m, doch maximaal 2 m, alsmede overkappingen, gelegen aan de naar de weg gekeerde
zijdelingse perceelsgrens, op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw – of het verlengde daarvan – te worden gebouwd;
c
de hoogte van andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen, met uitzondering van:
1
vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
2
speeltoestellen, waarvan de hoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
3
erf- en terreinafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer dan 2 m mag bedragen;
d
het onder lid 16.2.2 sub b aangegeven bebouwingspercentage mag
ten gevolge van het oprichten van andere bouwwerken welke hoger zijn dan 1 m, gemeten vanaf het aansluitende terrein, niet worden overschreden.
16.3
Nadere eisen
16.3.2
De toepassing van nadere eisen als bedoeld onder lid 16.3.1 door
burgemeester en wethouders zal gericht zijn op het voorkomen van een onevenredige
aantasting van:
a
het straat- en bebouwingsbeeld;
b
de woonsituatie (wooncomfort kwaliteit woongenot van de directe
omgeving);
c
de gebruiksmogelijkheden (op eigen terrein en op aangrenzende gronden);
d
de milieusituatie;
e
de verkeersveiligheid;
f
de parkeerruimte op eigen terrein;
g
de sociale veiligheid;
h
de brandveiligheid.
16.4
Specifieke gebruiksregels
16.4.1
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke
ordening wordt in elk geval verstaan het gebruik van:
a
vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;
b
woningen voor kamerbewoning voor meer dan 4 personen;
En tevens:
c
gronden voor de voorgevel bij aaneengesloten woonbebouwing om te
parkeren.
16.4.2
Beroepen aan huis regeling en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Gronden en bouwwerken mogen tevens worden gebruikt voor het in
combinatie met het wonen uitoefenen van een aan huis gebonden beroep en
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mits:
a
de bedrijfsactiviteit is opgenomen in de bijlage bij deze regels “bedrijvenlijst
woongebied”;
b
de woonfunctie overwegend behouden blijft;
c
de beroeps- en/of bedrijfsoppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de
vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de aan-, uit- en/of bijgebouwen, met
een maximum van 50 m²;
d
de beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten door de bewoners van het
hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
e
door beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten het woon- en leefklimaat niet
onevenredig wordt aangetast;
f
de beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten geen parkeeroverlast voor de
directe (woon)omgeving veroorzaken of dat hierdoor geen extra parkeervoorzieningen
noodzakelijk zijn;
g
geen detailhandel wordt uitgeoefend, met uitzondering van detailhandel
die ondergeschikt is aan en verband houdt met de ter plekke uitgeoefende
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
h
geen (overig) gevaar, schade, hinder of overlast voor de (woon)omgeving
ontstaat;
i
geen horeca-activiteiten worden uitgeoefend;
j
geen prostitutiebedrijf, seksinrichting of aanverwante activiteiten op
erotisch en/of pornografisch gebied wordt / worden uitgeoefend.
16.5
Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen van lid 16.1 ten behoeve van een Bed and
Breakfast, mits:
a
de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
b
bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen
onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
c
bedoeld gebruik geen belemmering voor de omliggende bedrijven mag opleveren;
d
het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in
overeenstemming is;
e
het gebruik de woonfunctie ondersteund, dat wil zeggen dat degene die de
activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van
het hoofdgebouw is;
f
er geen duurzame ontwrichting van de evenwichtige opbouw van de
voorzieningenstructuur ontstaat;
g
het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen
leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
h
er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
i
de Bed and Breakfast-voorziening in bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
j
maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij
behorende bijgebouwen ten behoeve van een Bed and Breakfast in gebruik is,
zulks met een absoluut maximum van 60 m².
16.6
Ontheffing gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van
artikel 16.1 voor de vestiging van een kamerverhuurbedrijf, mits:
a
Het gebruik geen overlast voor het woonmilieu oplevert en geen onevenredige
afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
b
Het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in
overeenstemming is;
c
Wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien
niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien,
dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan
worden voorzien.
[naar inhoudsopgave]
De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve
voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: de bescherming en
het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
a
In geval van nieuwbouw groter dan 100 m2;
b
In geval van uitbreiding, met een uitbreiding groter dan 100 m2;
bij de aanvraag om bouwvergunning een rapport te worden overlegd
waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen
worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende
mate zijn vastgesteld.
a
De verplichting tot het treffen van maatregelen, waardoor archeologische
waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b
De verplichting tot het doen van opgravingen;
c
De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring,
te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische
monu-mentenzorg die voldoet aan door burgemeesters en wethouders bij de
vergunning te stellen kwalificaties.
17.3
Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen
van het bepaalde in lid 17.2 indien de archeologische waarden van de
gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
17.4
Aanlegvergunning
a
het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginningen,
bodemverlagen, egaliseren, afgraven, of ophogen;
b
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
c
het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,4 m ten opzichte
van het maaiveld, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen,
aanleggen van drainage en ontginnen;
d
het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende
constructies, installaties en apparatuur;
e
het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand.
17.4.2
Het verbod als bedoeld in lid 17.4.1 is niet van toepassing op
werken of werkzaamheden die:
a
betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
b
betrekking hebben op een oppervlakte kleiner dan 250 m2;
c
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van
het plan; of
d
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
17.4.3
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 17.4.1 zijn slechts
toelaatbaar mits:
a
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in lid 17.1
genoemde doeleinden;
b
vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog
van de gemeente Venlo.
17.5
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in
die zin, dat de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ (geheel of
gedeeltelijk) wordt verwijderd, als op basis van archeologisch onderzoek, dat
voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische
waarden zijn vastgesteld. Alvorens een wijziging wordt uitgevoerd wordt advies
ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog van de gemeente Venlo.
[naar inhoudsopgave]
Grond die eenmaal in
aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is
of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen
buiten beschouwing.
[naar inhoudsopgave]
19.1.3
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 19.1.1
en 19.1.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
[naar inhoudsopgave]
20.1
Vrijwaringszone - Weg 1
20.1.1
Aanduidingsomschrijving
De voor ‘Vrijwaringszone - Weg
1’ aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden
aangewezen bestemmingen, bestemd voor het tegengaan van bebouwing.
Bouwen is niet toegestaan,
met uitzondering van bouwwerken welke nodig zijn voor het wegverkeer.
20.2
Vrijwaringszone - Weg 2
20.2.1
Aanduidingsomschrijving
De voor ‘Vrijwaringszone -
Weg 2’ aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden
aangewezen bestemmingen, bestemd voor het tegengaan van bebouwing.
Bouwen is niet toegestaan,
met uitzondering van bouwwerken welke nodig zijn voor het wegverkeer.
20.2.3
Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders
kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 20.2.2 en toestaan dat
in de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits:
a
het bouwwerk in overeenstemming is met de ter plaatse aangewezen
bestemming en door de bouw of situering van het bouwwerk het verkeersbelang
niet onevenredig wordt aangetast; en
b
advies is gevraagd aan de wegbeheerder (Rijkswaterstaat, directie
Limburg).
[naar inhoudsopgave]
21.1
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, het woon- en leefklimaat, de
stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de verkeersveiligheid, de
sociale veiligheid, de brandveiligheid en rampenbestrijding van de aangrenzende
gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:
a
het afwijken van de voorgeschreven maximum maten, afmetingen,
percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
b
de bestemmingsregels en
toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen
onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of
–intensiteit daartoe aanleiding geven;
c
de bestemmingsregels en
toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe
aanleiding geeft;
d
de bestemmingsregels ten aanzien
van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte
van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
e
het bepaalde ten aanzien van
de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de
gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals
schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits:
1
de maximale oppervlakte van
de vergroting maximaal 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
2
de hoogte maximaal 1,25 maal
de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.
f
het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van
openbaar nut en voor religieuze doeleinden, zoals wachthuisjes,
transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen,
(glas)containers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang
daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
1
de oppervlakte niet meer dan 15 m² bedraagt;
2
de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
3
de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met
dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer
dan 10 m mag bedragen;
4
uit een bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor
het beoogde gebruik.
[naar inhoudsopgave]
22.1
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen
ten behoeve van:
a
overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor
een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor
zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het
terrein;
b
overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van
wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast,
indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
c
de overschrijdingen als bedoeld in sub a en b mogen echter niet
meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10%
worden vergroot;
d
het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij
wordt verwezen naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke
regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden
gewijzigd.
[naar inhoudsopgave]
Bij het verlenen van ontheffing en het stellen van nadere eisen
als bedoeld in deze regels gelden de volgende procedureregels:
a
het ontwerpbesluit ligt gedurende zes weken voor een ieder ter
inzage;
b
burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in
een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
c
de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden
om gedurende de termijn van terinzagelegging zienswijzen naar voren te brengen
bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit;
d
indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht,
wordt het besluit met redenen omkleed;
e
burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren
hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
[naar inhoudsopgave]
24.1.1
Een bouwwerk dat op het
tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering
is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het
plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a
gedeeltelijk worden vernieuwd
of veranderd;
b
na het teniet gaan ten
gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de
aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop
het bouwwerk is teniet gegaan.
24.1.2
Burgemeester en Wethouders
kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van
de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
24.1.3
Het eerste lid is niet van
toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd
met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat
plan.
24.2
Overgangsrecht gebruik
24.2.1
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
24.2.2
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld
in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat
plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt verkleind.
24.2.3
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding
van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het
verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
24.2.4
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd
was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
[naar inhoudsopgave]
Deze regels worden
aangehaald als:
Regels van het
bestemmingsplan “Kern Boekend” van de gemeente Venlo.
Aldus vastgesteld in de
raadsvergadering van .......................................
De voorzitter,
|
De griffier,
|
................................
|
................................
|
[naar inhoudsopgave]