Gemeente:
Brunssum
Plannaam:
Bestemmingsplan Centrum
Status:
Vastgesteld
Status Datum:
24-02-2010

Artikel 16 Wonen

 

16.1 bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. het bestaande aantal woningen ter plaatse van de aanduidingen:
        aaneengebouwd: aaneengebouwde woningen;
        gestapeld: gestapelde woningen;
        twee-aaneen: twee-aaneen gebouwde woningen;
        vrijstaand: vrijstaande woningen;

      1. nieuwbouw van woningen ter plaatse van de aanduiding maximum aantal wooneenheden waarbij het aangeduide aantal wooneenheden als maximum geldt;

      2. aan huis gebonden beroepen;

      3. parkeervoorzieningen;

      4. doeleinden van openbaar nut;

      5. groenvoorzieningen;

      6. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

      7. ontsluitingswegen en verhardingen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

Tevens zijn de gronden bestemd voor:

      1. ter plaatse van de aanduiding detailhandel, bestaande detailhandel;

      2. ter plaatse van de aanduiding horeca, bestaande horeca;

      3. ter plaatse van de aanduiding kantoor, een kantoor met maximaal 300 m² bedrijfsvloeroppervlak;

      4. ter plaatse van de aanduiding karakteristiek, behoud en bescherming van een beeldbepalend pand;

      5. ter plaatse van de aanduiding nutsvoorziening, een nutsvoorziening in de vorm van een gebouw;

      6. ter plaatse van de aanduiding onderdoorgang tevens een onderdoorgang;

      7. ter plaatse van de aanduiding parkeerterrein tevens een parkeerterrein;

      8. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van wonen - garageboxen, garageboxen.

16.2 bouwregels

 

16.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. gebouwd binnen het bouwvlak;

      2. afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens is bij woningen ter plaatse van de aanduidingen:
        vrijstaand: aan twee zijden minimaal 3 m;
        twee-aaneen: aan één zijde minimaal 3 m;
        aaneengebouwd: aan de niet-aangebouwde zijde van de eindwoningen minimaal 3 m;
        gestapeld: aan twee zijden minimaal 3 m.

met dien verstande dat op gronden met een naar de weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens (hoeksituaties) de voorgevelrooilijn van de aan die weg gelegen bebouwing niet mag worden overschreden;

      1. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan aangeduid, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte maximaal de ter plaatse aangeduide bouwhoogte geldt;

      2. een bouwlaag heeft een hoogte van maximaal 3,2 m;

      3. de inhoud van een grondgebonden woning bedraagt minimaal 250 m³ en maximaal 1.000 m³;

      4. de inhoud van een gestapelde woning bedraagt minimaal 150 m³;

      5. ter plaatse van de aanduiding nutsvoorziening mag een gebouw worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 3 m.

16.2.2 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen voldoet aan de volgende kenmerken:

      1. gebouwd binnen of buiten het bouwvlak;

      2. de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 5 m bedragen.

16.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Aan- en uitbouwen en bijgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht;

      2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd;

      3. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen tot in de zijdelingse perceelsgrens worden opgericht met dien verstande dat maximaal 50% van de zijdelingse perceelsgrens bebouwd mag worden;

      4. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen, in afwijking van het bepaalde in lid 16.2.3 onder b op een afstand van minimaal 2,4 m achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand van de aan- of uitbouw of het bijgebouw tot de openbare weg minimaal 5 m bedraagt;

      5. in afwijking van het bepaalde in lid 16.2.3 onder b is het toegestaan om per gestapelde woning / bovenwoning bijgebouwen op te richten tot op de voorgevelrooilijn met een maximum oppervlak van 20 m², met dien verstande dat een afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van minimaal 3 m in acht dient te worden genomen;

      6. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gelegen buiten het bouwvlak, bij een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 70 m²;

      7. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw bedraagt maximaal 3,2 m;

      8. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw bedraagt maximaal 6 m;

      9. een aan- en uitbouw en bijgebouw dient in, of op een minimale afstand van 1 m, van de zijdelingse perceelsgrens te worden geplaatst, met dien verstande dat maximaal 50% van de zijdelingse perceelsgrens bebouwd mag worden;

      10. de dakhelling van een aan- en uitbouw en bijgebouw opgericht tussen de voorgevelrooilijn en de achtergevelrooilijn bedraagt 45°;

      11. het maximale bebouwingspercentage per bouwperceel bedraagt 50 voor grondgebonden woningen en 60 voor gestapelde woningen.

16.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwwerken geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. de bouwhoogte is maximaal:

        1. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;

        2. carport, terrasoverkapping: 3,2 m;

        3. openbare verlichting en vlaggenmasten: 8 m;

        4. antennemasten: 12 m;

        5. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 3 m.

16.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot:

      1. de minimale en maximale maatvoering ten behoeve van de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;

      2. ten behoeve van de situering van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

wanneer dit noodzakelijk is:

      1. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

      2. ter voorkoming dat afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld, de parkeerbalans en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

16.4 ontheffing van de bouwregels

 

16.4.1 Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

      1. lid 16.2.1 onder a en toestaan dat een hoofdgebouw de bouwgrens aan de achterzijde van het bouwperceel met maximaal 3 m overschrijdt;

      2. lid 16.2.1 onder b voor het uitbreiden van een hoofdgebouw tot in de zijdelingse perceelsgrens en op gronden met een naar de openbare weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens (hoeksituaties), voor het overschrijden van de voorgevelrooilijn van de aan die openbare weg gelegen bebouwing;

      3. lid 16.2.3 onder b en toestaan dat een aan- of uitbouw of een bijgebouw tot op de voorgevelrooilijn wordt opgericht;

      4. lid 16.2.3 onder g en een goothoogte van maximaal 6 m toestaan voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen opgericht achter de achtergevelrooilijn;

      5. lid 16.2.3 onder g en een goothoogte toestaan, voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen opgericht tussen de voorgevelrooilijn en de achtergevelrooilijn, die gelijk is aan de eerste bouwlaag van de aangrenzende bebouwing en lid 16.2.3 onder h en een bouwhoogte toestaan, voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen opgericht tussen de voorgevelrooilijn en de achtergevelrooilijn, van 3 m boven de goothoogte;

      6. lid 16.2.3onder j en een dakhelling van 60° toestaan;

      7. lid 16.2.3 onder k voor het ophogen van het maximum bebouwingspercentage per bouwperceel naar 60;

16.4.2 Voorwaarden

Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 16.4.1 gelden de volgende voorwaarden:

      1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;

      2. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu;

      3. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

16.5 specifieke gebruiksregels

 

16.5.1 Consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsdoeleinden, detailhandel en horeca

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsdoeleinden, detailhandel en horeca wanneer het perceel gedurende een aaneengesloten periode van 2 jaren niet voor consumentverzorgende ambachtelijke activiteiten, detailhandel en horeca is gebruikt. In dat geval mag het perceel nog uitsluitend gebruikt worden voor de woonfunctie.

16.5.2 Aan huis gebonden beroep

De binnen deze bestemming gelegen bebouwing kan worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep met dien verstande dat:

      • de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd;

      • geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;

      • maximaal 30% van het vloeroppervlak tot een maximum van 35 m2 als zodanig mag worden gebruikt;

      • het aan huis gebonden beroep wordt uitgeoefend door de bewoner van het pand;

      • de woonuitstraling behouden blijft;

      • het aan huis gebonden beroep wordt uitgeoefend in de hoofdmassa en/of het aangebouwde bijgebouw; dan wel in een vrijstaand bijgebouw gelegen binnen een zone van 3 m uit de oorspronkelijke achtergevel;

      • de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed.

16.6 ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 16.1

      1. voor het toestaan van een consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteit waar geen aanduiding specifieke vorm van dienstverlening - consument verzorgende activiteiten is opgenomen, mits:

        1. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd;

        2. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaat of kunnen ontstaan;

        3. de oppervlakte maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 35 m2;

        4. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;

        5. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij
          de uitoefening van de consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteit.

      2. voor het toestaan van detailhandel en/of dienstverlening ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van centrum - dienstverlening en detailhandel, mits:

        1. de detailhandels- en/of dienstverleningsfunctie uitsluitend op de begane grond uitgeoefend wordt;

        2. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd;

        3. de belangen van derden niet onevenredig mogen worden geschaad;

        4. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan;

        5. de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed;

        6. geen afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

16.7 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding Wro - zone wijzigingsgebied - 8 de bestemming te wijzigen, ten behoeve van het realiseren van een kunstatelier annex galerie, met dien verstande dat:

      1. deze wordt gerealiseerd in de bestaande bebouwing van hoeve Orbons;

      2. de cultuurhistorische waarden van die bebouwing in acht worden genomen;

      3. de belangen van derden niet onevenredig mogen worden geschaad;

      4. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan;

      5. de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed;

      6. geen afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.