Artikel 11       Centrum C

 

Lid A.   Doeleindenomschrijving
De op de plankaart als Centrum C aangegeven gronden zijn bestemd voor:

-           detailhandel;

-           wonen;

-           kantoor/praktijkruimten;

-           horeca, zijnde (eet)café, fast-foodvestiging en/of restaurant;

-           consument verzorgend ambacht;

-           maatschappelijke voorzieningen;

-           voorzieningen van openbaar nut;

-           groenvoorzieningen inclusief speelvoorzieningen;

-           verkeer in de vorm van ontsluitingswegen, woonstraten, fiets- en voetpaden en bevoorradings-voorzieningen;

-           parkeervoorzieningen;

-           instandhouding en bescherming van archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen.

 

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de plankaart aangegeven "Leidingen L" en “Beschermd Dorpsgezicht BD” zijn primair de desbetreffende bepalingen van deze voorschriften van toepassing.

 

 

Lid B.   Beschrijving in hoofdlijnen         
Ter verwezenlijking van de onder lid A. genoemde doeleinden wordt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 9, het volgende beleid gevoerd:

1.         Ten aanzien van de onderlinge afstemming van de verschillende doeleinden gelden de volgende bepalingen:

-           centraal in de bestemming staat het behoud en de versterking van de winkelfunctie, hiermee in strijd zijnde ontwikkelingen moeten worden voorkomen;

-           detailhandel, horeca, kantoor/praktijkruimten  en consument verzorgende ambachten mogen behoudens vrijstelling alleen op de begane grond plaatsvinden;

-           kantoor en praktijkruimten zijn toegestaan met een bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 150 per vestiging;

-           de voorzieningen van openbaar nut nemen in de bestemming een ondergeschikte plaats in qua situering en omvang;

-           de verkeersvoorzieningen dienen ter ontsluiting van de gebieden en de aansluiting daarvan op het hoofdwegennet.

-           groenvoorzieningen dienen een bijdrage te leveren aan de verlevendiging en structurering van de openbare ruimte.

 

2.         Het beleid bij herinrichting van de openbare ruimte is gericht op de realisering van een integraal toegankelijke en een sociaal veilige omgeving. De inrichting van de openbare ruimte wordt daartoe afgestemd op de volgende uitgangspunten:

-           overzichtelijke beplanting;

-           obstakelvrije trottoirs;

-           voldoende straatverlichting.

 

3.         Het beleid is gericht op het bouwen volgens de principes van aanpasbaar, duurzaam en energiebewust bouwen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van uitloogbare materialen.

 

 

Lid C.   Gebruik van de grond voor bebouwing               
Op en in de tot Centrum C bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken worden opgericht die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.

1.         Voor gebouwen gelden daarbij de volgende bepalingen:

1.1.       op de plankaart is in het vak van de matrix de maximale goothoogte in meters per aaneengesloten gronden met de bestemming Centrum C aangegeven;

1.2.       op de in de bestemming begrepen gronden mogen naast de bestaande bebouwing geen nieuwe woningen worden opgericht, behoudens vervangende nieuwbouw;

1.3.       de bestaande hoofdgebouwen mogen met maximaal 30% van de bestaande oppervlakte  uitbreiden, mits de afstand tussen voor- en achtergevel niet meer dan

20,00 m. bedraagt, niet meer dan 60% van het bouwperceel wordt bebouwd en de inhoud van een grondgebonden woning maximaal 1.000 m3 en van een gestapelde woning maximaal 600 m3 bedraagt;

1.4.       de (voor)gevels van het hoofdgebouw moeten worden geplaatst in de op de plankaart aangegeven bouwgrens;

1.5.       de vrijstaande zijgevel in of minimaal 2,50 m. uit de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd;

1.6.       bijgebouwen mogen worden opgericht overeenkomstig het bepaalde in artikel 22.

 

2.         Voor andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

2.1.       de hoogte van andere bouwwerken mag maximaal 3,00 m. bedragen met uitzondering van:

-           erfafscheidingen die voor de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1,00 m. en achter de voorgevel maximaal 2,00 m. hoog mogen zijn;

-           voorzieningen voor de openbare verlichting die maximaal 8,00 m. hoog mogen zijn;

-           antennes en antennemasten die maximaal 12,00 m. hoog mogen zijn.

 

 

Lid D.   Vrijstellingsbevoegdheid
1.         Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen:

1.1.       van het bepaalde in lid C. sub 1.2 voor de bouw van vier grondgebonden woningen met bijgebouwen c.q. de bouw van maximaal 4 gestapelde woningen per aanvraag onder voorwaarden dat het bepaalde in lid C. in acht wordt genomen, voor zover dit van toepassing is  en mits:

-           de woningen passen binnen de regionale afspraken over verdeling van woningbouw;

-           uit onderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het betreffend gebruik en voor wat betreft het aspect bodem, het bodembeheerplan van de gemeente Landgraaf het toetsingskader vormt, met betrekking tot ontwikkelingen betreffende het gebruik en het bouwen;

1.2.       van het bepaalde in lid C. sub 1.3 met dien verstande dat bestaande hoofdgebouwen met maximaal 50% van de bestaande oppervlakte mogen uitbreiden mits de afstand tussen voor- en achtergevel maximaal 30,00 m bedraagt, niet meer dan 80% van het bouwperceel wordt bebouwd;

1.3.       van het bepaalde in lid B. sub 1, met dien verstande dat detailhandel, horeca, kantoor/praktijkruimten en consument verzorgende ambachten ook op de verdieping in combinatie met de begane grond zijn toegelaten ten behoeve van functies inherent aan het op de begane grond toegestane gebruik, zoals opslag, kantoor of kantine.

 

2.         Bij het verlenen van vrijstelling als bedoeld in dit lid dient het onderstaande in acht te worden genomen:

-           de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;

-           er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;

-           de parkeerbalans in de directe woonomgeving mag niet onevenredig nadelig worden of kunnen worden beïnvloed;

-           aan het stedenbouwkundig beeld- en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse mag geen afbreuk worden gedaan.

 

3.         Burgemeester en Wethouders nemen bij het toepassen van de vrijstellingsbevoegdheid de in artikel 24 gegeven procedure in acht.

 

 

Lid E.   Nadere eisen                
1.         Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in lid B. en C. van dit artikel nadere eisen stellen ten aanzien van:

1.1.       de situering en de afmetingen van de hoofdgebouwen en bijgebouwen;

1.2.       de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

2.         De nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

-           indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld, dan wel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing in de bestaande bebouwing;

-           ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.