INHOUD

 

 

regels

1                inleidende regels                            

artikel 1        begrippen                                                                                     

artikel 2        wijze van meten                                                                           

2                bestemmingsregels                          

artikel 3        agrarisch met waarden - agrarische functie met landschapswaarden           

artikel 4        agrarisch met waarden - agrarische functie met natuur- en landschapswaarden     

artikel 5        bedrijf                                                                                        

artikel 6        bos                                                                                              

artikel 7        cultuur en ontspanning - seksinrichting                                 

artikel 8        detailhandel                                                                              

artikel 9        groen                                                                                          

artikel 10      horeca                                                                                        

artikel 11      maatschappelijk                                                                          

artikel 12      natuur                                                                                        

artikel 13      recreatie                                                                                    

artikel 14      sport                                                                                          

artikel 15      verkeer                                                                                       

artikel 16      verkeer-spoor                                                                            

artikel 17      water                                                                                          

artikel 18      wonen                                                                                         

artikel 19      leiding - brandstof                                                                    

artikel 20      leiding - gas                                                                               

artikel 21      leiding - riool                                                                            

artikel 22      waarde - archeologie                                                             

artikel 23      waterstaat - waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie       

artikel 24      waterstaat - waterkering                                                          

3                algemene regels                             

artikel 25      anti-dubbeltelbepaling                                                              

artikel 26      algemene gebruiksregels                                                           

artikel 27      algemene aanduidingsregels                                                     

artikel 28      algemene ontheffingsregels                                                     

artikel 29      algemene wijzigingsregels                                                        

artikel 30      uitsluiting aanvullende werking bouwverordening                

artikel 31      algemene procedureregels                                                        

artikel 32      overige regels                                                                           

4                overgangs- en slotregels             

artikel 33      overgangsrecht                                                                         

artikel 34      slotregel                                                                                   

 

bijlagen

Bijlage 1: Parkeernormen parkeernota Roermond Beleidsvisie

Bijlage 2: Staat van Bedrijfsactiviteit

 

de verbeelding

verbeelding met verklaring                                               tekeningnummer: 12063


1   inleidende regels

artikel 1        begrippen

1.1        In deze regels wordt verstaan onder:

a         Aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
b        Aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
c         Aan huis verbonden beroep:
De uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para-)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel;
d        Archeologische waarde:
Waarde die bestaat uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;
e         Bebouwing:
Een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
f          Bebouwingspercentage:
Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
g        Bedrijfsactiviteit:
Het beroepsmatig uitoefenen van bedrijvigheid met gebruikmaking van machines dan wel door middel van handwerk en geen kantoor zijnde;
h         Bedrijfsgebouw:
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;
i           Begane grond:
Bouwlaag waarvan het vloerpeil ter hoogte van het (straat)peil ligt, dan wel de bouwlaag boven een souterrain;
j           Beperkt kwetsbaar object:

-         verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen,
zwembaden en speeltuinen;

-         kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder cc, vallen;

-         sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder cc, vallen;

-         objecten die met de onder cc genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;

-         objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen,
bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

k         Bestaande bebouwing:
Bouwwerk dat op het moment van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van ter inzage legging is ingediend.
l           Bestaand gebruik:
Het gebruik van grond en opstallen, zoals dat bestaat op het tijdstip dat het plan of betreffende planonderdeel rechtskracht heeft verkregen;
m       Bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak;
n         Bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
o        Bijgebouw:
Een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat ten dienste staat van dat hoofdgebouw;
p        Bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
q        Bouwgrens:
De grens van een bouwvlak;
r          Bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;
s         Bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
t          Bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
u         Detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
v         Evenement:
Al of niet periodiek terugkerende publieke gebeurtenis op het gebied van sport, cultuur, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen;
w        Extensief recreatief medegebruik:
Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie(s) van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie(s) van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan zoals wandelen, fietsen, trimmen, paardrijden, vissen, roeien en kanoën.
x         Gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
y         Geluidhinderlijke inrichtingen:
Inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken en worden aangewezen in artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer (Stb. 1993, 50);
z         Hoofdgebouw:
Een gebouw dat door zijn constructie, afmetingen of situering dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een perceel valt aan te merken;
aa     Horecabedrijf:
Een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt en/of zaalverhuur plaatsvindt, één en ander al dan niet in combinatie met ondersteunende activiteiten of met een vermaaksfunctie, met uitzondering van seksinrichtingen;
bb    Kantoor:
Een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijke administratieve aard;
cc      Kleine economie:
Bedrijfsactiviteiten die wat betreft invloed op de woonomgeving gelijk te stellen zijn aan een aan huis verbonden beroep, waarvan de omvang en de activiteiten zodanig zijn dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend;
dd    Kwetsbaar object:

-         woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder  j;

-         gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:

a         ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;

b         scholen;

c         gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;

-         gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:

-         kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;

-         complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;

-         kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

ee     Landschappelijke waarde:
De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
ff        Maatschappelijke doeleinden:
Doeleinden ten behoeve van educatieve, sociale, sociaal-medische, sociaal-culturele, (para-)medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van begeleid wonen en van de openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
gg    Natuurwaarde:
De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
hh     Peil:
Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
ii         Plan: het bestemmingsplan Buitengebied Roerdal van de gemeente Roermond;
jj         Prostitutie:
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
kk     Raamprostitutiebedrijf:

Een prostitutiebedrijf, waarbij prostituees zich aanbieden door zich opvallend voor een raam aan de straat te vertonen.

ll         Seksinrichting:
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of gelegenheid wordt geboden seksuele handelingen te verrichten dan wel vertoningen en/of voorstellingen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan:

-         een prostitutiebedrijf;

-         een erotische massagesalon;

-         een seksbioscoop;- een sekstheater;

-         een parenclub;

-         geheel of gedeeltelijke bedrijfsvoering in overwegend seksueel geaarde dienstverlening; al dan niet in combinatie met elkaar;

mm Verbeelding:
De analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijk informatie;
nn     Voorgevelrooilijn:
Denkbeeldige lijn waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw word(t)(en) geplaatst en die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens;
oo    (primaire) Watergang:
Al of niet overdekt werk dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen en af te voeren. Daarbij horen tevens de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden, e.e.a, zoals opgenomen in de legger van het Waterschap Roer en Overmaas;
pp    Waterhuishouding:
Het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem;
qq    Weg:
Een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
rr       Woning:
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

 

naar boven


artikel 2        wijze van meten

2.1        Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

a         de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

b        de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals

schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. Bij bouwwerken binnen de bestemming Verkeer - Spoor wordt gemeten vanaf bovenkant spoorstaaf;

c         de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

d        de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

e         de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

f          de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

g        de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

h         de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

 

2.1.2        Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,5 m wordt overschreden.

 

naar boven

 

 


2   bestemmingsregels

artikel 3        agrarisch met waarden - agrarische functie met landschapswaarden

3.1        Bestemmingsomschrijving

3.1.1        De gronden aangewezen voor de bestemming ‘Agrarisch met waarden - agrarische functie met landschapswaarden’ zijn bestemd voor:
a         Agrarische bedrijfsuitoefening in de vorm van grondgebonden agrarische bedrijven;
b        Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

 

3.1.2        Met daaraan ondergeschikt:
a         Verkeersvoorzieningen;
b        Openbare nutsvoorzieningen;
c         Water en waterhuishoudkundige voorzieningen waaronder mede begrepen kades en andere waterkerende voorzieningen;
d        Extensief recreatief medegebruik.

3.2        Bouwregels

3.2.1        Algemeen:
a         Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen zijn toegestaan;
b        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.

 

3.2.2        Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen:
a         De inhoud mag niet meer dan 50 m3 bedragen;
b        De goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

3.2.3        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a         De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van waterhuishoudkundige voorzieningen mag niet meer dan 5 m bedragen;
b        De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 8 m bedragen.

3.3        Aanlegvergunning

3.3.1        Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a         De aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
b        De aanleg van waterlopen en waterpartijen of de vergraving, verruiming;
c         Of demping van reeds bestaande waterlopen en waterpartijen;
d        De verwijdering van bomen of andere opgaande beplanting alsmede verwijdering van oevervegetaties;
e         Scheuren van grasgronden anders dan en behoeve van herinzaai;
f          Afgraven, ophogen of egaliseren van gronden.
 
3.3.2        Het in artikel 3.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a         Het normale onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
b        Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c         Reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
 
3.3.3        De in artikel 3.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden van de gronden.

 

3.3.4        Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen kunnen Burgemeester en Wethouders schriftelijk advies inwinnen bij de natuur en landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of de aanwezige waarden door het verlenen van een aanlegvergunning niet onevenredig c.q. onherstelbaar worden aangetast en omtrent eventueel te stellen voorwaarden.

3.4        Wijzigingsbevoegdheid

3.4.1        Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen:

In de bestemming natuur ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van de natuur en/of de aanleg van een ecologische verbindingszone, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a         De wijziging mag pas plaatsvinden nadat de aankoop/overdracht is verzekerd of al heeft plaatsgevonden;
b        De wijziging ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van de natuur pas plaatsvindt nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden.

 

naar boven

 


artikel 4        agrarisch met waarden - agrarische functie met natuur- en landschapswaarden

4.1        Bestemmingsomschrijving

4.1.1        De gronden aangewezen voor de bestemming ‘agrarisch met waarden - agrarische functie met natuur- en landschapswaarden’ zijn bestemd voor:
a         Agrarische bedrijfsuitoefening in de vorm van grondgebonden agrarische bedrijven;
b        Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;
c         Water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
d        De ontwikkeling en instandhouding van het natuurwaarden in het Habitatrichtlijngebied;
 
4.1.2        alsmede voor:
a         Ter plaatse van de aanduiding “tunnel”: een tunnel alsmede boven peil groenvoorzieningen.

 

4.1.3        Met daaraan ondergeschikt:
a         Verkeersvoorzieningen;
b        Openbare nutsvoorzieningen;
c         Water en waterhuishoudkundige voorzieningen waaronder mede begrepen kades en andere waterkerende voorzieningen;
d        Extensief recreatief medegebruik;

4.2        Bouwregels

4.2.1        Algemeen:
a         Bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijven mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
b        Binnen het bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven worden gebouwd;
c         Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van één agrarisch bedrijf toegestaan;
d        Per agrarisch bedrijf is niet meer dan één bedrijfswoning toegestaan;
e         Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen zijn toegestaan;
f          Ter plaatse van de aanduiding “tunnel” zijn boven peil bouwwerken ten behoeve van rijksweg A73 toegestaan;
g        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.
 
4.2.2        Gebouwen:
a         Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
b        De goothoogte van de bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;
c         De hoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 9 m bedragen;
d        De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
e         De inhoud en goothoogte van nutsvoorzieningen mag niet meer dan 50 m3 respectievelijk 3 m bedragen;
f          De oppervlakte en hoogte van dienstgebouwen ten behoeve van de tunnel mag niet meer dan 900 m2 respectievelijk 10 m bedragen;
g        De hoogte van de tunnel mag ten hoogste 0 m bedragen, behoudens voorzieningen bij de in- en uitgang waarvan de hoogte ten hoogste 10 m mag bedragen.

 

4.2.3        Voor bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen;
a         De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 100 m² bedragen;
b        De goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
 
4.2.4        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a         De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
b        De hoogte van torensilo’s mag niet meer dan 25 m bedragen;
c         De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van waterhuishoudkundige voorzieningen mag niet meer dan 5 m bedragen;
d        De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 8 m bedragen;
e         De hoogte van voorzieningen ter plaatse van de tunnel mag:

1         boven maaiveld maximaal 15 m bedragen;

2         onder maaiveld maximaal 8 meter bedragen, met uitzondering van afscheidingen die 2 meter mogen bedragen.

4.3        Ontheffing  van bouwregels

4.3.1        Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a         De bouw noodzakelijk is voor de continuïteit van de bedrijfsvoering.
b        De hoogte mag niet meer dan 3 m bedragen, de hoogte voor silo’s niet meer dan 25 m mag bedragen.
c         De waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.
 
4.3.2        Bij het verlenen van ontheffing door Burgemeester en Wethouders, zoals in artikel 4.3 omschreven, wordt de procedure in acht genomen zoals vermeld in artikel 31 (procedureregels) van deze regels.

4.4        Aanlegvergunning

4.4.1        Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a         De aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
b        De aanleg van waterlopen en waterpartijen of de vergraving, verruiming; of demping van reeds bestaande waterlopen en waterpartijen;
c         De verwijdering van bomen of andere opgaande beplanting alsmede verwijdering van oevervegetaties;
d        Scheuren van grasgronden anders dan en behoeve van herinzaai;
e         Afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, met uitzondering van werken of werkzaamheden die samenhangen met de realisering van de tunnel;
f          Het verharden van paden.
 
4.4.2        Het in artikel 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a         Het normale onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
b        Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c         Reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
 
4.4.3        De in artikel 4.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden van de gronden.

 

4.4.4        Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen kunnen Burgemeester en Wethouders schriftelijk advies inwinnen bij de natuur en landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of de aanwezige waarden door het verlenen van een aanlegvergunning niet onevenredig c.q. onherstelbaar worden aangetast en omtrent eventueel te stellen voorwaarden.

4.5        Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen:

 

4.5.1        Ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak van een agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a         De vormverandering dient noodzakelijk te zijn vanuit een efficiënte agrarische bedrijfsvoering;
b        De waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
c         Een goede landschappelijke inpassing dient verzekerd te zijn, hiertoe dient een beplantingsplan te worden overlegd;
d        Vooraf is aangetoond dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
e         De bepaling met betrekking tot in het plan opgenomen dubbelbestemmingen van toepassing zijn;
f          Er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de POL-aanvulling BOM+.
 
4.5.2        Ten behoeve van de uitbreiding van een bouwvlak van een agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a         De totale omvang van het bouwvlak mag niet meer dan 1,5 ha bedragen;
b        De uitbreiding van het bedrijf noodzakelijk is in verband met de continuïteit van het bedrijf. Hiertoe dient vooraf advies wordt ingewonnen bij het hoofd van de afdeling Ruimtelijke Ordening van de provincie;
c         De waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;

 

d        Een goede landschappelijke inpassing dient verzekerd te zijn, hiertoe dient een beplantingsplan te worden overlegd;
e         Vooraf is aangetoond dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
f          De bepaling met betrekking tot in het plan opgenomen dubbelbestemmingen van toepassing zijn;
g        Er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de POL-aanvulling BOM+.
 
4.5.3        Ten behoeve van het hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen en het bijbehorende erf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a         Er dient sprake te zijn van een bedrijf dat redelijkerwijs niet meer bruikbaar is voor eigentijdse agrarische bedrijfsvoering, een en ander blijkens een deskundige advies;
b        Hergebruik dient plaats te vinden in de bestaande bouwmassa en overtollige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
c         Hergebruik is alleen mogelijk indien een ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand wordt gebracht. In een bedrijfsplan dient aangetoond te worden welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor het hergebruik;
d        Het woon en leefklimaat in de omgeving mag niet worden aangetast;
e         Het hergebruik mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben;
f          Het gebruik mag niet leiden tot een belemmering voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
g        Bij hergebruik voor een burgerwoning dient de agrarisch functie in zijn geheel te komen vervallen;
h         De waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
i           Een goede landschappelijke inpassing dient verzekerd te zijn, hiertoe dient een beplantingsplan te worden overlegd.
 
4.5.4        In de bestemming natuur ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van de natuur en/of de aanleg van een ecologische verbindingszone, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a         De wijziging mag pas plaatsvinden nadat de aankoop/overdracht is verzekerd of al heeft plaatsgevonden;
b        De wijziging ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van de natuur pas plaatsvindt nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden.

 

naar boven

 

artikel 5        bedrijf

5.1        Bestemmingsomschrijving

5.1.1        De gronden aangewezen voor de bestemming ‘Bedrijf’ zijn bestemd voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten te weten:
a         Ter plaatse van de gronden met de aanduiding “opslag”: opslag;
b        Ter plaatse van de gronden met de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen (met vulpunt LPG)”: een verkooppunt motorbrandstoffen met vulpunt LPG;

 

5.1.2        Met daaraan ondergeschikt:
a         Verkeersvoorzieningen;
b        Parkeervoorzieningen;
c         Openbare nutsvoorzieningen;
d        Water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
e         Groenvoorzieningen.

 

5.1.3        Met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en open terreinen.

5.2        Bouwregels

5.2.1        Op de als Bedrijf bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in artikel 5.1 genoemde bestemmingen worden gebouwd. Hierbij gelden, naast het bepaalde in artikel 32, de volgende voorwaarden:

 

5.2.2        Gebouwen:
a         Binnen deze bestemming is geen nieuwbouw toegestaan behoudens vervangende nieuwbouw waarbij het  bepaalde in artikel 5.2.2 c en in artikel 5.2.3 van overeenkomstige toepassing is;
b        Binnen de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen (met vulpunt LPG)’ mogen binnen een zone van 10.00 m van de as van de aangrenzende weg geen bouwwerk worden opgericht;
c         Ten behoeve van de uitbreiding van hoofdgebouwen mag worden gebouwd, mits door de uitbreiding het bestaande bebouwd oppervlak van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan met niet méér dan 50% van dezelfde functie wordt vergroot;
d        De goothoogte respectievelijk bouwhoogte is minimaal gelijk aan de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw op één van beide belendende percelen, daar waar die goothoogte respectievelijk bouwhoogte het kleinst is;
e         De goothoogte respectievelijk bouwhoogte is maximaal gelijk aan de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw op één van beide belendende percelen, daar waar die goothoogte respectievelijk bouwhoogte het grootst is;
f          Het maximale bebouwingspercentage bedraagt 80% per bouwperceel;
g        De afstand van de gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient tenminste 5.00 m te bedragen.
 
5.2.3        Bijgebouwen:
Bij ieder hoofdgebouw binnen deze bestemming mogen op het bijbehorende erf, zijnde de gronden gelegen achter de voorgevelrooilijn, bijgebouwen worden gebouwd met dien verstande dat:
a         de bijgebouwen tenminste 3.00 m achter het verlengde van de voorgevels van het hoofdgebouw worden geplaatst, tenzij het een aan de wegzijde gelegen open stallingruimte voor personenauto’s betreft;
b        het totale grondoppervlak van de bijgebouwen mag per bouwperceel voor de in artikel 5.1.1 aangegeven omschrijving niet meer dan 70 m² bedragen. Het bepaalde in artikel 5.2.2 f is hier van overeenkomstige toepassing;
c         bijgebouwen met een kap met een dakhelling van maximaal 45° mogen worden gerealiseerd met een goothoogte van 2.70 m en een bouwhoogte van maximaal 5.00 m of met een platdak, waarbij de bouwhoogte maximaal 3.00 m mag zijn. Indien de bijgebouwen aansluitend aan het hoofdgebouw worden gerealiseerd, mag de goothoogte niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag.
 
5.2.4        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3.00 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1.00 m hoog en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2.00 m hoog mogen zijn. In afwijking hiervan mag bij hoekpercelen voor de voorgevelrooilijn de hoogte van de erfafscheiding aan één wegzijde ten hoogste 2.00 m bedragen mits deze tenminste 1.00 m achter de perceelsgrens wordt geplaatst.

 

naar boven

 


artikel 6        bos

6.1        Bestemmingsomschrijving

6.1.1        De gronden aangewezen voor  de bestemming ‘Bos’ zijn bestemd voor:
a         Bos en bebossing.
 
6.1.2        Met daaraan ondergeschikt:
a         Openbare nutsvoorzieningen;
b        Water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
c         Onverharde paden.

6.2        Bouwregels

6.2.1        Op de als Bos bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in artikel 6.1 genoemde bestemming worden gebouwd met een hoogte van maximaal 3 m.

6.3        Aanlegvergunning

6.3.1        Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a         Het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;
b        Het aanleggen van verharde of halverharde paden en wegen;
c         Afgraven, ophogen of egaliseren van gronden.

 

6.3.2        Het in artikel 6.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a         Het normale onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
b        Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c         Reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

 

6.3.3        De in artikel 6.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden van de gronden.

 

naar boven


artikel 7        cultuur en ontspanning - seksinrichting

7.1        Bestemmingsomschrijving

7.1.1        De gronden aangewezen voor de bestemming ‘Cultuur en ontspanning - seksinrichting’ zijn bestemd voor: een seksinrichting met uitzondering van een raamprostitutiebedrijf.

 

7.1.2        Met daaraan ondergeschikt:
a         Horeca, uitsluitend indien deze verband houden met de ter plaatse gevestigde activiteiten en qua aard en omvang van ondergeschikte betekenis zijn;
b        Verkeersvoorzieningen;
c         Parkeervoorzieningen;
d        Openbare nutsvoorzieningen;
e         Groenvoorzieningen;
f          Water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

7.1.3        Met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en open terreinen.

7.2        Bouwregels

7.2.1        Op de als Cultuur en ontspanning - seksinrichting bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in artikel 7.1 genoemde bestemmingen worden gebouwd. Hierbij gelden, naast het bepaalde in artikel 32, de volgende voorwaarden:

 

7.2.2        Gebouwen
a         Behoudens vervangende nieuwbouw is nieuwbouw van gebouwen binnen deze bestemming niet toegestaan, waarbij het bepaald in artikel 7.2.2 b en 7.2.3 van overeenkomstige toepassing is;
b        Ten behoeve van de uitbreiding van hoofdgebouwen mag worden gebouwd, mits door de uitbreiding het bestaande bebouwd oppervlak van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan met niet méér dan 25% van dezelfde functie wordt vergroot;
c         De goothoogte respectievelijk bouwhoogte is minimaal gelijk aan de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw op één van beide belendende percelen, daar waar die goothoogte respectievelijk bouwhoogte het kleinst is;
d        De goothoogte respectievelijk bouwhoogte is maximaal gelijk aan de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw op één van beide belendende percelen, daar waar die goothoogte respectievelijk bouwhoogte het grootst is;
e         Het maximale bebouwingspercentage bedraagt 80% per bouwperceel.

 

7.2.3        Bijgebouwen

Bij ieder hoofdgebouw binnen deze bestemming mogen op het bijbehorende erf, zijnde de gronden gelegen achter de voorgevelrooilijn, bijgebouwen worden gebouwd met dien verstande dat:

a         de bijgebouwen tenminste 3.00 m achter het verlengde van de voorgevels van het hoofdgebouw worden geplaatst, tenzij het een aan de wegzijde gelegen open stallingruimte voor personenauto’s betreft;
b        het totale grondoppervlak van de bijgebouwen, mag per bouwperceel voor de in artikel 10.1 aangegeven omschrijving niet meer dan 70 m² bedragen. Het bepaalde in artikel 10.2.2 e is hier van overeenkomstige toepassing;

c         bijgebouwen met een kap met een dakhelling van maximaal 45° mogen worden gerealiseerd met een goothoogte van 2.70 m en een bouwhoogte van maximaal 5.00 m of met een platdak, waarbij de bouwhoogte maximaal 3.00 m mag zijn. Indien de bijgebouwen aansluitend aan het hoofdgebouw worden gerealiseerd, mag de goothoogte niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag.

 

7.2.4        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3.00 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1.00 m hoog en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2.00 m hoog mogen zijn. In afwijking hiervan mag bij hoekpercelen voor de voorgevelrooilijn de hoogte van de erfafscheiding aan één wegzijde ten hoogste 2.00 m bedragen mits deze tenminste 1.00 m achter de perceelsgrens wordt geplaatst.

 

naar boven


artikel 8        detailhandel

8.1        Bestemmingomschrijving

8.1.1        De gronden aangewezen voor de bestemming ‘Detailhandel’ zijn bestemd voor: detailhandel, waarbij per bouwperceel maximaal één bedrijfswoning is toegestaan.

 

8.1.2        Met daaraan ondergeschikt:
a         Verkeersvoorzieningen;
b        Parkeervoorzieningen;
c         Openbare nutsvoorzieningen;
d        Groenvoorzieningen;
e         Water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

8.1.3        Met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en open terreinen.

8.2        Bouwregels

8.2.1        Op de als Detailhandel bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in artikel 8.1 genoemde bestemmingen worden gebouwd. Hierbij gelden, naast het bepaalde in artikel 32, de volgende voorwaarden:

 

8.2.2        Gebouwen:
a         Behoudens vervangende nieuwbouw het bepaalde in artikel 8.2.2 b en artikel 8.2.3 is binnen deze bestemming geen nieuwbouw toegestaan, waarbij het bepaalde in artikel 8.2.2 b en artikel 8.2.3 van overeenkomstige toepassing is;
b        Ten behoeve van de uitbreiding van hoofdgebouwen mag worden gebouwd, mits door de uitbreiding het bestaande bebouwd oppervlak van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan met niet méér dan 25% van dezelfde functie wordt vergroot;
c         De bouwhoogte ten behoeve van detailhandel mag de bouwhoogte zoals aangeduid op de verbeelding bedragen;
d        De gevels van gebouwen moeten in of achter de voorgevelrooilijn worden geplaatst;
e         Het maximale bebouwingspercentage bedraagt 75% per bouwperceel.

 

8.2.3        Bijgebouwen:

Bij ieder hoofdgebouw binnen deze bestemming mogen op het bijbehorende erf, zijnde de gronden gelegen achter de voorgevelrooilijn, bijgebouwen worden gebouwd met dien verstande dat:

a         het totale grondoppervlak van de bijgebouwen, mag per bouwperceel voor de in artikel 8.1 aangegeven omschrijving niet meer dan 70 m² bedragen. Het bepaalde in artikel 8.2.2 e is hier van overeenkomstige toepassing;

b        bijgebouwen met een kap met een dakhelling van maximaal 45° mogen worden gerealiseerd met een goothoogte van 2.70 m en een bouwhoogte van maximaal 5.00 m of met een platdak, waarbij de bouwhoogte maximaal 3.00 m mag zijn. Indien de bijgebouwen aansluitend aan het hoofdgebouw worden gerealiseerd, mag de goothoogte niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag.

 

8.2.4        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3.00 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1.00 m hoog en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2.00 m hoog mogen zijn. In afwijking hiervan mag bij hoekpercelen voor de voorgevelrooilijn de hoogte van de erfafscheiding aan één wegzijde ten hoogste 2.00 m bedragen mits deze tenminste 1.00 m achter de perceelsgrens wordt geplaatst.

 

naar boven


artikel 9        groen

9.1        Bestemmingsomschrijving

9.1.1        De gronden aangewezen voor de bestemming ‘Groen’ zijn bestemd voor:
a         Openbare groenvoorzieningen;
b        Water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
c         Paden en wegen.
 
9.1.2        alsmede voor:
a         ter plaatse van de gronden met de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk - paviljoen”: een paviljoen.
 
9.1.3        Met daaraan ondergeschikt:
a         Parkeervoorzieningen;
b        Openbare nutsdoeleinden;
c         Evenementen;
d        Speelvoorzieningen;
e         Verhardingen.

 

9.1.4        Met de daarbij behorende open terreinen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

9.2        Bouwregels

9.2.1        Op de als Horeca bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in artikel 9.1 genoemde bestemmingen worden gebouwd. Hierbij gelden, naast het bepaalde in artikel 32 de volgende voorwaarden:

 

9.2.2        Gebouwen:
Binnen het bouwvlak opgenomen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk- paviljoen’ mag een gebouw in de vorm van een paviljoen worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 5.00 m.

 

9.2.3        Bouwwerken geen gebouwen zijnde:

Op de overige als groen bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in artikel 9.1 genoemde bestemmingen worden opgericht met een hoogte van maximaal 3.00 m.

 

naar boven


artikel 10        horeca

10.1        Bestemmingsomschrijving

10.1.1        De gronden aangewezen voor de bestemming ‘Horeca’ zijn bestemd voor: horeca.

 

10.1.2        Met daaraan ondergeschikt:
a         Verkeersvoorzieningen;
b        Parkeervoorzieningen;
c         Openbare nutsvoorzieningen;
d        Groenvoorzieningen;
e         Water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

10.1.3        Met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en open terreinen.

10.2        Bouwregels

10.2.1        Op de als Horeca bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in artikel 10.1 genoemde bestemmingen worden gebouwd. Hierbij gelden, naast het bepaalde in artikel 32 de volgende voorwaarden:

 

10.2.2        Gebouwen:
a         Behoudens vervangende nieuwbouw is nieuwbouw van gebouwen binnen deze bestemming niet toegestaan, waarbij het bepaalde in artikel 10.2.2 b en artikel 10.2.3 van overeenkomstige toepassing is;
b        Ten behoeve van de uitbreiding van hoofdgebouwen mag worden gebouwd, mits door de uitbreiding het bestaande bebouwd oppervlak van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan met niet méér dan 25% van dezelfde functie wordt vergroot;
c         De goothoogte respectievelijk bouwhoogte is minimaal gelijk aan de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw op één van beide belendende percelen, daar waar die goothoogte respectievelijk bouwhoogte het kleinst is;
d        De goothoogte respectievelijk bouwhoogte is maximaal gelijk aan de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw op één van beide belendende percelen, daar waar die goothoogte respectievelijk bouwhoogte het grootst is;
e         Het maximale bebouwingspercentage bedraagt 80% per bouwperceel.

 

10.2.3        Bijgebouwen:

Bij ieder hoofdgebouw binnen deze bestemming mogen op het bijbehorende erf, zijnde de gronden gelegen achter de voorgevelrooilijn, bijgebouwen worden gebouwd met dien verstande dat:

a         de bijgebouwen tenminste 3.00 m achter het verlengde van de voorgevels van het hoofdgebouw worden geplaatst, tenzij het een aan de wegzijde gelegen open stallingruimte voor personenauto’s betreft;
b        het totale grondoppervlak van de bijgebouwen, mag per bouwperceel voor de in artikel 10.1 aangegeven omschrijving niet meer dan 70 m² bedragen. Het bepaalde in artikel 10.2.2 e is hier van overeenkomstige toepassing;
c         bijgebouwen met een kap met een dakhelling van maximaal 45° mogen worden gerealiseerd met een goothoogte van 2.70 m en een bouwhoogte van maximaal 5.00 m of met een platdak, waarbij de bouwhoogte maximaal 3.00 m mag zijn. Indien de bijgebouwen aansluitend aan het hoofdgebouw worden gerealiseerd, mag de goothoogte niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag.

 

10.2.4        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3.00 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1.00 m hoog en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2.00 m hoog mogen zijn. In afwijking hiervan mag bij hoekpercelen voor de voorgevelrooilijn de hoogte van de erfafscheiding aan één wegzijde ten hoogste 2.00 m bedragen mits deze tenminste 1.00 m achter de perceelsgrens wordt geplaatst.

 

naar boven


artikel 11        maatschappelijk

11.1        Bestemmingsomschrijving

11.1.1        De gronden aangewezen voor de bestemming ‘Maatschappelijk’ zijn bestemd voor: maatschappelijke doeleinden;

 

11.1.2        alsmede voor:
a         Ter plaatse van de gronden met de aanduiding “begraafplaats”: een begraafplaats;
b        Ter plaatse van de gronden met de aanduiding “sportveld”: een sportveld;

 

11.1.3        Met daaraan ondergeschikt:
a         Verkeersvoorzieningen;
b        Openbare nutsvoorzieningen;
c         Parkeervoorzieningen;
d        Groenvoorzieningen;
e         Water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

11.1.4        Met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en open terreinen.

11.2        Bouwregels

11.2.1        Op de als Maatschappelijk bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in artikel 11.1 genoemde bestemmingen worden gebouwd. Hierbij gelden, naast het bepaalde in artikel 32, de volgende voorwaarden:

 

11.2.2        Gebouwen:
a         Binnen deze bestemming is geen nieuwbouw toegestaan behoudens vervangende nieuwbouw, waarbij het bepaalde in artikel 11.2.2 b en artikel 11.2.3 van overeenkomstige toepassing is;
b        Ten behoeve van de uitbreiding van hoofdgebouwen mag worden gebouwd, mits door de uitbreiding het bestaande bebouwd oppervlak van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpplan met niet méér dan 50% van dezelfde functie wordt vergroot;
c         De gevels van gebouwen moeten in of achter de voorgevelrooilijn worden geplaatst;
d        De goothoogte respectievelijk bouwhoogte is minimaal gelijk aan de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw op één van beide belendende percelen, daar waar die goothoogte respectievelijk bouwhoogte het kleinst is, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
e         De goothoogte respectievelijk bouwhoogte is maximaal gelijk aan de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw zoals aangeduid;
f          Het maximale bebouwingspercentage bedraagt 80% per bouwperceel tenzij op de verbeelding anders is aangegeven, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’ een gebouw mag worden opgericht met een maximum oppervlak van 200 m².

 

11.2.3        Bijgebouwen:
Bij ieder hoofdgebouw binnen deze bestemming mogen op het bijbehorende erf, zijnde de gronden gelegen achter de voorgevelrooilijn, bijgebouwen worden gebouwd met dien verstande dat:
a         de bijgebouwen tenminste 3.00 m achter het verlengde van de voorgevels van het hoofdgebouw worden geplaatst, tenzij het een aan de wegzijde gelegen open stallingruimte voor personenauto’s betreft;
b        het totale grondoppervlak van de bijgebouwen mag per bouwperceel voor de in artikel 11.1 aangegeven omschrijving niet meer dan 70 m² bedragen. Het bepaalde in artikel 11.2.2 f is hier van overeenkomstige toepassing;
c         bijgebouwen met een kap met een dakhelling van maximaal 45° mogen worden gerealiseerd met een goothoogte van 2.70 m en een bouwhoogte van maximaal 5.00 m of met een platdak, waarbij de bouwhoogte maximaal 3.00 m mag zijn. Indien de bijgebouwen aansluitend aan het hoofdgebouw worden gerealiseerd, mag de goothoogte niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag.
 
11.2.4        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3.00 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1.00 m hoog en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2.00 m hoog mogen zijn. In afwijking hiervan mag bij hoekpercelen voor de voorgevelrooilijn de hoogte van de erfafscheiding aan één wegzijde ten hoogste 2.00 m bedragen mits deze tenminste 1.00 m achter de perceelsgrens wordt geplaatst.

 

naar boven


artikel 12        natuur

12.1        Bestemmingsomschrijving

12.1.1        De gronden aangewezen voor de bestemming ‘Natuur’ zijn bestemd voor:
a         De instandhouding, ontwikkeling en de kwaliteitsverhoging van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en landschapsecologische waarden;
b        Water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
c         Extensieve recreatief medegebruik;
d        Paden en wegen;
e         Bestaande parkeervoorzieningen.

12.2        Bouwregels

12.2.1        Op of in deze gronden mag geen bebouwing worden opgericht.

12.3        Aanlegvergunning

12.3.1        Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a         Het verwijderen, aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden of picknickplaatsen en het aanbrengen van eventuele andere oppervlakte verhardingen;
b        Het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen, opvullen of egaliseren van de bodem dieper dan 0,30 m;
c         Het scheuren van grasland;
d        Het aanbrengen van boven- en/of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;
e         Het vellen of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben.

 

12.3.2        Het bepaalde onder artikel 12.3.1 is niet van toepassing:
a         Voor werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
b        Voor werkzaamheden in het kader van het normale onderhoud en de normale bodemexploitatie;
c         Voor werken en werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan in uitvoering zijn;
d        Op het periodiek kappen van hakhout in het kader van het beheer van het natuurgebied.

 

12.3.3        Burgemeester en Wethouders verlenen de onder artikel 12.3.1 bedoelde vergunning uitsluitend indien de aan betrokken gronden gegeven bestemming overeenkomstig de omschrijving zich hiertegen niet verzet en indien de beoogde werken of werkzaamheden de archeologische, natuurlijke, landschappelijke en landschapsecologische waarden niet onevenredig aantast.

 

12.3.4        Alvorens de werken en/of werkzaamheden, zowel onder artikel 12.3.1 als onder artikel 12.3.2 bedoeld worden uitgevoerd, moet daaraan voorafgaand ter plaatse en in overleg met de Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten, een oudheidkundig bodemonderzoek zijn afgerond, danwel moeten Burgemeester en Wethouders hebben verklaard dat een dergelijk onderzoek niet noodzakelijk is. De coördinator monumentenzorg en archeologie van de gemeente wordt ter zake vooraf gehoord.

 

naar boven


artikel 13        recreatie

13.1        Bestemmingsomschrijving

13.1.1        De gronden aangewezen voor de bestemming ‘Recreatie’ zijn bestemd voor: dagrecreatie, uitsluitend in de vorm van een speeltuin.

 

13.1.2        Met daaraan ondergeschikt:
a         Verkeersvoorzieningen;
b        Parkeervoorzieningen;
c         Openbare nutsvoorzieningen;
d        Groenvoorzieningen;
e         Water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

13.1.3        Met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en open terreinen.

13.2        Bouwregels

13.2.1        Op de als Recreatie bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in artikel 9.1. genoemde bestemmingen worden gebouwd. Hierbij gelden, naast het bepaalde in artikel 32, de volgende voorwaarden:

 

13.2.2        Gebouwen:
a         Behoudens vervangende nieuwbouw is nieuwbouw van gebouwen binnen deze bestemming niet toegestaan, waarbij het bepaalde in artikel 13.2.2 b en artikel 13.2.3 van overeenkomstige toepassing is;
b        Ten behoeve van de uitbreiding van hoofdgebouwen mag worden gebouwd, mits door de uitbreiding het bestaande bebouwd oppervlak van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan met niet méér dan 25% van dezelfde functie wordt vergroot;
c         De goothoogte respectievelijk bouwhoogte is minimaal gelijk aan de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw op één van beide belendende percelen, daar waar die goothoogte respectievelijk bouwhoogte het kleinst is;
d        De goothoogte respectievelijk bouwhoogte is maximaal gelijk aan de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw op één van beide belendende percelen, daar waar die goothoogte respectievelijk bouwhoogte het grootst is;
e         Het maximale bebouwingspercentage bedraagt 20% per bouwperceel.

 

13.2.3        Bijgebouwen:

Bij ieder hoofdgebouw binnen deze bestemming mogen op het bijbehorende erf, zijnde de gronden gelegen achter de voorgevelrooilijn, bijgebouwen worden gebouwd met dien verstande dat:

a         de bijgebouwen tenminste 3.00 m achter het verlengde van de voorgevels van het hoofdgebouw worden geplaatst, tenzij het een aan de wegzijde gelegen open stallingruimte voor personenauto’s betreft;
b        het totale grondoppervlak van de bijgebouwen, mag per bouwperceel voor de in artikel 13.1.1 aangegeven omschrijving niet meer dan 70 m² bedragen. Het bepaalde in artikel 13.2.2 e is hier van overeenkomstige toepassing;
c         bijgebouwen met een kap met een dakhelling van maximaal 45° mogen worden gerealiseerd met een goothoogte van 2.70 m en een bouwhoogte van maximaal 5.00 m of met een platdak, waarbij de bouwhoogte maximaal 3.00 m mag zijn. Indien de bijgebouwen aansluitend aan het hoofdgebouw worden gerealiseerd, mag de goothoogte niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag.

 

13.2.4        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3.00 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1.00 m hoog en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2.00 m hoog mogen zijn. In afwijking hiervan mag bij hoekpercelen voor de voorgevelrooilijn de hoogte van de erfafscheiding aan één wegzijde ten hoogste 2.00 m bedragen mits deze tenminste 1.00 m achter de perceelsgrens wordt geplaatst.

13.3        Aanlegvergunning

13.3.1        Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a         Het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;
b        Het aanleggen van verharde of halverharde paden en wegen;
c         Afgraven, ophogen of egaliseren van gronden.

 

13.3.2        Het in artikel 13.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a         Het normale onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
b        Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c         Reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

 

De in artikel 13.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden van de gronden.

 

naar boven


artikel 14        sport

14.1        Bestemmingsomschrijving

14.1.1        De gronden aangewezen voor de bestemming ‘Sport’ zijn bestemd voor: sportbeoefening met daarbij behorende voorzieningen zoals sporthallen, sportterreinen, kantines en kleedlokalen.

 

14.1.2        Met daaraan ondergeschikt:
a         Horeca, uitsluitend indien deze verband houden met de ter plaatse gevestigde sportactiviteiten en zij dienen qua aard en omvang van ondergeschikte betekenis te zijn;
b        Verkeersvoorzieningen;
c         Parkeervoorzieningen;
d        Openbare nutsvoorzieningen;
e         Evenementen;
f          Water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
g        Groenvoorzieningen.

 

14.1.3        Met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en open terreinen.

14.2        Bouwregels

14.2.1        Op de als Sport bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in artikel 14.1 genoemde bestemmingen worden gebouwd. Hierbij gelden, naast het bepaalde in artikel 32 de volgende voorwaarden:

 

14.2.2        Gebouwen:
a         Behoudens vervangende nieuwbouw het bepaalde in artikel 14.2.2 b en artikel 14.2.3 is nieuwbouw van gebouwen binnen deze bestemming niet toegestaan, waarbij het bepaalde in artikel 14.2.2 b en artikel 14.2.3 van overeenkomstige toepassing is;
b        Ten behoeve van de uitbreiding van hoofdgebouwen mag worden gebouwd, mits door de uitbreiding het bestaande bebouwd oppervlak van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzagenlegging van het ontwerpbestemmingsplan met niet méér dan 25% van dezelfde functie wordt vergroot;
c         De gevels van gebouwen moeten in of achter de voorgevelrooilijn worden geplaatst;
d        De goothoogte respectievelijk bouwhoogte is minimaal gelijk aan de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw op één van beide belendende percelen, daar waar die goothoogte respectievelijk bouwhoogte het kleinst is;
e         De goothoogte respectievelijk bouwhoogte is maximaal gelijk aan de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw op één van beide belendende percelen, daar waar die goothoogte respectievelijk bouwhoogte het grootst is;
f          Het maximale bebouwingspercentage bedraagt 80% per bouwperceel.

 

14.2.3        Bijgebouwen:

Bij ieder hoofdgebouw binnen deze bestemming mogen op het bijbehorende erf, zijnde de gronden gelegen achter de voorgevelrooilijn, bijgebouwen worden gebouwd met dien verstande dat:

a         de bijgebouwen tenminste 3.00 m achter het verlengde van de voorgevels van het hoofdgebouw worden geplaatst, tenzij het een aan de wegzijde gelegen open stallingruimte voor personenauto’s betreft;
b        het totale grondoppervlak van de bijgebouwen, mag per bouwperceel voor de in artikel 14.1 aangegeven omschrijving niet meer dan 70 m² bedragen. Het bepaalde in artikel 14.2.2 f is hier van overeenkomstige toepassing;
c         bijgebouwen met een kap met een dakhelling van maximaal 45° mogen worden gerealiseerd met een goothoogte van 2.70 m en een bouwhoogte van maximaal 5.00 m of met een platdak, waarbij de bouwhoogte maximaal 3.00 m mag zijn. Indien de bijgebouwen aansluitend aan het hoofdgebouw worden gerealiseerd, mag de goothoogte niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag.
 
14.2.4        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3.00 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1.00 m hoog en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2.00 m hoog mogen zijn. In afwijking hiervan mag bij hoekpercelen voor de voorgevelrooilijn de hoogte van de erfafscheiding aan één wegzijde ten hoogste 2.00 m bedragen mits deze tenminste 1.00 m achter de perceelsgrens wordt geplaatst.

 

naar boven


artikel 15        verkeer

15.1        Bestemmingsomschrijving

15.1.1        De gronden aangewezen voor de bestemming ‘Verkeer’ zijn bestemd voor:
a         (Rijks)wegen en straten;
b        Bruggen en viaducten;
c         Water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
d        Voet- en fietspaden;
e         Parkeervoorzieningen;

 

15.1.2        alsmede voor:
a         Ter plaatse van de gronden met de aanduiding “onverhard”: het behoud van  onverharde wegen;
b        Ter plaatse van de aanduiding “tunnel”: een tunnel alsmede boven peil groenvoorzieningen.

 

15.1.3        Met daaraan ondergeschikt:
a         Openbare nutsvoorzieningen;
b        Landschappelijke, ecologische en groenvoorzieningen, inclusief waterpartijen en –gangen;
c         Water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
d        Evenementen.

15.2        Bouwregels

15.2.1        Op de als Verkeer bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in artikel 15.1 genoemde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
a         De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 15 m mag bedragen, met uitzondering van werken van beeldende kunst;
b        De bouwhoogte van bouwwerken op viaducten mag maximaal 6 m bedragen, gemeten vanaf de voet van het bouwwerk;
c         Ter plaatse van de aanduiding “tunnel” zijn boven peil bouwwerken ten behoeve van rijksweg A73 toegestaan;
d        De hoogte van de tunnel mag ten hoogste 0 m bedragen, behoudens voorzieningen bij de in- en uitgang waarvan de hoogte ten hoogste 10 m mag bedragen.

15.3        Aanlegvergunning

15.3.1        Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a         Het verharden van de op de verbeelding met de aanduiding “onverhard” aangeduide wegen/de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen.

 

15.3.2        Het in artikel 15.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a         Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
b        Reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

 

15.3.3        De in artikel 15.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden van de gronden.

 

15.3.4        Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen kunnen Burgemeester en Wethouders schriftelijk advies inwinnen bij de wegbeheerder omtrent eventueel te stellen voorwaarden.

 

naar boven


artikel 16        verkeer-spoor

16.1        Bestemmingsomschrijving

16.1.1        De gronden aangewezen voor de bestemming ‘Verkeer-Spoor’ zijn bestemd voor:
a         Spoortracé.

 

16.1.2        Met daaraan ondergeschikt:
a         Bijbehorende voorzieningen zoals portalen en seinpalen;
b        Openbare nutsvoorzieningen;
c         Groenvoorzieningen;
d        Water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

16.2        Bouwregels

16.2.1        Op de als Verkeer-Spoor bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in artikel 16.1 genoemde bestemmingen worden gebouwd met een hoogte van maximaal 10 m.

 

naar boven


artikel 17        water

17.1        Bestemmingsomschrijving

17.1.1        De gronden aangewezen voor de bestemming ‘Water’ zijn bestemd voor:
a         Water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
b        Groenvoorzieningen, eventueel in combinatie met infiltratievoorzieningen;
c         Bruggen;

met de daarbij behorende verhardingen, oevers, taluds en onderhoudspaden.

 

17.1.2        alsmede voor:
a         Ter plaatse van de aanduiding “tunnel”: een tunnel alsmede boven peil groenvoorzieningen.

17.2        Bouwregels

17.2.1        Op de als Water bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in artikel 17.1 genoemde omschrijving worden gebouwd
a         Met een hoogte van maximaal 3 m;
b        Ter plaatse van de aanduiding “tunnel” zijn boven peil bouwwerken ten behoeve van rijksweg A73 toegestaan;
c         De hoogte van de tunnel mag ten hoogste 0 m bedragen, behoudens voorzieningen bij de in- en uitgang waarvan de hoogte ten hoogste 10 m mag bedragen.

 

naar boven


artikel 18        wonen

18.1        Bestemmingsomschrijving

18.1.1        De gronden aangewezen voor de bestemming ‘Wonen’ zijn bestemd voor: woningen met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen en erven, alsmede aan huis verbonden beroepen.

 

Met daaraan ondergeschikt:

a         Verkeersvoorzieningen;
b        Parkeervoorzieningen;
c         Openbare nutsvoorzieningen;
d        Groenvoorzieningen;
e         Water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
f          Speelvoorzieningen.

 

18.1.2        Met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open terreinen.

18.2        Bouwregels

18.2.1        Op de als Wonen bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in artikel 5.1 genoemde bestemmingen worden gebouwd. Hierbij gelden, naast het bepaalde in artikel 32, de volgende voorwaarden:

 

18.2.2        Gebouwen
a         Nieuwbouw is binnen deze bestemming niet toegestaan behoudens vervangende nieuwbouw, waarop het bepaalde in artikel 18.2.2 b en artikel 18.2.3 van overeenkomstige toepassing is;
b        De voorgevel van het hoofdgebouw dient gelijk aan de voorgevel van de hoofdgebouwen op de belendende percelen binnen deze bestemming gesitueerd te zijn, met dien verstande dat, wanneer de voorgevels van de belendende percelen niet in dezelfde lijn zijn gelegen, de voorgevel van het hoofdgebouw gesitueerd dient te zijn binnen de zone tussen de voorgevels op de belendende percelen;
c         De goothoogte respectievelijk bouwhoogte is minimaal gelijk aan de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw op één van beide belendende percelen, daar waar die goothoogte respectievelijk bouwhoogte het kleinst is;
d        De goothoogte respectievelijk bouwhoogte is maximaal gelijk aan de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw op één van beide belendende percelen, daar waar die goothoogte respectievelijk bouwhoogte het grootst is;
e         De bouwhoogte van de garageboxen mag maximaal 3 meter mag zijn;

 

f          De afstand van de hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrenzen dient voor vrijstaande woningen tenminste 3.00 m en voor geschakelde woningen aan de niet aaneengebouwde zijde van het hoofdgebouw tenminste 3.00 m te bedragen;
g        1. Per bouwperceel voor wonen tot 200 m2 moet tenminste 30% onbebouwd blijven; onoverdekt is niet van belang voor de oppervlakte van het hoofdgebouw.
2. Per bouwperceel voor wonen tussen 200 m2 en 400 m2 moet tenminste 40% onbebouwd blijven;
3. Per bouwperceel voor wonen tussen 400 m2 en 600 m2 moet tenminste 50% onbebouwd blijven;
4. Per bouwperceel
voor wonen groter dan 600 m2 moet tenminste 60% onbebouwd blijven;

 

18.2.3        Bijgebouwen

Bij ieder hoofdgebouw binnen deze bestemming mogen op het bijbehorende erf, zijnde de gronden gelegen achter de voorgevelrooilijn, bijgebouwen worden gebouwd met dien verstande dat:

a         De bijgebouwen tenminste 3.00 m achter het verlengde van de voorgevels van het hoofdgebouw worden geplaatst. Een aan de wegzijde gelegen open stallingsruimte voor personenauto’s mag wel voor de voorgevelrooilijn worden geplaatst;
b        Het totale grondoppervlak van de bijgebouwen mag per bouwperceel voor de in artikel 18.1.1 aangegeven omschrijving niet meer dan 70 m2 bedragen. Het bepaalde in artikel 18.2.2 g is hier van overeenkomstige toepassing;
c         Bijgebouwen mogen met een kap worden gerealiseerd met een goothoogte van maximaal 2.70 m en een bouwhoogte van maximaal 5.00 m of met een plat dak waarbij de bouwhoogte maximaal 3.00 m mag bedragen. Indien de bijgebouwen aansluitend aan de woning worden gerealiseerd, mag de goothoogte niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag.

 

18.2.4        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3.00 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1.00 m hoog en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2.00 m hoog mogen zijn. In afwijking hiervan mag bij hoekpercelen voor de voorgevelrooilijn de hoogte van de erfafscheiding aan één wegzijde ten hoogste 2.00 m bedragen mits deze tenminste 1.00 m achter de perceelsgrens wordt geplaatst.

18.3        Ontheffing van de bouwregels

18.3.1        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde onder artikel 18.2.4 voor het bij hoekpercelen op de perceelsgrens plaatsen van de daar bedoelde erfafscheiding onder de voorwaarden dat de erfafscheiding:
a         het vrije uitzicht van het wegverkeer niet mag belemmeren, en voor het wegverkeer ook niet op andere wijze hinder of gevaar mag opleveren, en/of;
b        geen fundamentele inbreuk op de groene dan wel open structuur mag plegen.

18.4        Ontheffing van de gebruiksregels

18.4.1        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde onder artikel 18.1 voor de uitoefening van bedrijven, vallende onder de kleine economie, met dien verstande dat:
a         de oppervlakte van de gebouwen welke voor de bedrijfsuitoefening wordt gebruikt, niet meer dan 50% van de begane grond en maximaal 30% van het totale vloeroppervlak van de woning en bijgebouwen als zodanig mag worden gebruikt. De totale oppervlakte van de activiteit mag niet meer dan 25 m2 bedragen;
b        er geen onevenredige hinder mag worden toegebracht aan de kwaliteit van het woonmilieu;
c         door de uitoefening van de activiteit het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig mag veranderen, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest. Dit houdt onder meer in dat geen grote reclame-uitingen aan of bij de woning geplaatst mogen worden;
d        het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die de woonomgeving onevenredig belasten en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeerplaatsen noodzakelijk worden, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen of in de omgeving voldoende beschikbare parkeerplaatsen zijn;
e         degene die de bedoelde activiteiten uitvoert tevens op hetzelfde perceel woont;
f          detailhandel alleen als ondergeschikte activiteit is toegestaan en uitsluitend van goederen die verband houden met de activiteit waarvoor de vrijstelling is verleend;
g        activiteiten die op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer meldings- c.q. vergunningsplichtig zijn, in beginsel niet worden toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat er geen overlast voor de omgeving zal optreden, waarbij maximaal bedrijven uit categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven worden toegestaan.

 

18.4.2        Bij het verlenen van ontheffing door Burgemeester en Wethouders, zoals in artikel 18.4.1 omschreven, wordt de procedure in acht genomen zoals vermeld in artikel 31 (procedureregels) van deze regels.

18.5        Gebruik van gronden

18.5.1        Het omzetten van een ten tijde van de vaststelling van dit plan bestaand gebruik, niet zijnde wonen of speelvoorzieningen, naar wonen en/of speelvoorzieningen is uitsluitend mogelijk nadat uit een bodemonderzoek is gebleken dat de bodem voor dit gebruik geschikt is.
 

naar boven


artikel 19        leiding - brandstof

19.1        bestemmingsomschrijving

19.1.1        De gronden aangewezen voor de bestemming ‘Leiding - brandstof’ zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
a         een ondergrondse brandstofleiding ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding -brandstof;
b        het beheer en onderhoud van de leiding;
c         de bescherming van een binnen deze bestemming aanwezige pekelleiding;
d        de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

19.1.2        In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zijn op de in artikel 19.1.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

19.2        Verhouding basis-/dubbelbestemming

19.2.1        Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

19.3        bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag, binnen een afstand van 10 m aan weerszijden van de brandstofleiding, geen nieuw bouwwerk worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken geen gebouw zijnde, voor zover noodzakelijk voor een doelmatig beheer van de leiding, zoals meet- en regelkasten en afsluiterputten;

19.4        aanlegvergunning

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen is het, binnen een afstand van 10 m aan weerszijden van de brandstofleiding, verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a         het ontginnen, ontgronden, bodem verlagen of afgraven, ophogen en egaliseren;
b        het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
c         het graven van watergangen alsmede het aanleggen van een drainage;
d        het in de grond brengen van voorwerpen op een grotere diepte dan 30 cm;
e         het verrichten van graaf- en grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
f          het aanbrengen van gewassen of beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.

 

naar boven


artikel 20        leiding - gas 

20.1        bestemmingsomschrijving

20.1.1        De gronden aangewezen voor de bestemming ’Leiding - Gas’ zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
a         een ondergrondse hoofdtransportgasleiding ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding - gas;
b        het beheer en onderhoud van de leiding;
c         de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

20.1.2        In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zijn op de in artikel 20.1.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

20.2        Verhouding basis-/dubbelbestemming

20.2.1        Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

20.3        bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag:

a         binnen een afstand van 4 m aan weerszijden van de gasleiding geen nieuw bouwwerk worden gebouwd;
b        op de overige binnen de zone gelegen gronden geen nieuw bouwwerk ten behoeve van de in artikel 20.1.2 genoemde functies worden gebouwd.

20.4        ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 20.2 voor het toestaan van de in artikel 20.1.2 genoemde functies en het bouwen van bouwwerken ten behoeve van die functies, mits:

a         ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
b        advies is verkregen van de leidingbeheerder.

20.5        aanlegvergunning 

20.5.1        Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op de in artikel 20.2 a bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
a         het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
b        het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
c         het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
d        het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.

 

20.5.2        Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 20.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

 

20.5.3        Een aanlegvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

 

20.5.4        Geen aanlegvergunning is nodig voor:
a         andere-werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
b        andere-werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

 

naar boven


artikel 21        leiding - riool

21.1        Bestemmingsomschrijving

21.1.1        De gronden aangewezen voor de bestemming Leiding - Riool zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
a         een ondergrondse rioolwatertransportleiding ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding - riool met een beschermingszone van totaal 5,00 meter;
b        het beheer en onderhoud van de leiding;
c         de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

21.2        Verhouding basis-/dubbelbestemming

21.2.1        Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

21.3        bouwregels

21.3.1        In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

 

21.3.2        Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

 

21.3.3        Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.

21.4        ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel  21.1.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.

21.5        aanlegvergunning

21.5.1        Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op de in artikel 21.1.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
a         het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
b        het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
c         het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
overige waterpartijen;
d        het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.

 

21.5.2        Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 21.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

 

21.5.3        Een aanlegvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

 

21.5.4        Geen aanlegvergunning is nodig voor:
a         andere-werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
b        andere-werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

 

naar boven


artikel 22        waarde - archeologie

22.1        Bestemmingsomschrijving

22.1.1        De gronden aangewezen voor de bestemming ‘Waarde - archeologie’ zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
a         Het herstel, het behoud en de ontwikkeling van de archeologische waarden.
b        Voor de omschrijving van de bestemming waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

22.2        Verhouding basis-/dubbelbestemming

22.2.1        Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

22.3        Bouwregels

22.3.1        Op of in de voor waarde - archeologie bestemde gronden mag geen bebouwing worden opgericht met uitzondering van die andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen en noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de gronden, een en ander tot een hoogte van maximaal 2.00 m.

22.4        Ontheffing van bouwregels

22.4.1        Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 22.2, voor de omschrijving van de bestemming waarmee deze dubbelbestemming samenvalt, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de archeologische waarden.

 

22.4.2        Bij het verlenen van vrijstelling als bedoeld in artikel 22.4.1 wordt de procedure in acht genomen zoals vermeld in artikel 31 (procedureregels) van deze regels.

22.5        Aanlegvergunning

22.5.1        Het is verboden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of of werkzaamheden uit te voeren:
a         ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
b        Het graven en dempen van waterpartijen en watergangen;
c         Het aanleggen van drainage;
d        Het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
e         Het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm, behalve indien deze in het kader van onderzoek naar mogelijke historische vindplaatsen worden uitgevoerd.

 

22.5.2        Het in artikel 22.5.1 bepaalde is niet van toepassing:
a         Voor werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
b        Werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
c         Werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.
 
22.5.3        De werken of werkzaamheden, als bedoeld onder artikel 22.5.1, zijn slechts toelaatbaar indien hierdoor geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de archeologische waarden.

 

22.5.4        Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 22.5.1 wordt slechts verleend indien er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de voorkomende archeologische waarden. Daarnaast kan vergunning worden verleend indien de vindplaats voldoende is onderzocht en eventuele bodemvondsten naar elders zijn overgebracht. Een aanlegvergunning kan slechts worden verleend nadat terzake advies is ingewonnen van de Provinciaal Archeoloog; de beslissing met betrekking tot de aanlegvergunning wordt aan de Provinciaal Archeoloog meegedeeld.

 

naar boven


artikel 23        waterstaat - waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie

23.1        Bestemmingsomschrijving

23.1.1        De gronden aangewezen voor de bestemming ‘Waterstaat - waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie’ zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor inundatiegebied ten behoeve van water van de rivier de Roer en de aangeduide beschermingszone van de waterkering, welke gelegen is aan de voet van de waterkering en 10 m breed is, en voor primair water, inclusief bijbehorende beschermingszone, dat door natuurlijke verplaatsing zijn bedding kan verleggen (meandering).

23.2        Verhouding basis-/dubbelbestemming

23.2.1        Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

 

naar boven


artikel 24        waterstaat - waterkering

24.1        Bestemmingsomschrijving

24.1.1        De gronden aangewezen voor de bestemming ‘Waterstaat - waterkering’ zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het onderhoud, voor de bereikbaarheid, de beveiliging en de eventuele toekomstige herinrichtingen of verbeteringen van de aan deze zone grenzende waterkering.

24.2        Verhouding basis-/dubbelbestemming

24.2.1        Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

24.3        Bouwregels

24.3.1        Op of in de voor beschermingszone waterkering bestemde gronden mag geen bebouwing worden opgericht met uitzondering van die andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen en noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de waterkering, een en ander tot een hoogte van maximaal 2.00 m.

24.4        Ontheffing van de bouwregels

24.4.1        Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 24.3.1 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de ter plaatse op de verbeelding aan deze gronden gegeven andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de waterkering. De beheerder van de waterkering wordt vooraf schriftelijk om advies gevraagd.

 

24.4.2        Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 24.4.1 wordt de procedure in acht genomen zoals vermeld in artikel 31 (procedureregels) van deze regels.

 

naar boven

 


3   algemene regels

artikel 25        anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

artikel 26        algemene gebruiksregels

26.1        Verboden gebruik

26.1.1        Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 eerste artikel Wro wordt in elk geval verstaan:
a         Het plaatsen of geplaatst houden van kampeerwagens, (sta)caravans;
b        Vouwwagens of daaraan gelijk te stellen zaken;
c         Het opslaan van materialen en voorwerpen behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
d        Het al dan niet ten verkoop opslaan van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
e         Het gebruiken als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
f          Het gebruik van de gronden en/of opstal als seksinrichting.

26.2        Uitzonderingsregel

26.2.1        Het bepaalde in lid 26.1.1 is niet van toepassing voor zover het betreft het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen.

26.3        Ontheffing

26.3.1        Burgemeester en Wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in artikel 26.1.1 van dit artikel, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

26.3.2        Bij het verlenen van ontheffing door Burgemeester en Wethouders, zoals in artikel 26.1.1 omschreven, wordt de procedure in acht genomen zoals vermeld in artikel 31 (procedureregels) van deze regels.

 

naar boven


artikel 27        algemene aanduidingsregels

27.1        geluidzone industrie

27.1.1        aanduidingomschrijving

de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘Geluidzone industrie’ is, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

27.1.2        bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelig gebouw worden gebouwd.

27.1.3        ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 27.1.2 voor het bouwen van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

27.2        veiligheidszone - lpg

27.2.1        aanduidingomschrijving

de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘Veiligheidszone LPG’ zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een LPG-installatie.

27.2.2        In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zijn op de in artikel 27.2.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.
27.2.3        bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de in artikel 27.2.2 genoemde functies.

27.2.4        ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in de artikelen 27.2.2 en 27.2.3 voor het toestaan van de in artikel 27.2.2 genoemde functies en het bouwen van gebouwen ten behoeve van die functies voor zover in overeenstemming met de andere bestemming, mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

27.3        vrijwaringszone - tunnel

27.3.1        aanduidingomschrijving

de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘Vrijwaringszone - tunnel’ zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de constructie en stabiliteit van de tunnel en de aanwezige grond- en waterkelder ten behoeve van de tunnel.

27.3.2        bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zijn op de in artikel 27.3.1 bedoelde gronden geen bouwwerken toegestaan, zulks met uitzondering van bouwwerken, welke samenhangen met de tunnel op de gronden met de aanduiding ‘Tunnel’.
27.3.3        ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 27.3.2 voor het toestaan van de in artikel 27.3.1 genoemde functies en het bouwen van bouwwerken, op of onder het maaiveld, ten behoeve van die functies voor zover in overeenstemming met de andere bestemming, mits de realisatie van het bouwwerk niet een zodanige belasting van de bodem oplevert dat er een onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan voor de constructie en/of stabiliteit van de tunnel.
27.3.4        aanlegvergunningstelsel
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en Wethouders op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of of werkzaamheden uit te voeren:
a         ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
b        het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
c         het verrichten van graafwerkzaamheden;
d        het heien of het in de grond brengen van andere voorwerpen.
27.3.5        Het in artikel 27.3.4 bepaalde is niet van toepassing:
a         Voor werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
b        Werken of werkzaamheden tot een diepte van 1.00 m onder maaiveld;
c         Werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.
27.3.6        Burgemeester en wethouders verlenen geen aanlegvergunning dan nadat de beheerder van de tunnel is gehoord.

 

naar boven

artikel 28        algemene ontheffingsregels

28.1.1        Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels ontheffing kan worden verleend, zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:
a         het met 15% afwijken van de toegelaten maten en percentages;
b        het oprichten van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten voor zover deze van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte, gemeten vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, niet meer bedraagt dan 15 m voor privé-gebruik en niet meer dan 40 m voor gemeenschappelijk gebruik;
c         het oprichten van waterretentiebekkens, met dien verstande dat:

1         de inhoud niet meer bedraagt dan 4000 m3;

2         ingeval van ondergrondse bekkens:

a         de bovenzijde van de bekkens minimaal 0.50 m onder het aangrenzende maaiveld blijft;

b         de putdeksels op maaiveldniveau gelegen zijn.

d        evenementen, voorzover:

1         de in de bestemmingsomschrijving beschreven gebiedswaarden niet onevenredig worden aangetast;

2         er geen mogelijkheid aanwezig is om het evenement te houden op het binnen de gemeente aangewezen evenemententerrein of het terrein niet geschikt is voor dit specifieke evenement.

 

28.1.2        Bij het verlenen van ontheffing door Burgemeester en Wethouders, zoals in artikel 28.1.1 omschreven, wordt de procedure in acht genomen zoals vermeld in artikel 31 (procedureregels) van deze regels.

28.2        Nadere eisen

28.2.1        Burgemeester en Wethouders kunnen bij de verlening van de ontheffing voorwaarden stellen ten aanzien van de situering van de onder artikel 28.1.1 bedoelde bouwwerken en voorzieningen teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing ten opzichte van de omgeving te waarborgen.

 

28.2.2        De in artikel 28.1.1 genoemde ontheffingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

naar boven

artikel 29        algemene wijzigingsregels

29.1        Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid a en b Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

29.1.1        het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 20%, indien in verband met ingekomen bouwaanvragen deze wijzigingen nodig zijn;
29.1.2        een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de uitvoering van een bouwplan waarvan realisering wenselijk of noodzakelijk wordt geacht, nodig zijn, mits de oppervlakte van een bestemmingsvlak met niet meer dan 20% wordt gewijzigd.

 

naar boven

 

artikel 30        uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

30.1        Uitsluitingsregel

30.1.1        De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a         De richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;
b        De bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c         De bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d        Het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse;
e         Hoofdtransportleidingen;
f          De parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
g        De ruimte tussen bouwwerken.

 

naar boven

artikel 31        algemene procedureregels

31.1        ontheffingsprocedure

a         Voor zover naar dit artikel wordt verwezen kunnen belanghebbenden gedurende een termijn van twee weken hun zienswijze kenbaar maken tegen de ontheffing;
b        Kennisgeving hiervan vindt plaats in het lokale huis-aan-huisblad en tevens langs elektronische weg.

 

naar boven

artikel 32        overige regels

32.1        Parkeren

32.1.1        Bepaling met betrekking tot het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein:
Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen van gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Op eigen terrein dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie, inclusief parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers, conform de parkeernormen zoals opgenomen in het parkeernota Roermond Beleidsvisie, vastgesteld door de gemeenteraad op 29 juni 2006. De tabel met de normen is als bijlage 1 bij deze regels opgenomen. Voor de toepassing dienen de norm uit de kolom ‘rest bebouwde kom’ gebruikt te worden.

 

32.1.2        Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd hiervan vrijstelling te verlenen van artikel 32.1.1 indien kan worden aangetoond dat dit geen nadelige invloed heeft op de parkeerbalans. Bij het opstellen van de parkeerbalans dient gebruik te worden gemaakt van de rekenmethodiek zoals wordt beschreven in de parkeernota Roermond Beleidsvisie.

32.2        Archeologisch onderzoek

32.2.1        Binnen het plangebied dient voorafgaande aan graafwerkzaamheden een archeologische verkenning plaats te vinden. Naar aanleiding van de resultaten van deze verkenning besluiten Burgemeester en Wethouders of er aanvullend onderzoek dan wel een archeologische opgraving noodzakelijk is. De verplichting tot dergelijk onderzoek dient in de voor de werkzaamheden benodigde vergunningen opgenomen te worden.

 

32.2.2        De verplichting tot het verrichten van archeologische verkenning als bedoeld in artikel 32.2.1 geldt niet indien:

-         vast staat dat geen archeologische relicten worden verstoord, of

-         de geplande grondwerkzaamheden een gebied beslaan kleiner dan 2500 m² en de werkzaamheden plaatsvinden minder dan 50 meter verwijderd van een eerdere vindplaats.

32.3        Boringsvrije zone Roerdalslenk

De gehele Roerdalslenk is als boringsvrije zone aangegeven in de Provinciale Milieuverordening (PMV). Het plangebied valt geheel binnen de Roerdalslenk en derhalve binnen de boringsvrije zone. Voor boringen of het roeren van gronden dieper dan 80 m beneden maaiveld geldt een verbod in het kader van de PMV. Boringen in de Roerdalslenk waarbij de in de ondergrond aanwezige afschermende kleilagen (Brunssumse Klei) worden aangeboord of doorboord, zijn niet toegestaan zonder een door Gedeputeerde Staten verleende ontheffing.

 

naar boven


4   overgangs- en slotregels

artikel 33        overgangsrecht

33.1        overgangsrecht bouwwerken

33.1.1        Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a         gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b        na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
33.1.2        Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 33.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 33.1.1 met maximaal 10%.
33.1.3        Artikel 33.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

33.2        overgangsrecht gebruik

33.2.1        Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
33.2.2        Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 33.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
33.2.3        Indien het gebruik, bedoeld in artikel 33.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
33.2.4        Artikel 33.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

33.3        hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

 

naar boven


artikel 34        slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Roerdal’.

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van                                        .

 

 

De voorzitter,             De griffier,

 

 

 

 

………………                    ………………

 

naar boven