INHOUD

 

 

regels

1                inleidende regels                                 

artikel 1       Begrippen                                                                                    

artikel 2       Wijze van meten                                                                        

2                bestemmingsregels                            

artikel 3       Agrarisch                                                                                   

artikel 4       Bedrijf                                                                                         

artikel 5       Bos                                                                                            

artikel 6       Cultuur en ontspanning                                                             

artikel 7       Detailhandel                                                                               

artikel 8       Gemengd                                                                                   

artikel 9       Groen                                                                                         

artikel 10     Horeca                                                                                       

artikel 11     Maatschappelijk                                                                         

artikel 12     Recreatie                                                                                   

artikel 13     Sport                                                                                          

artikel 14     Verkeer                                                                                      

artikel 15     Verkeer - Verblijfsgebied                                                            

artikel 16     Wonen                                                                                       

artikel 17     Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)                             

3                algemene regels                                 

artikel 18     Anti-dubbeltelbepaling                                                                

artikel 19     Algemene bouwregels                                                               

artikel 20     Algemene aanduidingsregels                                                    

artikel 21     Algemene ontheffingsregels                                                      

artikel 22     Algemene wijzigingsregels                                                        

artikel 23     Algemene procedureregels                                                       

4                overgangs- en slotregels               

artikel 24     Overgangsrecht                                                                         

artikel 25     Slotregel                                                                                     

bijlage 1:                                                           

Bedrijvenlijst woongebied                                                                           

bijlage 2:                                                           

Staat van Bedrijfsactiviteiten                                                                       

 


1   inleidende regels

artikel 1        Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1        Bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0983.BPL2009001-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.2        Plan:

Het Bestemmingsplan Kern Boekend van de gemeente Venlo.

1.3        Aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, warmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4        Aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5        Aaneengesloten woning:

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een gestapelde woning.

1.6        Aangebouwd bijgebouw:

Een bijgebouw, dat op enigerlei wijze aan het hoofdgebouw is aangebouwd door het verankeren van vloer, dak of mu(u)r(en) en/of door het gebruik maken van dezelfde constructiemu(u)r(en) en in bouwkundige zin ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.7        Aan- en/of uitbouw:

Een aan een hoofdgebouw vastgebouwd gebouw, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.

1.8        Aaneengesloten woning:

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengesloten woningen, niet zijnde een gestapelde woning.

1.9        Aanlegvergunning:

Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.10        Aan huis gebonden bedrijf:

Het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met overwegend behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel.

1.11        Aan huis gebonden beroep:

Het door de bewoner van de woning beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen beroep dat door zijn omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met overwegend behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van consumentverzorgende ambachtelijk bedrijfsactiviteiten noch detailhandel.

1.12        Achtererf:

Gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn, waarop volgens de regels bijgebouwen morgen worden opgericht, met uitzondering van de gronden die als “tuin” (zie onder 1.105) worden benoemd.

1.13        Afhankelijke woonruimte:

Een onderdeel van het hoofdgebouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest.

1.14        Agrarisch (volwaardig) bedrijf:

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren.

1.15        Agrarisch dienstverlenend bedrijf:

Een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven.

1.16        Antenne-installatie:

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie.

1.17        Archeologische waarde:

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten in het verleden.

1.18        Archeologisch onderzoek:

Onderzoek naar archeologische waarden uitgevoerd conform de vigerende Kwaliteitsnorm voor Nederlandse Archeologie (versie 3.1 of volgend).

1.19        Archeologisch waardevol gebied:

Gebied met zeer hoge archeologische waarden of verwachting.

1.20        Bebouwing:

Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.21        Bebouwingspercentage:

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.22        Bed and breakfast:

Een horecagelegenheid ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is.

1.23        Bedrijf:

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen niet daaronder begrepen.

1.24        Bedrijfsgebouw:

Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.25        Bedrijfsvloeroppervlak:

De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.26        Bedrijfswoning:

Eén woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één of meerdere persoon / personen, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.27        Begane grond:

Een bouwlaag geen verdieping zijnde.

1.28        Bestaand:

1.28.1        Bebouwing:

De als zodanig aangegeven bebouwing, welke bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven bouwvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.28.2        Gebruik:

Gebruik van gronden en bouwwerken, zoals dat bestaat ten tijde van inwerkingtreding van dit plan.

1.29        Bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

1.30        Bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.31        Bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.32        Bouwgrens:

De grens van een bouwvlak.

1.33        Bouwlaag:

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, dakopbouw of setback en met een maximale hoogte van 3,00 m. voor woningen.

1.34        Bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.35        Bouwperceelgrens:

De grens van een bouwperceel.

1.36        Bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.37        Bouwwerk:

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.38        Boven- en benedenwoning:

Gestapelde wooneenheden welke niet behoren tot een appartementencomplex of flatgebouw.

1.39        Bijgebouw:

Een gebouw behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.

1.40        Bijzondere doeleinden:

Doeleinden ten behoeve van onderwijs, openbaar bestuur, religie, medisch-sociale, maatschappelijke en culturele functies.

1.41        Coffeeshop:

Een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.

1.42        Consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten:

Het beroepsmatig uitoefenen van een ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het aan huis gebonden beroep, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat als deze in een woning en daarbij horende bijgebouwen wordt uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd. Dit laatste is slechts anders daar waar in deze regels is bepaald, dat de consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten tevens als hoofdfunctie zijn toegestaan.

1.43        Cultuurhistorische waarde:

De aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied. Cultuurhistorie is een verzamelnaam voor de begrippen archeologie, historische bouwkunde (monumenten en beeldbepalende panden en bouwwerken), historische geografie (landschappelijke structuren en patronen door ingrijpen van de mens) en mens­gebonden natuur (solitaire bomen, laan- en haagbeplantingen, boomgaarden en houtwallen).

1.44        Daghorecabedrijf:

Een horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

1.45        Dagrecreatie:

Vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet zijn gericht op het verstrekken van nachtverblijf.

1.46        Dak:

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.47        Dakopbouw:

Opbouw van de bovenste bouwlaag voor zover gelegen binnen de snijlijnen van een schuin dak, uitgaande van een maximale dakhelling van 60°, met uitzondering van het gestelde bij “setbacks” in dit artikel.

1.48        Detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.49        Dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

Bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.50        Discotheek / dancing:

Een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarvan het laten beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.

1.51        Eerste bouwlaag:

De bouwlaag op de begane grond. Een onderhuis, zolderverdieping of vliering worden hieronder niet begrepen.

1.52        (Eet-)café:

Een horecabedrijf, waarin alcoholvrije en alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse al of niet in combinatie met het bereiden en verstrekken van maaltijden; de nadruk ligt echter op het verstrekken van drank.

1.53        Evenement:

Een één of meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak.

1.54        Fastfood-vestiging:

Een horecabedrijf, waar frituurwaren en kleine eetwaren, al dan niet in combinatie met alcoholvrije of alcoholhoudende dranken, worden verstrekt in wegwerpverpakkingen al dan niet voor gebruik ter plaatse, zoals een cafetaria, friture of afhaalcentrum.

1.55        Gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.56        Geluidbelasting vanwege het wegverkeer:

De gemiddelde geluidsbelasting over de dag-, avond- en nachtperiode  ( Lden) uitdrukt in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.57        Geluidgevoelige functies:

Bewoning en andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet.

1.58        Geluidgevoelige gebouwen:

Gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.59        Geluidzoneringsplichtige inrichting:

Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.60        Geschakelde woning:

Een woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van een bijgebouw verbonden is aan een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd.

1.61        Gestapelde woning:

Een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat (en waar op het bijbehorende bouwperceel geen andere woningen voorkomen).

1.62        Grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

Een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt.

1.63        Grondgebonden woning:

Een gebouw met hoofdzakelijk een woonfunctie waar één woning aanwezig is.

1.64        Hobbydieren:

Het niet ten behoeve van een agrarisch bedrijf houden van pluimvee en klein vee.

1.65        Hogere grenswaarde:

Een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder.

1.66        Hoofdgebouw:

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.67        Horecabedrijf:

Een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodaties, een en ander gepaard gaande met dienstverlening, niet zijnde coffeeshops.

1.68        Horeca:

Het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies.

1.68.1        Horeca, categorie 1:

Een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt.

1.68.2        Horeca, categorie 2:

Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd. Daaronder worden begrepen: cafetaria / snackbar, fastfood en broodjeszaak, lunchroom, ijssalon / ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.

1.68.3        Horeca, categorie 3:

Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het vestrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar.

1.68.4        Horeca, categorie 4:

Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek / dancing, nacht-café en een zalencentrum (met nachtvergunning).

1.68.5        Horeca, categorie 5:

Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, al dan niet in combinatie met een restaurant. Daaronder wordt begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.

1.69        Inwoning:

Het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande dat dit slechts is toegestaan in het hoofdgebouw, dan wel in het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen en dat woningsplitsing en/of kamerbewoning niet is toegestaan.

1.70        Kamerbewoning:

Een pand of een deel van een pand dat door maximaal 4 personen kamergewijs wordt bewoond, al dan niet mede door de rechthebbende, en welk niet valt aan te merken als logiesverblijf.

1.71        Kamerverhuurbedrijf:

Een pand of een deel van een pand dat door meer dan 4 personen, anders dan door de rechthebbende, bedrijfsmatig kamergewijs wordt bewoond en welk niet valt aan te merken als logiesverblijf.

1.72        Kampeermiddel:

Een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

Enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,

Eén en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.73        Kantoor:

Een gebouw of ruimte, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden ten behoeve van derden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

1.74        Kas:

Een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten.

1.75        Kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

De in de Bedrijvenlijst Woongebied (als bijlage bij deze regels) opgenomen, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met overwegend behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.76        Logiesverblijf:

Het in gebruik hebben of houden van een bouwwerk waarin bedrijfsmatig recreatief verblijf of tijdelijk onderdak wordt verschaft aan meer dan 4 huishoudens, anders dan een huishouden per woning, die elders hun hoofdverblijf hebben.

1.77        Maatschappelijk:

Het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd / kinderopvang, onderwijs, religie, uitvaart / begraafplaats, bibliotheken, openbare dienstverlening, verenigingsleven en/of defensie / militaire zaken.

1.78        Mantelzorg:

Het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.79        Nadere eis:

Een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening.

1.80        Nevengeschikte functie:

Functie waarbij maximaal 50% van de opstallen als zodanig mag worden gebruikt.

1.81        Niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

Een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt.

1.82        Onderbouw:

Een gedeelte van een gebouw dat maximaal 1,50 m. boven peil is gelegen en niet als bouwlaag wordt aangemerkt.

1.83        Ondergeschikte activiteit:

Activiteit waarbij maximaal 30% van de opstallen als zodanig mag worden gebruikt.

1.84        Ondergronds bouwwerk:

Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.

1.85        Ontheffing:

Een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder c van de Wet ruimtelijke or-dening.

1.86        Overkapping:

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, daaronder begrepen een carport.

1.87        Parkeervoorziening:

Een al of niet overdekte, op straat aanwezige dan wel met een straat in open verbinding staande ruimte, die gelet op de ligging en de ontsluiting geschikt is om te worden gebruikt voor het parkeren van motorvoertuigen.

1.88        Peil:

Voor bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld.

1.89        Perceelgrens:

Een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.

1.90        Productiegebonden detailhandel:

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie. Maximaal 10% van het bedrijfsoppervlak, met een maximum van 300 m2, mag voor productiegebonden detailhandel worden gebruikt.

1.91        Prostitutie:

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding, daaronder begrepen straatprostitutie.

1.92        Recreatie:

Vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, trimmen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc..

1.93        Recreatief medegebruik:

Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.94        Recreatie inrichting:

Overdekte accommodatie waar de gelegenheid bestaat tot de beoefening van sport en spel dan wel recreatie. Hieronder vallen een dansschool, fitnesscentrum, sportschool, biljartcentrum, sauna, automaten- / speelhal, casino en hiermee vergelijkbare functies. Een seks- en/of pornobedrijf valt hier in ieder geval niet onder. Horecadoeleinden zijn alleen inbegrepen als ondergeschikte nevenactiviteiten en alleen dan als dit verband houdt met de toegestane en daadwerkelijk uitgeoefende functie.

1.95        Recreatiewoning:

Een gebouw, geen woonkeet, geen caravan, geen caravanbouwwerk of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn / hun hoofdverblijf elders heeft / hebben, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond, met dien verstande dat er sprake is van een wisselende bewoning.

1.96        Restaurant:

Een horecabedrijf, waarin in dat bedrijf bereide volledige maaltijden, alsmede alcoholvrije of alcoholhoudende dranken – in principe alleen in combinatie met die maaltijden – worden verstrekt voor gebruik ter plaatse; een volwaardige bedrijfskeuken maakt deel uit van de vestiging.

1.97        Risicovolle inrichting:

Inrichtingen die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen, het Besluit Risico’s Zware Ongevallen of het Vuurwerkbesluit vallen.

1.98        Ruimtelijke kwaliteit:

De kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte, voor zover nader beschreven in de toelichting op dit plan en/of voor zover tot uiting komend in de Beschrijving in Hoofdlijnen gemeenschappelijk aan alle bestemmingen.

1.99        Seksinrichting:

De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.100        Setback:

Een dakopbouw die gelegen is op ten minste 2,00 m achter de doorgetrokken voorgevel van een gebouw met een hoogte van maximaal 3,00 m.

1.101        Staat van Bedrijfsactiviteiten:

De als bijlage bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteitenmet basisinformatie voor milieuzonering.

1.102        Straatprostitutie:

Het zich op de openbare weg of in een zich op de openbare weg bevindend voertuig beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen tegen vergoeding.

1.103        Supermarkt:

Een winkel gericht op de dagelijkse artikelensector (levensmiddelen), niet zijnde kleinschalige speciaalzaken.

1.104        Terras:

Een buiten de besloten ruimte van en inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

1.105        Tuin:

Gronden gelegen tussen de (voor)gevelrooilijn dan wel bijgebouwenlijn en het openbare gebied bestaande uit verkeersontsluiting(en), groenvoorzieningen en/of pleinvormige ruimten.

1.106        Twee-aaneengebouwde woning:

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen.

1.107        Uitbouw:

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.108        Verblijfsrecreatie:

Vormen van recreatie die mede gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf.

1.109        Verkeer:

Wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie, railverkeer, luchtverkeer, voet- en rijwielpaden, parkeervoorzieningen, bermen en beplanting en/of straatmeubilair.

1.110        Verkoopvloeroppervlakte:

De totale oppervlakte van de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank (dit is de netto vloeroppervlakte).

1.111        Verticale diepte van een gebouw:

De diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer.

1.112        Volumineuze goederen:

Goederen die vanwege de omvang en aard daarvan een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals auto’s, boten, caravans, grove bouwmaterialen of landbouwmachines.

1.113        Voorgevel:

Een of meer gevel(s) van een gebouw die is / zijn gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant(en) van een gebouw vorm(t)(en).

1.114        Voorgevelrooilijn:

De naar de weg gekeerde bouwgrens.

1.115        Voorkeursgrenswaarde:

De maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder.

1.116        Voorzieningen van algemeen nut:

Voorzieningen ten behoeve van het op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.117        Vrijstaand bijgebouw:

Een bijgebouw, dat in functionele en bouwkundige zin ondergeschikt is aan en qua constructie en in ruimtelijk visueel opzicht vrij staat van het hoofdgebouw of daarmee slechts verbonden is door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming.

1.118        Watergang:

Een werk, al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen –taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.

1.119        Weg:

Een voor het rij- en ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.

1.120        Wet / wettelijke regelingen:

Indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.121        Wijziging:

Een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.122        Winkel:

Een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.123        Woning:

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.124        Woongebouw:

Een gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin twee of meerdere woningen zijn gelegen die zijn te bereiken door een of meer gemeenschappelijke ruimte(n).

1.125        Zolder:

Ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

1.126        Zijerf:

Gronden gelegen tussen een zijgevel van het hoofdgebouw en de zijdelingse niet aan een weg grenzende perceelsgrens, waarop volgens de regels bijgebouwen mogen worden opgericht.

1.127        Zijgevel:

Een gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de voor- of achtergevel.

 

[naar inhoudsopgave]

artikel 2        Wijze van meten

2.1        Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

a       De afstand tot de bouwperceelgrens:
Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
b       De dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
c       De goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
d       De inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
e       De bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
f         De ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
g       De oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2        Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

 

[naar inhoudsopgave]

 


2   bestemmingsregels

artikel 3        Agrarisch

3.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ´Agrarisch´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a       de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
b       ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’: de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een glastuinbouwbedrijf;

met daaraan ondergeschikt:

c       voorzieningen van algemeen nut;
d       recreatief medegebruik;
e       bed and breakfast-activiteiten;
f         infrastructurele voorzieningen;
g       waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met de daarbij behorende:

h       bedrijfsgebouwen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
i         kassen, ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’;
j         bedrijfswoningen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
k       aan- en uitbouwen en bijgebouwen, behorende tot bedrijfswoningen;
l         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2        Bouwregels

3.2.1        Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen waaronder inbegrepen kassen gelden de volgende regels:
a       er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven worden gebouwd;
b       er mogen kassen worden gebouwd, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’;
c       de gebouwen alsmede kassen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak;
d       de goothoogte en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
e       het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ aangegeven;
f         per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd.

 

3.2.2        Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
a       ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ mag het aantal bedrijfswoningen niet meer dan één bedragen;
b       de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
c       de inhoud mag niet meer dan 800 m³ bedragen.

 

3.2.3        Voor het bouwen van aan-en uitbouwen en bijgebouwen, behorende tot bedrijfswoningen, gelden de volgende regels:
a       er mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b       de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
c       de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;
d       de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 100 m² bedragen;
e       de afstand tot de voorgevellijn van de bedrijfswoning mag niet minder dan 3 m bedragen.

 

3.2.4        Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a       silo's zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak;
b       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen;
c       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
d       de bouwhoogte van silo’s en buffertanks mag niet meer dan 12 m bedragen.

3.3        Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 3.2.3 sub d voor het herbouwen van één of meer bijgebouwen tot een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m², mits:

a       de gezamenlijke oppervlakte van de op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan bestaande bijgebouwen meer bedraagt dan 100 m²; en
b       de gezamenlijke oppervlakte van de nieuwe bijgebouwen niet meer bedraagt dan 100 m², vermeerderd met 50% van de op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan bestaande oppervlakte boven de 100 m², met een maximum van 150 m².

 

3.4        Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval verstaan het gebruik van de gebouwen en gronden voor:

a       standplaatsen voor meer dan 15 kampeermiddelen;
b       een ambachtelijk, industrieel, handels- en/of horecabedrijf;
c       prostitutie en/of seksinrichtingen;
d       coffeeshops;
e       het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
f         het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
g       detailhandel met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde goederen of detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in agrarische nevenproducten.

3.5        Wijzigingsbevoegdheid

3.5.1        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aanduidingen als bedoeld in lid 3.1 sub b te verwijderen indien de activiteit ter plaatse gedurende een jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.

 

3.5.2        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd gronden met de bestemming Agrarisch te wijzigen in Wonen, mits:
a       De gronden zijn voorzien van een bouwvlak;
b       Het agrarisch gebruik is beëindigd;
c       Uit een vooraf ingesteld bodemonderzoek en zonodig een daaraan gekoppeld saneringsplan blijkt dat de bodem beschikt is voor het beoogde doel, respectievelijk daartoe geschikt kan worden gemaakt;
d       De te realiseren woonfunctie niet nadelig wordt beïnvloed door nog aanwezige bedrijven dan wel bedrijfsactiviteien binnen of buiten het plangebied, en de binnen of buiten het plangebied aanwezige bedrijfsactiviteit niet nadelig wordt beïnvloed in haar functioneren;
e       Bij een geluidbelasting van meer dan 53 dB vanwege wegverkeer de verblijfsruimten van de woning in overwegende mate worden gesitueerd aan de geluidluwe zijde van de weg.

 

[naar inhoudsopgave]


artikel 4        Bedrijf

4.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ´Bedrijf´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a       het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in Staat van Bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;
b       ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf’: een bouwbedrijf;
c       productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
d       kantoren bij bedrijven, niet zijnde zelfstandige kantoren;
e       ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning”: een bedrijfswoning;
f         voorzieningen van algemeen nut,
g       ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’: uitsluitend openbare nutsvoorzieningen;
h       waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

i         tuinen, erven en terreinen;
j         parkeervoorzieningen. Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
k       groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

l         bedrijfsgebouwen;
m    bedrijfswoningen;
n       bijgebouwen, aan- en uitbouwen bij bedrijfswoningen;
o       bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2        Bouwregels

4.2.1        Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, niet zijnde gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’, gelden de volgende regels:
a       een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b       de goothoogte en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
c       het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ aangegeven.

 

4.2.2        Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’ gelden de volgende regels:
a       een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b       de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3 m;
c       de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

4.2.3        Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
a       een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
b       het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen;
c       de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
d       de inhoud mag niet meer bedragen dan 800 m³;
e       voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt het dat de goothoogte en bouwhoogte van een gebouw niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte.

 

4.2.4        Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
a       aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, bij vrijstaande / niet-inpandige bedrijfswoningen;
b       de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer dan 100 m² bedragen;
c       de goothoogte mag niet meer dan 3,3 m bedragen;
d       de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.

 

4.2.5        Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
b       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

4.3        Ontheffing van de bouwregels

4.3.1        Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.2.1 sub a en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
a       de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
b       de afstand tot op de perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
c       de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in lid 4.2.1 sub b minder bedraagt dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.

 

4.4        Specifieke gebruiksregels

4.4.1        Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval verstaan, het gebruik van de gronden voor:
a       geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
b       wonen, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in lid 4.1 sub e;
c       detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in lid 4.1 sub c;
d       een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
e       prostitutie en/of seksinrichtingen;
f         coffeeshops;
g       opslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn.

4.5        Ontheffing gebruiksregels

4.5.1        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de milieusituatie, ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.1 sub a ten behoeve van:
a       de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 4.1 indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 4.1;
b       de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 4.1, maar niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd;
4.5.2        Bij de beoordeling van de aard en de invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitwerp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.
4.5.3        Bovengenoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a       de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b       de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c       de milieusituatie;
d       de verkeersveiligheid.

4.6        Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Bedrijf te wijzigen voor wat betreft het verwijderen van aanduidingen als bedoeld in lid 4.1 sub b, indien de betreffende activiteit ter plaatse gedurende minimaal een jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.

 

[naar inhoudsopgave]


artikel 5        Bos

5.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a       het beschermen en instandhouden van bos;
b       groenvoorzieningen;
c       waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

d       extensief recreatief medegebruik;
e       paden en wegen;

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2        Bouwregels

5.2.1        Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

5.2.2        Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van niet meer dan 1 m mag bedragen; met uitzondering van:
a       vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
b       speeltoestellen, waarvan de hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
c       terreinafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer dan 2 m mag bedragen;
d       observatieposten, waarvan de hoogte niet meer dan 8 m mag bedragen.

5.3        Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval verstaan het gebruik van de gebouwen en de gronden voor:

a       standplaats voor kampeermiddelen;
b       een ambachtelijk, industrieel, handels- en/of horecabedrijf.

5.4        Aanlegvergunning

5.4.1        Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Bos zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a       bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
b       aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
c       het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;
d       het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
e       het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;
f         het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
g       het vellen en rooien van houtgewas.

 

5.4.2        Het verbod als bedoeld in lid 5.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a       betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
b       reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c       mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

5.4.3        De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de landschappelijke waarden van de gronden ontstaan of kunnen ontstaan.

 

[naar inhoudsopgave]


artikel 6        Cultuur en ontspanning

6.1        Bestemmingsomschrijving

6.1.1        De voor ‘Cultuur en Ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a       een museum,

met daaraan ondergeschikt:

b       horeca (met terras) uitsluitend ten behoeve van dit museum tot een maximum van 50 m2;
c       wegen en paden;
d       parkeervoorzieningen;
e       speelvoorzieningen, niet zijnde skatebanen;
f         water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
g       tuinen en ervan;

met de daarbij behorende:

h        gebouwen;
i         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

6.1.2        Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

6.2        Bouwregels

6.2.1        Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
a       bebouwen dienen te worden gebouwd binnen het bouwvlak;
b       de goothoogte en bouwhoogte van een gebouw en het maximum bebouwingspercentage mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ aangegeven goothoogte, bouwhoogte, respectievelijk bebouwingspercentage.

 

6.2.2        Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 m bedragen.

6.3        Ontheffing van de bouwregels

6.3.1        Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
a       de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
b       de afstand tot de perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
c       de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in lid 6.2.1 sub b minder bedraagt dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.

 

[naar inhoudsopgave]


artikel 7        Detailhandel

7.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Detailhandel´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a       detailhandel, met uitzondering van supermarkt;
b       ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel 1’: een winkel ten behoeve van de agrarische sector met agrarische en aanverwante producten;
c       ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’: een bedrijfswoning;
d       waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

e       wegen en paden;
f         groenvoorzieningen;
g       parkeervoorzieningen.

met de daarbij behorende:

h       bedrijfsgebouwen;
i         bedrijfswoningen;
j         aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
k       bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2        Bouwregels

7.2.1        Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
a       de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b       de goothoogte en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte.

 

7.2.2        Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelde de volgende regels:
a       bedrijfswoningen mogen alleen binnen een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ worden gebouwd waarbij het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf mag bedragen;
b       de afstand van de bedrijfswoning tot zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
c       de goothoogte en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
d       de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 800 m³ bedragen.

 

7.2.3        Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwe, behorende tot de bedrijfswoningen, gelden de volgende regels:
a       de goothoogte mag niet meer dan 3,3 m bedragen;
b       de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
c       de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

 

7.2.4        Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
b       de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel mag worden gerealiseerd, de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen en deze achter de naar de weg gekeerde gevel wordt opgericht;
c       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

7.3        Ontheffing van de bouwregels

7.3.1        Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 7.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
a       de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
b       de afstand tot de perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
c       de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in lid 7.2.1 sub b minder bedraagt dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.

 

7.3.2        De in lid 7.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a       het straat- en bebouwingsbeeld;
b       de milieusituatie;
c       de verkeersveiligheid;
d       de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.4        Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval verstaan het gebruik van de gebouwen en gronden voor:

a       detailhandel in volumineuze goederen;
b       verkooppunten voor motorbrandstoffen;
c       prostitutie en/of seksinrichtingen;
d       coffeeshops.

 

[naar inhoudsopgave]


artikel 8        Gemengd

8.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a       passieve recreatiedoeleinden en/of maatschappelijke en culturele functies;
b       waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

en tevens voor:

c       behoud van stedebouwkundige beeld van de uit cultuurhistorisch oogpunt waardevolle bestaande bebouwing;

met daaraan ondergeschikt:

d       wegen en paden;
e       groenvoorzieningen;
f         parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

g       gebouwen;
h       bouwwerken geen gebouwen zijnde.

8.2        Bouwregels

8.2.1        Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a       een gebouw mag uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd;
b       de goothoogte en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte.

 

8.2.2        Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
b       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

8.3        Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

a       ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de bebouwing en de naaste omgeving;
b       ter waarborging van een goede milieusituatie;
c       ter waarborging van de verkeersveiligheid;
d       ter waarborging van de sociale veiligheid;
e       ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

 

[naar inhoudsopgave]


artikel 9        Groen

9.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ´Groen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a       plantsoenen;
b       groenvoorzieningen;
c       bermen en beplanting;
d       parken;
e       waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

f         speelvoorzieningen, niet zijnde skatebanen;
g       verhardingen;
h       parkeervoorzieningen;
i         hondenuitlaatplaatsen;
j         kunstwerken;
k       voorzieningen van algemeen nut;

met de daarbij behorende:

l         gebouwen;
m    bouwwerken geen gebouwen zijnde.

9.2        Bouwregels

9.2.1        Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a       op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
b       de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
c       de oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut mag niet meer dan 15 m² per voorziening bedragen.

 

9.2.2        Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a       de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen;
b       overkappingen zijn niet toegestaan;
c       in afwijking van het bepaalde sub a mag de hoogte van lichtmasten niet meer dan 12 m bedragen.

9.3        Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval verstaan het gebruik van de gebouwen en gronden voor:

a       opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
b       het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

 

[naar inhoudsopgave]

 


artikel 10        Horeca

10.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a       horeca van categorie 3;
b       waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

c       terrassen;
d       wegen en paden;
e       groenvoorzieningen;
f         parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

g       gebouwen;
h       bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2        Bouwregels

10.2.1        Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a       een gebouw mag uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd;
b       de goothoogte en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte.

 

10.2.2        Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen en dat terrasafscheidingen niet meer dan 1,5 m bedragen;
b       de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel mag worden gerealiseerd, de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen en deze achter de naar de weg gekeerde gevel wordt opgericht;
c       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
d       in afwijking van het bepaalde sub c mag de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 12 m bedragen.

10.3        Ontheffing van de bouwregels

10.3.1        Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 10.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
a       de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
b       de afstand tot de perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
c       de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in lid 10.2.1 sub b minder bedraagt dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.

 

10.3.2        De in lid 10.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a       het straat- en bebouwingsbeeld;
b       de milieusituatie;
c       de verkeersveiligheid;
d       de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.4        Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval verstaan het gebruik van de gebouwen en gronden voor:

a       een ambachtelijk, industrieel en/of handelsbedrijf;
b       prostitutie en/of seksinrichtingen;
c       coffeeshops.

 

[naar inhoudsopgave]


artikel 11        Maatschappelijk

11.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a       religie;
b       waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

c       wegen en paden;
d       groenvoorzieningen;
e       parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
f         gebouwen;
g       bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2        Bouwregels

11.2.1        Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a       een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b       de goothoogte en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte.

 

11.2.2        Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
b       de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel mag worden gerealiseerd, de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen en deze achter de naar de weg gekeerde gevel wordt opgericht;
c       de bouwhoogte mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
d       in afwijking van het bepaalde sub c mag de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 12 m bedragen.

11.3        Ontheffing van de bouwregels

11.3.1        Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 11.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
a       de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
b       de afstand tot de perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
c       de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in lid 11.2.1 sub b minder bedraagt dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.

 

11.3.2        De in lid 11.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a       het straat- en bebouwingsbeeld;
b       de milieusituatie;
c       de verkeersveiligheid;
d       de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.4        Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval verstaan het gebruik van de gebouwen en gronden voor:

a       een ambachtelijk, industrieel, handels en/of horecabedrijf;
b       prostitutie en/of seksinrichtingen;
c       coffeeshops.

 

[naar inhoudsopgave]

 


artikel 12        Recreatie

12.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a       een forellenkwekerij;
b       ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie 1’: op recreatie, toerisme en sport gerichte horeca en overnachtingsmogelijkheden;
c       ter plaatse van de aanduiding ’bedrijfswoning’: een bedrijfswoning;
d       ter plaatse van de aanduiding ‘ontsluiting’: ontsluiting van de gronden;
e       ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’: een parkeerterrein;
f         waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

g       wegen en paden;
h       groenvoorzieningen;
i         parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

j         gebouwen;
k       bedrijfswoningen;
l         aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
m    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2        Bouwregels

12.2.1        Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
a       een gebouw mag uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd;
b       de goothoogte en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte.

 

12.2.2        Voor het bouwen van de bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
a       een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
b       het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen;
c       de afstand van de bedrijfswoning tot zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
d       de goothoogte en bouwhoogte van de bedrijfswoning mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
e       de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 800 m³ bedragen.

 

12.2.3        Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, behorende tot de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
a       De aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd;
b       de goothoogte mag niet meer dan 3,3 m bedragen;
c       de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
d       de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

 

12.2.4        Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
b       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
c       in afwijking van het bepaalde sub c mag de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 12 m bedragen.

12.3        Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 12.2.1 sub a en toestaan dat bedrijfsgebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

a       de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
b       de afstand tot de perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
c       de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in lid 12.2.1 sub b minder bedraagt dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.

12.4        Specifieke gebruiksregels

12.4.1        Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval verstaan het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
a       standplaats voor kampeermiddelen;
b       een ambachtelijk, industrieel en/of handelsbedrijf;
c       prostitutie en/of seksinrichtingen;
d       coffeeshops;
e       het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
f         het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
12.4.2        Ontsluiting van het bestemmingsvlak is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘ontsluiting’.

 

[naar inhoudsopgave]


artikel 13        Sport

13.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a       het uitoefenen van sportactiviteiten;
b       ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport 1’: bij de sportvoorziening ondergeschikte horeca;

met daaraan ondergeschikt:

c       gebouwen ten behoeve van sportieve doeleinden, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een kantine;
d       waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
e       wegen en paden;
f         parkeervoorzieningen;
g       groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

h       gebouwen;
i         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2        Bouwregels

13.2.1        Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a       de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b       de goothoogte en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte.

 

13.2.2        Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
b       de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel mag worden gerealiseerd, de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen;
c       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
d       in afwijking van het bepaalde sub c mag de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en bouwwerken ten behoeve van sportvoorzieningen niet meer dan 15 m bedragen.

 

13.3        Ontheffing van de bouwregels

13.3.1        Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 13.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
a       de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
b       de afstand tot de perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
c       de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in lid 13.2.1 sub b minder bedraagt dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.

 

13.3.2        De in lid 13.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a       het straat- en bebouwingsbeeld;
b       de milieusituatie;
c       de verkeersveiligheid;
d       de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

13.4        Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval verstaan het gebruik van de gebouwen en gronden voor:

a       standplaats voor kampeermiddelen;
b       een ambachtelijk, industrieel, handels- en/of horecabedrijf.

 

[naar inhoudsopgave]


artikel 14        Verkeer

14.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a       wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
b       voet- en rijwielpaden;
c       groenvoorzieningen;
d       waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
e       parkeervoorzieningen;

waarbij wordt gestreefd naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;

met daaraan ondergeschikt:

f         bermen en beplanting;
g       straatmeubilair;
h       voorzieningen van algemeen nut;

met de daarbij behorende:

i         gebouwen;
j         bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
k       waterstaatkundige kunstwerken (bruggen, sluizen, waterkeringen e.d.).

14.2        Bouwregels

14.2.1        Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a       er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
b       de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
c       de oppervlakte mag niet meer dan 15 m² bedragen.

 

14.2.2        Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a       de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;
b       overkappingen zijn niet toegestaan;
c       in afwijking van het bepaalde sub a mag de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 12 m bedragen.

14.3        Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval verstaan het gebruik van de gebouwen en gronden voor:

a       standplaats voor kampeermiddelen;
b       opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
c       het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

 

[naar inhoudsopgave]

 


artikel 15        Verkeer - Verblijfsgebied

15.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – Verblijfsgebied´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a       verkeersvoorzieningen;
b       parkeervoorzieningen;
c       groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
d       straatmeubilair;
e       voorzieningen van algemeen nut;

met de daarbij behorende:

f         gebouwen;
g       bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2        Bouwregels

15.2.1        Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a       er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
b       de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
c       de oppervlakte mag niet meer 15 m² bedragen.

 

15.2.2        Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 5 m mag bedragen.

15.3        Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval verstaan het gebruik van de gebouwen en gronden voor:

a       standplaats voor kampeermiddelen;
b       het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
c       het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

 

[naar inhoudsopgave]

 


artikel 16        Wonen

16.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a       het wonen, in de vorm van grondgebonden woningen, boven- en benedenwoningen en waaronder tevens begrepen kamerbewoning (maximaal 4 personen);
b       aan huis gebonden beroepen;
c       tuinen, erven en onbebouwde erven;
d       ter plaatse van de aanduiding ‘garage’: garageboxen;
e       waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

f         hoofd- en bijgebouwen, aan- en uitbouwen;
g       bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

16.2        Bouwregels

16.2.1        Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a       gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak
b       het bebouwingspercentage van het bouwperceel voor hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke hoger zijn dan 1 m gemeten vanaf het aansluitend terrein mag niet meer dan 65 bedragen.

 

16.2.2        Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
a       hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw‘;
b       het bouwen van gestapelde woningen is niet toegestaan;
c       de hoofdgebouwen dienen in en evenwijdig aan de voorgevelrooilijn te worden geplaatst;
d       de goothoogte en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
e       de bebouwingsdiepte, repectievelijk breedte van het hoofdgebouw mag bij

1         aaneengesloten bebouwing, met uitzondering van gestapelde bebouwing (complex) wat betreft beide maatvoeringen maximaal 10 m bedragen;

2        twee-aaneengebouwde bebouwing maximaal 12 m, respectievelijk maximaal 15 m bedragen;

3        vrijstaande bebouwing maximaal 15 m, respectievelijk maximaal 20 m bedragen;

f         ingeval van twee-aaneengebouwde en vrijstaande bebouwing dient de afstand van de vrijstaande gevel tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 m te bedragen.

 

16.2.3        Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
a       aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen tenminste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw – of het verlengde daarvan – te worden gebouwd;
b       in afwijking van het bepaalde in sub a dienen in hoeksituaties aan- en uitbouwen en bijgebouwen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw – of het verlengde daarvan – te worden gebouwd;
c       de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag, voor zover gelegen buiten het maximale bouwvlak van het hoofdgebouw zoals bepaald in lid 16.2.2 sub e, niet meer bedragen dan:

1         70 m² bij een bouwperceel van maximaal 500  m²;

2        100 m² bij een bouwperceel groter dan 500 m²;

met dien verstande dat het maximale bouwpercentage als hiervoor bedoeld onder lid 16.2.2 sub b niet mag worden overschreden;

d       de goothoogte mag niet meer dan 3,30 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
e       in afwijking van het bepaalde sub a t/m d van dit lid, mogen aan- en uitbouwen worden aangebouwd vóór de voorgevelrooilijn, met een diepte van maximaal 1,5 m, een oppervlakte van maximaal 6 m² en een bouwhoogte van maximaal 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping.

 

16.2.4        Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a       erf- en terreinafscheidingen hoger dan 1 m, doch maximaal 2 m, alsmede overkappingen dienen tenminste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw – of in het verlengde daarvan – te worden gebouwd;
b       in hoeksituaties dienen erf- en terreinafscheidingen hoger dan 1 m, doch maximaal 2 m, alsmede overkappingen, gelegen aan de naar de weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens, op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw – of het verlengde daarvan – te worden gebouwd;
c       de hoogte van andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen, met uitzondering van:

1         vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;

2        speeltoestellen, waarvan de hoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;

3        erf- en terreinafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer dan 2 m mag bedragen;

d       het onder lid 16.2.2 sub b aangegeven bebouwingspercentage mag ten gevolge van het oprichten van andere bouwwerken welke hoger zijn dan 1 m, gemeten vanaf het aansluitende terrein, niet worden overschreden.

 

16.3        Nadere eisen

16.3.1        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en/of afmetingen van bouwwerken.

 

16.3.2        De toepassing van nadere eisen als bedoeld onder lid 16.3.1 door burgemeester en wethouders zal gericht zijn op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
a       het straat- en bebouwingsbeeld;
b       de woonsituatie (wooncomfort kwaliteit woongenot van de directe omgeving);
c       de gebruiksmogelijkheden (op eigen terrein en op aangrenzende gronden);
d       de milieusituatie;
e       de verkeersveiligheid;
f         de parkeerruimte op eigen terrein;
g       de sociale veiligheid;
h       de brandveiligheid.

16.4        Specifieke gebruiksregels

16.4.1        Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval verstaan het gebruik van:
a       vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;
b       woningen voor kamerbewoning voor meer dan 4 personen;

En tevens:

c       gronden voor de voorgevel bij aaneengesloten woonbebouwing om te parkeren.

 

16.4.2        Beroepen aan huis regeling en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Gronden en bouwwerken mogen tevens worden gebruikt voor het in combinatie met het wonen uitoefenen van een aan huis gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mits:

a       de bedrijfsactiviteit is opgenomen in de bijlage bij deze regels “bedrijvenlijst woongebied”;
b       de woonfunctie overwegend behouden blijft;
c       de beroeps- en/of bedrijfsoppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de aan-, uit- en/of bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
d       de beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
e       door beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
f         de beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten geen parkeeroverlast voor de directe (woon)omgeving veroorzaken of dat hierdoor geen extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn;
g       geen detailhandel wordt uitgeoefend, met uitzondering van detailhandel die onder­geschikt is aan en verband houdt met de ter plekke uitgeoefende kleinschalige bedrijfs­matige activiteiten;
h       geen (overig) gevaar, schade, hinder of overlast voor de (woon)omgeving ontstaat;
i         geen horeca-activiteiten worden uitgeoefend;
j         geen prostitutiebedrijf, seksinrichting of aanverwante activiteiten op erotisch en/of pornografisch gebied wordt / worden uitgeoefend.

 

16.5        Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van lid 16.1 ten behoeve van een Bed and Breakfast, mits:
a       de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
b       bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
c       bedoeld gebruik geen belemmering voor de omliggende bedrijven mag opleveren;
d       het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
e       het gebruik de woonfunctie ondersteund, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
f         er geen duurzame ontwrichting van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaat;
g       het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
h       er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
i         de Bed and Breakfast-voorziening in bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
j         maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een Bed and Breakfast in gebruik is, zulks met een absoluut maximum van 60 m².

16.6        Ontheffing gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 16.1 voor de vestiging van een kamerverhuurbedrijf, mits:

a       Het gebruik geen overlast voor het woonmilieu oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
b       Het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
c       Wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.

 

[naar inhoudsopgave]

 


artikel 17        Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)

17.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

17.2        Bouwregels

17.2.1        Op of in deze gronden dient voor bouwwerken
a       In geval van nieuwbouw groter dan 100 m2;
b       In geval van uitbreiding, met een uitbreiding groter dan 100 m2;

bij de aanvraag om bouwvergunning een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

 

17.2.2        Indien uit het in het vorige lid bedoelde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
a       De verplichting tot het treffen van maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b       De verplichting tot het doen van opgravingen;
c       De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monu-mentenzorg die voldoet aan door burgemeesters en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

17.3        Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 17.2 indien de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

17.4        Aanlegvergunning

17.4.1        Het is verboden op of in deze gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bur-gemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a       het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginningen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, of ophogen;
b       het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
c       het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,4 m ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, aanleggen van drainage en ontginnen;
d       het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
e       het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand.

 

17.4.2        Het verbod als bedoeld in lid 17.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a       betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
b       betrekking hebben op een oppervlakte kleiner dan 250 m2;
c       reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; of
d       mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

17.4.3        De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 17.4.1 zijn slechts toelaatbaar mits:
a       geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in lid 17.1 genoemde doeleinden;
b       vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog van de gemeente Venlo.

17.5        Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ (geheel of gedeeltelijk) wordt verwijderd, als op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld. Alvorens een wijziging wordt uitgevoerd wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog van de gemeente Venlo.

 

[naar inhoudsopgave]


3   algemene regels

artikel 18        Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

[naar inhoudsopgave]


artikel 19        Algemene bouwregels

19.1        Algemene regel over bestaande afstanden en andere maten

19.1.1        Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

19.1.2        In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

19.1.3        In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 19.1.1 en 19.1.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

 

[naar inhoudsopgave]


artikel 20        Algemene aanduidingsregels

20.1        Vrijwaringszone - Weg 1

20.1.1        Aanduidingsomschrijving

De voor ‘Vrijwaringszone - Weg 1’ aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het tegengaan van bebouwing.

 

20.1.2        Bouwregels

Bouwen is niet toegestaan, met uitzondering van bouwwerken welke nodig zijn voor het wegverkeer.

20.2        Vrijwaringszone - Weg 2

20.2.1        Aanduidingsomschrijving

De voor ‘Vrijwaringszone - Weg 2’ aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het tegengaan van bebouwing.

 

20.2.2        Bouwregels

Bouwen is niet toegestaan, met uitzondering van bouwwerken welke nodig zijn voor het wegverkeer.

 

20.2.3        Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 20.2.2 en toestaan dat in de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits:

a       het bouwwerk in overeenstemming is met de ter plaatse aangewezen bestemming en door de bouw of situering van het bouwwerk het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast; en
b       advies is gevraagd aan de wegbeheerder (Rijkswaterstaat, directie Limburg).

 

[naar inhoudsopgave]

 

 


artikel 21        Algemene ontheffingsregels

21.1        Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, het woon- en leefklimaat, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de brandveiligheid en rampenbestrijding van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:

a       het afwijken van de voorgeschreven maximum maten, afmetingen, percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
b       de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
c       de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
d       de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
e       het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits:

1         de maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;

2        de hoogte maximaal 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.

f         het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden, zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, (glas)containers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:

1         de oppervlakte niet meer dan 15 m² bedraagt;

2        de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;

3        de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 10 m mag bedragen;

4        uit een bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.

 

[naar inhoudsopgave]

 


artikel 22        Algemene wijzigingsregels

22.1        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

a       overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
b       overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeers­veiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
c       de overschrijdingen als bedoeld in sub a en b mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
d       het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij wordt verwezen naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

22.2        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen door aan één of meer bestemmingen de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ toe te kennen, indien ter plaatse sprake is van archeologisch waardevol gebied, en/of archeologisch onderzoeksgebied, en indien uit een rapport van een ter zake deskundige blijkt dat de betreffende waarde in voldoende mate aanwezig is.

 

 

[naar inhoudsopgave]

 


artikel 23        Algemene procedureregels

23.1        Procedure ontheffing en nadere eisen

Bij het verlenen van ontheffing en het stellen van nadere eisen als bedoeld in deze regels gelden de volgende procedureregels:

a       het ontwerpbesluit ligt gedurende zes weken voor een ieder ter inzage;
b       burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
c       de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging zienswijzen naar voren te brengen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit;
d       indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
e       burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

 

[naar inhoudsopgave]


4   overgangs- en slotregels

artikel 24        Overgangsrecht

24.1        Overgangsrecht bouwwerken

24.1.1        Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a       gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b       na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

24.1.2        Burgemeester en Wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

 

24.1.3        Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

24.2        Overgangsrecht gebruik

24.2.1        Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

24.2.2        Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

24.2.3        Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

24.2.4        Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

[naar inhoudsopgave]

 


artikel 25        Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan “Kern Boekend” van de gemeente Venlo.

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van .......................................

De voorzitter,

De griffier,

................................

................................

 

[naar inhoudsopgave]

 


bijlage 1:

Bedrijvenlijst woongebied

NR

OMSCHRIJVING

CAT

 

 

 

1

Badhuizen en sauna-baden

2

2

Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen

2

3

Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren)

2

4

Bibliotheken, musea, ateliers, e.d.

1

5

Binderijen

2

6

Cateringbedrijven, kookstudio's

2

7

Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d., excl. Internetcafé's e.d.

1

8

Consultatiebureaus

1

9

Dans-, muziek-, balletscholen, workshopateliers e.d. t.b.v. hobby's en vrijetijdsbesteding

2

10

Expediteurs, cargadoors (kantoren)

1

11

Fabricage van munten, sieraden e.d.

2

12

Foto- en filmontwikkelcentrales

2

13

Handelsbemiddeling (kantoren)

1

14

Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten

1

15

Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen, overige grafische aktiviteiten

2

16

Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkbedrijven

2

17

Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek

1

18

Muziekinstrumentenbedrijven

2

19

Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk

2

20

Openbaar bestuur (kantoren e.d.)

2

21

Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren)

1

22

Overige zakelijke dienstverlening: kantoren

1

23

(Para)medische praktijken, klinieken en dagverblijven

1

24

Persoonlijke dienstverlening

1

25

Reisorganisaties

1

26

Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)

1

27

Reproduktiebedrijven opgenomen media

1

28

Taxibedrijven, taxistandplaatsen

2

29

Telecommunicatiebedrijven, excl. belhuizen e.d.

1

30

Uitgeverijen (kantoren)

1

31

Veilingen voor huisraad, kunst e.d.

1

32

Verhuur van en handel in onroerend goed

1

33

Verhuurbedrijven voor roerende goederen

2

34

Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer)

2

35

Vervaardiging van wijn, cider e.d.

2

36

Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren)

1

37

Wasserettes, wassalons

1

38

Wasverzendinrichtingen

2


bijlage 2:

Staat van Bedrijfsactiviteiten

(categorie 1 tot en met 3)